ECLI:NL:RBROT:2022:1952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
FT EA 22/10 en FT EA 22/11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met een schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, mevrouw [persoon A]. Verzoekster heeft eenendertig schuldeisers, waaronder één preferente en dertig concurrente schuldeisers, met een totale schuldenlast van € 57.224,65. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij zij 7,08% aan de preferente en 3,54% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden, gebaseerd op een eerdere schuldenlast van € 47.621,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenlast is toegenomen, maar dat verzoekster, met hulp van schuldhulpverlening en een beschermingsbewindvoerder, in staat is om het aangeboden percentage te handhaven.

Capabel Onderwijsgroep B.V., een van de schuldeisers, heeft geweigerd in te stemmen met de aangeboden regeling en heeft betoogd dat verzoekster niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de dertig schuldeisers die wel instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van Capabel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel goed gedocumenteerd is en dat er aan alle waarborgen is voldaan om ervoor te zorgen dat verzoekster het maximale aan haar schuldeisers zal afdragen.

De rechtbank heeft het verzoek om Capabel te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Capabel veroordeeld in de kosten van de procedure. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling een gunstiger resultaat voor de schuldeisers zal opleveren. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 25 februari 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 5 januari 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Capabel Onderwijsgroep B.V., in behandeling bij GGN Mastering Credit B.V. (hierna: Capabel);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Capabel heeft voorafgaand aan de zitting, op 17 januari 2022, een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 2 februari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Sociale Zaken IJsselgemeenten (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw M. van der Zalm, werkzaam bij Stedam Bewind B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De rechtbank heeft verzoeker, schuldhulpverlening en de beschermingsbewindvoerder op
2 februari 2022 een brief gestuurd met het verzoek om aanvullende stukken aan te leveren. Een kopie van deze brief is op 9 februari 2022 aan Capabel toegestuurd.
Schuldhulpverlening heeft de rechtbank op 8 februari 2022 nadere stukken doen toekomen.
De rechtbank heeft Capabel een kopie van deze stukken toegestuurd op 15 februari 2022. Capabel heeft de rechtbank op 15 februari 2022 bericht dat zij kennis heeft genomen van de nagekomen stukken van schuldhulpverlening en haar verweer van 17 januari 2022 handhaaft.
De uitspraak was ter zitting bepaald op 23 februari 2022. De uitspraak is aangehouden en bepaald op heden. Partijen zijn hier op 15 februari 2022 van op de hoogte gesteld.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift eenendertig schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en dertig concurrente schuldeisers met vierendertig vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens de crediteurenlijst bij het WSNP-verzoek in totaal een bedrag van € 57.224,65 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 17 juni 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,08% aan de preferente schuldeisers en 3,54% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. In deze brief werd echter uitgegaan van een totale schuldenlast van € 47.621,00.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de arbeidsplicht tot 25 juni 2022 om medische redenen. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Schuldhulpverlening heeft in haar brief van 8 februari 2022 de rechtbank bericht dat zij het aangeboden percentage van 3,54% kan handhaven ondanks de hogere schuldenlast van
€ 57.224,65. De beschermingsbewindvoerder had bovenop de afloscapaciteit van verzoekster reeds een bedrag van € 1.700,00 gespaard. Het gehele bedrag wordt ingezet voor de schuldeisers. Nu de totale schuldenlast met bijna € 10.000,00 is toegenomen, zou verzoekster met de huidige afloscapaciteit ongeveer € 400,00 tekort komen om het aangeboden percentage van 3,54% te voldoen. De thans ingelegde € 1.700,- compenseert dit tekort ruimschoots, zodat de schuldeisers niet benadeeld worden door de hogere schuldenlast, aldus schuldhulpverlening.
Dertig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Capabel stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 7.234,80 op verzoekster, welke 12,64% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft Capabel zich op het standpunt gesteld dat verzoekster voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een Participatiewet-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoekster de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. Capabel heeft de rechtbank op 15 februari 2022 bericht dat zij kennis heeft genomen van de aanvullende stukken van schuldhulpverlening van
8 februari 2022 en dat zij haar verweer handhaaft.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Capabel bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Capabel in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Capabel een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 12,64%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertig van de eenendertig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten schuldhulpverlening IJsselgemeenten. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
In de aanbiedingsbrief was uitgegaan van een totale schuldenlast van € 47.621,00, echter bleek uit de crediteurenlijst bij het WSNP verzoek dat de totale schuldenlast was toegenomen tot een bedrag van € 57.224,65. Er is een prognose akkoord aangeboden, wat betekent dat de afloscapaciteit nog kan toe- of afnemen. Het is echter niet de bedoeling dat de afloscapaciteit afneemt omdat de totale schuldenlast is toegenomen. Uit de brief van
8 februari 2022 van schuldhulpverlening blijkt dat verzoekster bereid is om € 1.700,00 extra in te leggen. Met dit bedrag zorgt verzoekster ervoor dat het aangeboden percentage van 3,54% gehandhaafd kan worden, ondanks de verhoogde schuldenlast. Enig nadeel ten opzichte van de schuldeisers is hiermee weggenomen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot 25 juni 2022 om medische redenen. Verzoekster wordt bijgestaan door Welzijn Capelle, die verzoekster ook helpt met het contact met schuldhulpverlening en beschermingsbewind. Daarnaast is verzoekster thans onder behandeling bij een psycholoog. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij zich aan haar sollicitatieplicht zal houden, wanneer deze weer van toepassing is. Verzoekster heeft een prognose akkoord aangeboden, dit houdt in dat de afloscapaciteit nog kan toenemen als verzoekster een baan vindt en daarmee een hoger inkomen genereert dan zij momenteel ontvangt.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Capabel, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Capabel te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Capabel zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Capabel om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Capabel in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.