ECLI:NL:RBROT:2022:1942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
9293815 / CV EXPL 21-21555
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij lekkage tijdens vervoer van gevaarlijke goederen en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee ondernemingen in goederenvervoer, waarbij de eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, Tankconnect B.V., wegens wanbetaling. De eiser heeft in opdracht van Tankconnect chemicaliën vervoerd en stelt dat Tankconnect in gebreke is gebleven met de betaling van de facturen. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling is vastgesteld dat er een lekkage is geconstateerd op het voertuig van de eiser, wat heeft geleid tot extra kosten voor Tankconnect. De eiser heeft gevorderd dat Tankconnect wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.765,74, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tankconnect heeft op haar beurt een eis in reconventie ingesteld, waarbij zij de eiser aansprakelijk stelt voor de kosten die zijn gemaakt als gevolg van de lekkage, en vordert een bedrag van € 5.465,91. De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld. De rechter heeft geoordeeld dat de aansprakelijkheid voor de lekkage niet bij de eiser ligt, omdat de verplichtingen van de vuller volgens de ADR niet zijn nageleefd. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en de reconventionele vordering van Tankconnect afgewezen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9293815 / CV EXPL 21-21555
uitspraak: 18 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser]
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats eiser]
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. S.S. van Gijn (Schuit Polak van den Hout Advocaten), te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tankconnect B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. L.A.S. Boersen (De Uiterton Consultancy B.V.), te Leidschendam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ respectievelijk ‘Tankconnect’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 8 juni 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van [eiser], met één productie;
  • het tussenvonnis van 13 september 2021, waarin de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van Tankconnect;
  • de akte overlegging producties van Tankconnect;
  • de akte van [eiser].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. Daarbij is [eiser] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Aan de zijde van Tankconnect is [naam] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van Tankconnect. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is Tankconnect in de gelegenheid gesteld een nadere akte in te dienen. [eiser] heeft daar vervolgens bij akte op mogen reageren.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiser] en Tankconnect zijn beide ondernemingen in goederenvervoer. Tussen [eiser] en Tankconnect is op 30 maart 2020 een charterovereenkomst (hierna: de charterovereenkomst) gesloten.
2.2.
Uit hoofde van de charterovereenkomst heeft [eiser] in opdracht van Tankconnect in juli 2020 diverse malen goederen vervoerd.
2.3.
Op 22 juli 2020 heeft [eiser] in opdracht van Tankconnect chemicaliën bij ICT Rubis Terminal in Beveren (België) geladen en deze vervolgens vervoerd naar de MPET Terminal te Antwerpen (België) (hierna: de terminal) om aldaar te lossen. De afstand tussen ICT Rubis Terminal en de terminal is circa 6 km.
2.4.
Tijdens het laden van het voertuig diende [eiser] om veiligheidsredenen plaats te nemen in de kantine. Na het afronden en het verzegelen van de lading door de lader, is er tijd voor een visuele inspectie. Bij aankomst op de terminal is [eiser] – na aanmelding - toegelaten tot de checkstraat van de terminal. Daar is bij inspectie door een medewerker van de terminal een lekkage/spil geconstateerd op het spatbord van de trekker waarmee de container is vervoerd. Vervolgens zijn de nodige veiligheidsmaatregelen getroffen, waarvoor Tankconnect kosten heeft moeten maken.
2.5.
[eiser] heeft van het incident telefonisch melding gedaan bij [naam], directeur van Tankconnect.
2.6.
[eiser] heeft voor de door hem verrichte werkzaamheden in opdracht van Tankconnect de volgende facturen aan Tankconnect gestuurd:
Datum
Nummer
Bedrag
04-08-2020
2020080036
€ 2.665,63
12-08-2020
2020080038
€ 2.157,43
26-08-2020
2020080041
€ 2.740,65

3..Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Tankconnect te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 8.765,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.563,71 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Tankconnect in de proceskosten alsmede de nakosten.
3.2.
