ECLI:NL:RBROT:2022:1898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
10/347027-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar voor personen en openlijke geweldpleging tijdens rellen in Rotterdam

Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de rellen op 19 november 2021 in Rotterdam. Tijdens deze rellen heeft de verdachte opzettelijk brand gesticht door een brandende fakkel in een politievoertuig te brengen, wat leidde tot de verbranding van het voertuig en gemeen gevaar voor andere goederen en levensgevaar voor aanwezige personen. De verdachte had een opruiende rol en filmde zijn daden terwijl hij juichend de rellen aanmoedigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn uitgebreide strafblad en de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van vier jaar moest krijgen, in plaats van de door de officier van justitie geëiste 36 maanden. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, waaronder de Nationale Politie en de eigenaresse van het Erasmushuis, voor de materiële schade die door de brand was veroorzaakt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van de openbare ordeverstoring en de gevolgen van het geweld tijdens de rellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/347027-21
Datum uitspraak: 15 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden,
met aftrek van voorarrest, alsmede tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een verbod om zich op te houden in het centrum van Rotterdam in een straal van één kilometer vanaf de Coolsingel voor de duur van 12 maanden, gerekend vanaf de datum van invrijheidsstelling voor de onderhavige feiten.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat door de brand in kwestie geen gemeen gevaar voor personen (levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel) te duchten was, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.1.2
Beoordeling
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen onder meer af dat de verdachte op 19 november 2021 te Rotterdam een brandende fakkel aan een persoon heeft gegeven en dat die persoon de brandende fakkel in een politievoertuig heeft gebracht, waardoor dat voertuig is verbrand. In het gebouw in de nabijheid waarvan het politievoertuig in brand stond, waren onder meer woningen gevestigd. Het wooncomplex bestaat uit meerdere etages. Achter verscheidene ramen in dat gebouw keken op dat moment mensen naar buiten. Door de hitte en de rook was het zeer goed mogelijk dat de brand daarnaar zou overslaan. Bij een evacuatie van het pand zouden mensen het pand moeten verlaten ter hoogte van het brandende voertuig. Dat was levensgevaarlijk. Door de brandweerlieden werd tevens opgemerkt dat het risico, voor de mensen die in het gebouw wonen, te groot zou worden als de brand niet snel zou worden geblust. De bewoners liepen gevaar voor hun leven. Er waren bovendien mensen die belden dat in hun complex al rook was gezien, hetgeen op zich al gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen oplevert.
Door op deze manier brand te stichten is naar algemene ervaringsregels aldus voorzienbaar dat gemeen gevaar voor personen te duchten was. Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1..primair

hij op 19 november 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende fakkel, te brengen in een politievoertuig, welk geparkeerd stond aan de Bulgersteyn, ten gevolge waarvan voornoemd politievoertuig is verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor andere geparkeerde politievoertuigen en het gebouw Erasmushuis gelegen aan de [adres] ) en aangrenzende
woning(en)/pand(en) in/aan de Bulgersteyn/Coolsingel, en
levensgevaar voor aanwezig(e) perso(o)n(en) in aangrenzende
woningen/panden aan de Bulgersteyn/Coolsingel en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aanwezige personen in aangrenzende woningen/panden aan de Bulgersteyn/Coolsingel,
te duchten was;

2.

Hij in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een politievoertuig
(welk geparkeerd stond aan de Bulgersteyn) door:
-een fakkel aan te pakken van een tot op heden onbekend gebleven persoon
en vervolgens voornoemde fakkel te brengen naar en te overhandigen aan de tot op heden onbekend gebleven verdachte welke voornoemde fakkel in het politievoertuig heeft gebracht
- voornoemde uitvoeringshandeling van de onbekend gebleven verdachte - te weten het
brengen van de brandende fakkel in het politievoertuig - en de steekvlam te filmen en- door juichgebaren, te maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
in eendaadse samenloop met

2..

