ECLI:NL:RBROT:2022:189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/10/623946 / HA ZA 21-749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een handelszaak naar de kantonrechter in verband met verknochte procedures

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 12 januari 2022 een vonnis uitgesproken in een incident. De eiser, [persoon A], heeft een dagvaardingsprocedure aangespannen tegen de gedaagde, [persoon B], met betrekking tot geschillen over het gebruik van een woning en de onderverdeling van appartementen. De eiser heeft tevens een verzoekschriftprocedure aanhangig gemaakt, waarin hij vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaars (VvE) vordert. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide procedures verknocht zijn en dat gezamenlijke behandeling en berechting van beide zaken noodzakelijk is om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. De rechtbank heeft daarom besloten de dagvaardingsprocedure te verwijzen naar de kantonrechter, waarbij de kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in het incident. De partijen zijn geïnformeerd dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van de kantonrechter, die gepland staat op 18 januari 2022. Tevens is hen meegedeeld dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. van Velzen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623946 / HA ZA 21-749
Vonnis in incident van 12 januari 2022
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. R.H.W. van Ewijk te Rotterdam,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. E. de Jongh te Den Haag.
Partijen zullen hierna [persoon A] en [persoon B] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 augustus 2021, met 8 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 12 producties;
  • de oproepingsbrieven van 21 oktober 2021 voor de mondelinge behandeling op 26 november 2021;
  • de akte overleggen van [persoon A] , met producties 9 tot en met 12;
  • de akte vermeerdering van eis tevens akte aanvullende productie, met producties 13 en 14;
  • de akte overlegging producties van [persoon B] , met producties 13 en 14. Productie 13 betreft de notulen van de vergadering van 28 oktober 2021 van de Vereniging van eigenaars [naam VvE] te Rotterdam (hierna: de VvE);
  • het e-mailbericht van 22 november 2021 van de rechtbank, waarbij [persoon A] wordt verzocht kenbaar te maken of hij beroep heeft ingesteld of zal instellen tegen de besluiten van 28 oktober 2021 van de VvE en zo ja wat zijn voorkeur heeft, het doorgaan van de mondelinge behandeling op 26 november 2021 of een gezamenlijke behandeling van beide zaken op een later moment;
  • de akte overleggen productie van [persoon A] , met productie 15. Deze productie betreft het verzoek van [persoon A] van 19 november 2021 tot vernietiging van een aantal besluiten van 28 oktober 2021 van de VvE, gericht aan de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank;
  • het e-mailbericht van 23 november 2021 van [persoon A] , waarin hij verzoekt om voeging van beide procedures;
  • het e-mailbericht van 23 november 2021 van [persoon B] , waarin hij zijn voorkeur uitspreekt voor het doorgaan van de mondelinge behandeling op 26 november 2021;
  • het e-mailbericht van 23 november 2021 van [persoon A] , met een reactie op het bericht van [persoon B] ;
  • het B8-formulier met productie 15 van [persoon B] ;
  • het e-mailbericht van 24 november 2021 van de rechtbank, waarbij partijen onder meer is meegedeeld dat de mondelinge behandeling op 26 november 2021 niet doorgaat en dat [persoon B] zich op de rol van 15 december 2021 nader kan uitlaten over het verzoek tot voeging van [persoon A] ;
  • de akte overlegging productie van [persoon A] , met productie 16.
1.2.
[persoon B] heeft zich op de rol van 15 december 2021 niet nader uitgelaten over het verzoek tot voeging van [persoon A] , waarna de rechtbank vonnis heeft bepaald in het incident tot voeging.

2..De beoordeling in het incident

2.1.
[persoon A] vordert dat de onderhavige dagvaardingsprocedure wordt gevoegd met de op 19 november 2021 door hem aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure met zaak- en rolnummer 9553815 \ VZ VERZ 21-1736. Volgens hem zijn deze twee zaken verknocht.
2.2.
[persoon B] stelt in zijn e-mailbericht van 24 november 2021 dat de dagvaardingsprocedure los staat van de besluiten van 28 oktober 2021 van de VvE en dat voeging niet in de rede ligt.
2.3.
[persoon A] vordert in de dagvaardingsprocedure onder meer dat [persoon B] wordt veroordeeld tot het ongedaan maken van (a) het gebruik van de [adres] als woning en (b) de onderverdeling van de appartementen aan de [straatnaam] in meerdere units.
[persoon A] vordert in de verzoekschriftprocedure onder meer vernietiging van de besluiten van 28 oktober 2021 van de VvE tot het verlenen van toestemming voor (a) het gebruik van de [adres] als woning en (b) het ondersplitsen van twee appartementsrechten aan de [straatnaam] .
2.4.
De beslissing op het verzoekschrift is mede van belang voor de beoordeling van (in elk geval) de in 2.3 weergegeven vorderingen in de onderhavige procedure. Zowel uit een oogpunt van proceseconomie als ter voorkoming van eventuele tegenstrijdige beslissingen acht de rechtbank gezamenlijke behandeling en berechting van beide zaken aangewezen. [persoon B] heeft weliswaar gesteld dat de zaken los van elkaar staan, maar hij heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd. Gelet hierop zal de onderhavige procedure met toepassing van artikel 220 lid 1 Rv in de stand waarin deze zich bevindt worden verwezen naar de kantonrechter.
2.5.
De kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in het incident.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op 18 januari 2022 om 13.30 uur;
3.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen hoe de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
3.4.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht op grond van artikel 8 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen en op 12 januari 2022 uitgesproken in het openbaar.
3194/1729