Aan die vordering heeft Tankconnect, naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten, – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Tankconnect is, ondanks herhaalde aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige voldoening van het door haar aan [eiser] verschuldigde bedrag van in totaal € 7.563,71. Door de wanbetaling van Tankconnect zag [eiser] zich genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 753,19 (excl. btw) komen voor rekening van Tankconnect. Verder maakt [eiser] aanspraak op de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW, waaronder een bedrag van € 448,84 aan vervallen rente berekend tot de dag van dagvaarding.
3.3.
Het verweer van Tankconnect strekt tot afwijzing van de vordering. Tankconnect heeft een beroep gedaan op verrekening en heeft een eis in reconventie ingesteld.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
Tankconnect heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 5.465,91, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 8 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.2.
Aan die vordering heeft Tankconnect, naast de onder 2 genoemde vaststaande feiten, – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Op grond van artikel 7 van de charterovereenkomst en artikel 1.4.2.2.1.c van de Europese overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) rust op [eiser] als chauffeur van het voertuig de verplichting het voertuig visueel te inspecteren en non-conformities onverwijld te melden. Dit heeft [eiser] niet gedaan. Door na te laten een controle voor vertrek uit te voeren, heeft [eiser] ervoor gezorgd dat de verplichte veiligheidsprotocollen en dito mechanismen zijn geactiveerd en de kosten daarvan aan Tankconnect zijn doorbelast. Doordat [eiser] in strijd met zijn verplichtingen heeft gehandeld, is hij aansprakelijk voor de door Tankconnect geleden schade. De schade beloopt de kosten die zijn gemaakt voor de controle van [naam bedrijf] en de inzet van de brandweer en bedraagt € 13.029,62. Na verrekening met het door [eiser] in conventie gevorderde bedrag heeft Tankconnect nog een bedrag van € 5.465,91 van [eiser] te vorderen.
4.3.
Het verweer van [eiser] strekt tot afwijzing van de vordering. Daartoe heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat er geen sprake is van een tekortkoming aan zijn zijde omdat hij aan de op hem rustende verplichtingen heeft voldaan en hij daarom niet aansprakelijk kan worden gehouden voor enige schade. [eiser] heeft een visuele controle verricht en heeft daarbij geen bijzonderheden geconstateerd. Verder betwist [eiser] het bestaan en de hoogte van de door Tankconnect gestelde schade ter hoogte van € 13.029,62.

5..De beoordeling

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
Tankconnect heeft de verschuldigdheid en de hoogte van de facturen van [eiser] niet bestreden. De vordering van [eiser] tot betaling van die facturen ligt daarom voor toewijzing gereed, tenzij het beroep van Tankconnect op verrekening slaagt. Daarover wordt als volgt overwogen.
5.3.
Ingevolge artikel 6:217 BW heeft een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.
5.4.
Nu op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende duidelijk is geworden of Tankconnect (ook) als vervoerder moet worden aangemerkt, zal hierna – overeenkomstig de stellingen van partijen – worden uitgegaan van (enkel) [eiser] als vervoerder.
5.5.
Beoordeeld dient te worden of Tankconnect een opeisbare vordering heeft op [eiser]. De kantonrechter is van oordeel dat daar geen sprake van is en overweegt daartoe als volgt.
5.5.1.
Het gaat in deze zaak om vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Hierop is de Europese Overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (hierna: de ADR) van toepassing.
5.5.2.
Op grond van de ADR is de vervoerder (in beginsel) verantwoordelijk voor de belading. Artikel 1.4.2.2.1. onder c) van de ADR bepaalt dat de vervoerder na het laden door middel van een visuele controle moet vaststellen dat de voertuigen en de lading geen duidelijke gebreken, geen lekkage of scheuren vertonen, dat geen uitrustingsdelen ontbreken, enz.
5.5.3.