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

De feiten zijn strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 19 november 2021 vond op de Coolsingel te Rotterdam ter hoogte van de Koopgoot een demonstratie plaats tegen het kabinetsbeleid ter bestrijding van het coronavirus COVID-19. Deze demonstratie is uitgelopen op grootschalige en zeer gewelddadige rellen in het centrum van Rotterdam. De verdachte is tijdens deze rellen bewust op zoek gegaan naar een brandende fakkel om deze fakkel vervolgens aan een ander door te geven, waarmee die persoon een voertuig van de politie in brand heeft gestoken. De verdachte had een opruiende rol in dit alles en filmde het geheel al juichend met zijn mobiele telefoon.
Door zijn handelen heeft hij niet alleen openlijk geweld gepleegd tegen dat politievoertuig, maar door de ontstane brand is die politieauto ‘
total loss’verklaard en is ook aanzienlijke roet- en glasschade ontstaan aan de gevel van het monumentale Erasmushuis, doordat het brandende voertuig daarnaast stond geparkeerd.
Dit zijn feiten met een gevaarzettend karakter die bijdragen aan in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid. Door de brandstichting heeft verdachte de slachtoffers ook aanzienlijke materiële schade toegebracht.
De verdachte heeft eveneens actief bijgedragen aan de uitzonderlijke grove verstoring van de openbare orde en aan het tegen de politie gerichte geweld op die bewuste dag.
De betrokken politieagenten hebben gerelateerd dat zij het gebezigde buitensporige geweld als zeer bedreigend hebben ervaren. Zij zagen zich, bij het uitoefenen van hun publieke taak tot handhaving van de openbare orde, geconfronteerd met een grote opgefokte mensenmassa en zijn ernstig in het nauw gedreven, waarbij zij zelfs genoodzaakt waren om (waarschuwings)schoten te lossen. Dergelijke zeer beangstigende ervaringen laten ook bij politiemensen en hun familieleden hun sporen na.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte een zeer uitgebreid strafblad heeft en vele malen eerder is veroordeeld, onder meer voor feiten gericht tegen het bevoegd gezag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden doet geen recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank legt de verdachte daarom een hogere gevangenisstraf op, te weten een van 4 jaar. Hierbij is meegewogen dat 1) de verdachte een zeer uitgebreid strafblad heeft, 2) hij deze feiten heeft gepleegd tijdens de tenuitvoerlegging van zijn ISD maatregel, 3) de (financiële) schade omvangrijk is, 4) de feiten niet alleen zeer gevaarzettend waren maar ook gericht waren tegen het bevoegd gezag en 5) de verdachte pas zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid heeft genomen nadat de politie het videomateriaal afkomstig uit zijn eigen telefoon beschreven had.
Gelet op de duur van deze straf, waarbij de verdachte lange tijd gedetineerd zal zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van de geëiste maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, nu de looptijd van die maatregel niet wordt opgeschort gedurende de tijd dat de verdachte rechtens van zijn vrijheid beroofd is. Daarmee heeft de maatregel dus geen toegevoegde waarde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
.Benadeelde partij [naam benadeelde]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , gevestigd te [plaats] , Duitsland, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 311.460,86 aan materiële schade, welke als volgt is opgebouwd:
Reinigen van de gevel (ingang kantoren) incl. balkons, kozijnen etc. € 5.550,-
Losse glasscherven verwijderen € 220,83
Instructie gevelinstallatie € 320,05
Advieswerkzaamheden brandschade € 5.369,98
Geraamde schade € 300.000,00
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat onvoldoende duidelijk is hoe hoog de exacte schade is en een onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafproces zal opleveren. Daarom dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vordering.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit om de vordering primair niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er op verschillende punten onduidelijkheden zijn; subsidiair heeft hij verzocht de vordering te matigen.
8.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (voldoende) gemotiveerd is weersproken, zal de vordering deels worden toegewezen ten aanzien van de gevorderde posten die zien op: reiniging van de gevel, het verwijderen van de losse glasscherven, de instructie van de gevelinstallatie en de advieswerkzaamheden brandschade.
Onduidelijk is of de benadeelde partij de BTW over deze bedragen kan terugvorderen van de Belastingdienst. Nu het gaat om een (buitenlandse) vennootschap die veelvuldig handelt in Nederland, gaat de rechtbank er, zonder andersluidende onderbouwing, die ontbreekt, vanuit dat de benadeelde partij ook een BTW-nummer hier te lande heeft en de BTW over de facturen derhalve kan aftrekken.
De rechtbank komt dan tot de volgende optelsom (ex BTW):
Reinigen van de gevel: € 4.586,78
Factuur glasscherven opruimen: € 182,50
Factuur instructie gevelinstallatie: € 264,50
Advieswerkzaamheden brandschade: € 4.438,00
TOTAAL € 9.471,78
De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 9.471,78
Onderzoek naar de gegrondheid van een hoger schadebedrag zou een uitgebreide
nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering (€ 300.000,-) kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht en in zoverre zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde] een schadevergoeding betalen van € 9.471,78 vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over het andere deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.
Benadeelde partij Nationale Politie
Als benadeelde partij heeft via haar gemachtigde [naam gemachtigde] zich in het geding gevoegd: Nationale Politie, eenheid Rotterdam, ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 16.000 aan materiële schade, als gevolg van het door brand
