In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, IQ Select B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en was sinds 15 maart 2021 als uitzendkracht werkzaam. Na een bedrijfsongeval op 12 april 2021 raakte hij volledig arbeidsongeschikt en ontving hij een Ziektewetuitkering. De werknemer vorderde in kort geding betaling van zijn loon vanaf 16 september 2021, omdat IQ Select volgens hem zonder deugdelijke grondslag was gestopt met het betalen van zijn loon. IQ Select verweerde zich door te stellen dat de arbeidsovereenkomst op 13 september 2021 van rechtswege was geëindigd en dat de werknemer zich met zijn bezwaren tegen de hoogte van de Ziektewetuitkering tot het UWV moest wenden.
De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst inderdaad op 13 september 2021 was geëindigd en dat de werknemer vanaf dat moment recht had op een Ziektewetuitkering. De kantonrechter concludeerde dat er geen recht meer was op doorbetaling van het loon, omdat de arbeidsovereenkomst niet meer bestond. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de scheiding tussen de verantwoordelijkheden van de werkgever en het UWV met betrekking tot Ziektewetuitkeringen en de beëindiging van arbeidsovereenkomsten.