Zoals ter zitting is gebleken zijn partijen het erover eens dat tijdens het vullen van de tank van het voertuig residu naast het vulgat in de lekbak terecht is gekomen en dat het residu vervolgens bij het gaan rijden op het spatbord terecht is gekomen. Nadat het voertuig door de vuller is gevuld, is [eiser] rondom het voertuig gelopen om het voertuig visueel te controleren. Daarbij heeft [eiser] niet bovenop het voertuig gekeken, omdat dit – zo stelt hij – verboden was bij ICT Rubis Terminal. Hierdoor heeft [eiser] het morsen van de gevaarlijke vloeistof (ook wel ‘spil’ genoemd) niet geconstateerd. Volgens Tankconnect had [eiser] wél tijdens de visuele controle bovenop het voertuig moeten kijken, zodat hij de spil had kunnen constateren.
5.5.4.
Partijen zijn uitvoerig ingegaan op de vraag of het tot de verplichtingen van [eiser] behoort om bovenop het voertuig te kijken. Tankconnect heeft zich daarbij beroepen op het hiervoor genoemde artikel 1.4.2.2.1. onder c) van de ADR. In diezelfde ADR is echter in 1.4.3.3. onder g) en f) expliciet opgenomen dat de vuller er na het vullen van de tanks voor moet zorgen dat alle sluitingen dicht zijn en dat er geen lekkage optreedt en dat de vuller erop moet letten dat zich aan de buitenzijde van de door hem gevulde tanks geen gevaarlijke resten van de inhoud bevinden. Nog daargelaten of de visuele controle die [eiser] op grond van de ADR moet uitvoeren ook omvat dat [eiser] bovenop het voertuig had moeten controleren, is de kantonrechter gelet op die laatste bepalingen van oordeel dat in het onderhavige geval de spil van de gevaarlijke stof op het voertuig niet voor rekening en risico van [eiser] dient te komen. Weliswaar had [eiser] de spil kunnen ontdekken door bovenop het voertuig te kijken (al dan niet op de ICT Rubis terminal), maar het behoorde in de eerste plaats tot de verplichtingen van de vuller om de spil te constateren. Dat de vuller kennelijk niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, kan niet aan [eiser] worden toegerekend.
5.5.5.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de kosten die als gevolg van de spil door Tankconnect zijn gemaakt.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Tankconnect geen (opeisbare) vordering heeft op [eiser]. Dit betekent dat het beroep van Tankconnect op verrekening niet kan slagen. Evenmin is de reconventionele vordering toewijsbaar, zodat deze zal worden afgewezen. De vordering van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 7.563,71 zal, gelet op hetgeen onder 5.2 is overwogen, worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW, waaronder een bedrag van € 448,84 aan vervallen rente berekend tot de dag van dagvaarding, wordt als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen.
5.8.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daartoe heeft hij, althans zijn gemachtigde, gesteld dat zijn gemachtigde werkzaamheden heeft verricht die zijn aan te merken als buitengerechtelijke werkzaamheden waarvoor buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Tankconnect heeft deze stellingen van [eiser] echter gemotiveerd weersproken, zodat bewijslevering op dit punt dient plaats te vinden. Nu [eiser] geen concreet bewijsaanbod ter zake heeft gedaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen en worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
5.9.
Tankconnect wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie veroordeeld. De kosten in conventie worden vastgesteld op € 332,45 aan verschotten (€ 240,00 aan griffierecht en € 92,45 aan explootkosten) en € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 311,00). De kosten in reconventie worden vastgesteld op € 466,50 aan salaris voor de gemachtigde (1,5 punt à € 311,00).

6..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt Tankconnect om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 8.012,55 aan hoofdsom en vervallen rente, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 7.563,71 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Tankconnect in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
  • € 332,45 aan verschotten;
  • € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Tankconnect in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 466,50 aan salaris voor de gemachtigde;
in conventie en reconventie
veroordeelt Tankconnect tot betaling van het nasalaris, begroot op € 124,00, indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis is voldaan. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Indien van toepassing dienen beide bedragen te worden vermeerderd met btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555