ECLI:NL:RBROT:2022:1953

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
C/10/629942 / JE RK 21-3200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van de beslissing op het verzoek van de Franse kinderrechter tot aanvaarding van de bevoegdheid inzake ouderlijke verantwoordelijkheid over minderjarigen verblijvend in Frankrijk

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de aanhouding van de beslissing op het verzoek van de Franse kinderrechter. Het verzoek betreft de aanvaarding van de bevoegdheid volgens artikel 15, lid 5, van de Brussel II-bis verordening, met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2], die verblijven in Frankrijk. De Franse kinderrechter had eerder de uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 31 juli 2022 en verzocht om de overdracht van de bevoegdheid naar Nederland. De kinderrechter in Rotterdam heeft vastgesteld dat, hoewel er een bijzondere band met Nederland is, er onvoldoende bewijs is dat de kinderen beter af zouden zijn binnen het Nederlandse jeugdzorgsysteem. De ouders zijn niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen in Nederland, wat de situatie compliceert. De kinderrechter heeft daarom besloten om de beslissing aan te houden en de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken om advies over de vraag of aanvaarding van de bevoegdheid in het belang van de kinderen is. De mondelinge behandeling is gepland op 17 februari 2022, waarbij de Raad en de ouders zullen worden gehoord.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/629942 / JE RK 21-3200
datum uitspraak: 17 januari 2022
in de zaak van

TRIBUNAL POUR ENFANTS te ALBI,

hierna te noemen: de jeugdrechtbank te Albi
gevestigd te Albi (Frankrijk)
betreffende:

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2008 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen: [naam kind 1] ,

en

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen: [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen: de moeder,

niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
laatst opgegeven adres: [adres moeder] ,
en

[naam vader] , hierna te noemen: vader

niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna BRP),
laatst opgegeven adres: [adres vader] .
In zijn adviserende en/of toetsende taak wordt in de procedure betrokken:

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam (Nederland).

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek van het Franse ministerie van Justitie (Direction des affaires civiles et du sceau) tot overname van de bevoegdheid d.d. 29 oktober 2021 (zaaksnummer: DEDIPE/357PDM2021) met bijlagen:
o het verzoek van de kinderrechter in de jeugdrechtbank te Albi tot overname van de bevoegdheid d.d. 25 oktober 2021;
o het vonnis opvoedingsondersteuning / verlenging uithuisplaatsing d.d. 29 juli 2021 (origineel en Nederlandse vertaling);
o afschriften van geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] (alleen de Nederlandse vertaling);
o jeugdhulprapporten van [naam kind 1] en [naam kind 2] d.d. 15 juli 2021 (alleen de Nederlandse vertaling);
o handgeschreven instemming van de moeder en de vader d.d. 22 september 2021 (origineel en Nederlandse vertaling) met aangehechte kopieën van hun paspoorten.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] berust in beginsel bij de ouders, maar is geschorst bij bevel van de kinderrechter in de jeugdrechtbank te Albi (hierna: de Franse kinderrechter) van 9 april 2021.
Bij vonnis van 29 juli 2021 heeft de Franse kinderrechter de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot en met 31 juli 2022.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in “[naam kindertehuis]” te [vestigingsplaats kindertehuis].

Het verzoek

De Franse kinderrechter heeft in voormeld vonnis van 29 juli 2021 aangekondigd contact op te nemen met haar Nederlandse collegae voor de overdracht van de opvang van [naam kind 1] en [naam kind 2] naar Nederland en een zo spoedig mogelijke terugkeer van de kinderen naar hun land van herkomst. De Franse kinderrechter heeft vervolgens de Nederlandse rechter op 25 oktober 2021 verzocht haar bevoegdheid over [naam kind 1] en [naam kind 2] te aanvaarden, overeenkomstig artikel 15 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en tot intrekking van de verordening (EG) 1347/2000 (hierna: Brussel II-bis).

