Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak van de stichting STICHTING VESTIA tegen een niet verschenen gedaagde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 februari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 februari 2022. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Benneker, heeft verzocht om verstek te verlenen tegen de gedaagde, die bewust niet is verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op de hoogte was van de inhoud van de dagvaarding en dat de gevorderde ontruiming niet onrechtmatig of ongegrond is.
De rechter heeft geoordeeld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de beëindiging van de huurovereenkomst per 1 maart 2022 en de ontruiming van de woning uiterlijk op 4 maart 2022. Eiseres heeft toegezegd het verstekvonnis niet ten uitvoer te leggen, mits de gedaagde zich aan de gemaakte afspraken houdt. De gedaagde is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.459,43.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter de gedaagde veroordeeld om de woning uiterlijk op 4 maart 2022 te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en personen die van zijn zijde in de woning verblijven. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de nakosten, die onder bepaalde voorwaarden zijn toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C. Sikkel.