‘total loss’verklaarde politievoertuig.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering in zijn geheel hoofdelijk
dient te worden toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit om de vordering primair niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er op verschillende punten onduidelijkheden zijn; subsidiair heeft hij verzocht de vordering te matigen.
8.3. 2..
Beoordeling door de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De gevorderde materiële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of
ongegrond voor en zal in zijn geheel worden toegewezen, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van het gevorderde bedrag toereikend zijn.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden
toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk
aansprakelijk. Indien en voor zover mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte
in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag ter zake van
materiele schade vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 19 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal
de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op
heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij Nationale Politie een schadevergoeding betalen van € 16.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarovoer vanaf 19 november 2021.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van
het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 55, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de
1 primair en 2ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , gevestigd te [plaats] , Duitsland, te betalen een bedrag van
€ 9.471,78 (zegge: negenduizend vierhonderdeenenzeventig euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] , gevestigd te [plaats] , Duitsland voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 9.471,78 (zegge: negenduizend vierhonderdeenenzeventig euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 9.471,78,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
80 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale Politie, te betalen een bedrag van
€ 16.000,- (zegge: zestienduizend euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
19 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Nationale Politie te betalen
€ 16.000(hoofdsom,
zegge: zestienduizend euro ),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 16.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
115 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Daum en W.S. Korteling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht door een brandend stuk vuurwerk (fakkel), althans open vuur, te gooien/leggen/brengen in/tegen/op, althans in aanraking te brengen met, de stoelen, althans het interieur van een politievoertuig, (welke geparkeerd stond aan de Bulgersteyn), althans met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan voornoemd politievoertuig, geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor één of meer (andere) geparkeerde politievoertuig(en) en/of het gebouw Erasmushuis (gelegen aan de [adres] ) en/of één of meer aangrenzende
woning(en)/pand(en) in/aan de Bulgersteyn/Coolsingel, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor één of meer aanwezig(e) perso(o)n(en) in één of meer aangrenzende
woning(en)/pand(e)n aan de Bulgersteyn/Coolsingel, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer aanwezig(e) perso(o)n(en) in één of meer aangrenzende woning(en)/pand(en) aan de Bulgersteyn/Coolsingel,
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair:
één of meer tot op heden onbekend gebleven verdachte(n) op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door een brandend stuk vuurwerk (fakkel), althans open vuur, te gooien/leggen/brengen in/tegen/op/, althans in aanraking te brengen met, de stoelen, althans het interieur van een politievoertuig (welke geparkeerd stond aan de Bulgersteyn), althans met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan voornoemd politievoertuig, geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor één of meer (andere) geparkeerde politievoertuig(en) en/of het gebouw Erasmushuis (gelegen aan de [adres] ) en/of één of meer aangrenzende
woning(en)/pand(en) in/aan de Bulgersteyn/Coolsingel, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor één of meer aanwezig(e) perso(o)n(en) in één of meer aangrenzende
woning(en)/pand(en) aan de Bulgersteyn/Coolsingel,
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer aanwezig(e) perso(o)n(en) in één of meer aangrenzende woning(en)/pand(en) aan de Bulgersteyn/Coolsingel,
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
voornoemd stuk vuurwerk (fakkel), aan te pakken van een tot op heden onbekend gebleven
persoon en/of (vervolgens) voornoemd stuk vuurwerk (fakkel) te brengen naar en/of te
overhandigen aan de tot op heden onbekend gebleven verdachte welke voornoemd(e) stuk
vuurwerk (fakkel) heeft doen ontbranden/aangestoken en in het politievoertuig heeft
gegooid/gelegd/gebracht;

2.

hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten op/aan de Bulgersteyn en/of de Coolsingel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een politievoertuig
(welke geparkeerd stond aan de Bulgersteyn) door:
-een stuk vuurwerk (fakkel), aan te pakken van een tot op heden onbekend gebleven persoon
en/of (vervolgens) voornoemd stuk vuurwerk (fakkel) te brengen naar en/of te overhandigen aan de tot op heden onbekend gebleven verdachte welke voornoemd(e) stuk vuurwerk (fakkel) heeft doen ontbranden/aangestoken en in het politievoertuig heeft gegooid/gelegd/gebracht en/of
- voornoemde uitvoeringshandeling van de onbekend gebleven verdachte - te weten het
gooien/leggen/brengen van het brandend stuk vuurwerk (fakkel) in het politievoertuig - en/of de steekvlam te filmen en/of
- door één of meer juichgeba(a)r(en), althans (opzwepende) (arm)geba(a)r(en), te maken.