In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de uitvoering van werkzaamheden aan het dak van de woning van de eiser. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. Bot, vorderde een vervangende schadevergoeding van € 19.347,40 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een reeks van gebeurtenissen waarin de gedaagde, ondanks eerdere betalingen van de eiser, in gebreke bleef bij het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden. De eiser had de gedaagde in gebreke gesteld en een onafhankelijke expert had vastgesteld dat de herstelkosten € 20.500,00 bedroegen. Na verrekening van de reeds betaalde bedragen, resteerde een vordering van € 17.000,00. De gedaagde voerde aan dat hij niet de juiste partij was en dat de hoofdaannemer, een ander bedrijf, verantwoordelijk was voor de tekortkomingen. De kantonrechter oordeelde echter dat de eiser de gedaagde terecht had gedagvaard, omdat de gedaagde als contractspartij kon worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat de gedaagde in verzuim verkeerde en dat de eiser recht had op vervangende schadevergoeding. De vordering werd toegewezen, inclusief de gevorderde expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser.