In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De gedaagde, die in persoon verscheen, heeft de hoogte van de huurachterstand niet betwist, maar voerde aan dat hij geen uitkering meer ontvangt en afhankelijk is van huursubsidie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de huur en dat de huurachterstand op het moment van de uitspraak € 7.250,11 bedraagt. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de gedaagde in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen niet van geringe betekenis is en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.