In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2022, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. K.Y. van Oosten, en gedaagde, Stichting Havensteder, vertegenwoordigd door mr. S. Dik. Eiseres vorderde dat Havensteder geen vordering op haar had uit hoofde van vermeend illegaal aftappen van stroom in 2015 en dat Havensteder binnen vijf dagen na het vonnis de eindafrekeningen servicekosten 2016 en 2017, ter waarde van € 257,11, diende uit te betalen. Tevens vorderde eiseres een veroordeling van Havensteder in de proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de geschilpunten en dat deze afspraken zijn vastgelegd in een ondertekende vaststellingsovereenkomst. In deze overeenkomst verklaart Havensteder dat zij geen vordering op eiseres heeft uit hoofde van de vermeende diefstal van elektriciteit en dat zij eiseres hier in de toekomst niet meer mee zal confronteren. Havensteder heeft ook toegezegd de eindafrekeningen servicekosten en een proceskostenvergoeding aan eiseres te betalen.
De kantonrechter heeft de gemaakte afspraken in de vaststellingsovereenkomst bevestigd en vonnis gewezen in lijn met deze overeenkomst. De rechter heeft eiseres en Havensteder veroordeeld tot nakoming van de afspraken zoals vastgelegd in de overeenkomst van 19 januari 2022. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.