De beoordeling

Het wettelijk kader
Artikel 15, Brussel II-bis biedt – kort gezegd – het gerecht dat bevoegd is te beslissen in een zaak met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid de mogelijkheid om die zaak over te dragen naar een gerecht van een andere lidstaat indien naar hun inzicht een gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, beter in staat is de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen.
Voor een dergelijke overdracht kunnen twee wegen worden bewandeld. Het gerecht kan de behandeling van de zaak aanhouden en de partijen uitnodigen om een daartoe strekkend verzoek te richten aan het gerecht van die andere lidstaat (lid 1, sub a) of zij kan het gerecht van een andere lidstaat verzoeken zijn bevoegdheid uit te oefenen (lid 1, sub b), welke bevoegdheid door het aangezochte gerecht al dan niet kan worden aanvaard. Gelet op het ingediende verzoek heeft de jeugdrechter laatstgenoemde route gekozen.
De vereisten voor aanvaarding
Bevoegdheid gerecht
[naam kind 1] en [naam kind 2] bevinden zich binnen het arrondissement van de Franse kinderrechter en hebben daar hun gewone verblijfplaats.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] in beginsel berust bij de ouders, maar is geschorst bij bevel van 9 april 2021.
Bij vonnis van 29 juli 2021 heeft de kinderrechter in de jeugdrechtbank Albi (hierna: de Franse kinderrechter) de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot en met 31 juli 2022.
De kinderrechter stelt vast dat dit een gevolg is van beslissingen als bedoeld in artikel 2, sub 4, Brussel II-bis, die betrekking hebben op de ouderlijke verantwoordelijkheid.
De ouders hebben bij schrijven van 22 september 2021 aangegeven akkoord te gaan met de overdracht van hun kinderen aan Nederland. De Franse kinderrechter is derhalve bevoegd een dergelijk verzoek te doen.
Een bijzondere band
De jeugdrechter stelt op basis van de in zijn verzoek genoemde feiten en omstandigheden dat [naam kind 1] en [naam kind 2] een bijzondere band hebben met Nederland, in de zin van artikel 15, 3e lid onder c, Brussel II-bis. De kinderen hebben immers de Nederlandse nationaliteit.
In het belang van het kind
Uit de stukken is naar voren gekomen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] in Frankrijk zijn geboren, de Nederlandse nationaliteit hebben, hun gewone verblijfplaats in Frankrijk hebben en thans onder toezicht staan van “Aide Sociale à l’Enfance”.
Voorts is in de stukken te lezen dat tussen de Franse jeugdzorg en de ouders onenigheid heeft bestaan over de taal waarin zij met de kinderen converseren (de Nederlandse dan wel de Franse taal), dat zij de kinderen in het geheel niet meer bezoeken en dat de kinderen hebben aangegeven naar Nederland te willen terugkeren.
De kinderrechter begrijpt het verzoek van de Franse kinderrechter aldus dat het belang van de kinderen meebrengt dat zij zo spoedig mogelijk naar het land kunnen worden overgebracht waarmee zij het meest verbonden zijn en waar hun ouders woonachtig zijn
De ouders zijn, voor zover de Franse kinderrechter dat kan vaststellen, geremigreerd naar Nederland. De ouders hebben een verblijfsadres opgegeven in Nederland, te weten de [verblijfadres] .
Na raadpleging van de BRP is gebleken dat de ouders zich sindsdien niet in Nederland hebben ingeschreven. De moeder is sinds 10-9-2019 nergens in Nederland ingeschreven. De laatste mutatie d.d. 03-12-201 in de BRP betreft de vader:
Op basis van deze informatie kan de kinderrechter dus niet vaststellen dat de ouders zich in Nederland hebben gevestigd en daar hun gewone verblijfplaats hebben. Er zijn ook overigens geen feiten bekend die op een duurzaam verblijf van de ouders in Nederland wijzen. Op grond van de registraties in de BRP kan de rechtbank zelfs niet met zekerheid uitsluiten dat de ouders sinds hun vertrek uit Frankrijk niet in een andere (lid)staat zijn gaan verblijven.
Op grond van het voorgaande concludeert de kinderrechter dat ten aanzien van [naam kind 1] en [naam kind 2] weliswaar gesproken kan worden van een bijzondere band met Nederland, maar dat op dit moment niet zonder meer gesteld kan worden dat de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam beter in staat is dan de Franse kinderrechter om verzoeken te behandelen aangaande [naam kind 1] en [naam kind 2] en dat overdracht van de bevoegdheid in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is.
Indien de ouders, om hen moverende redenen, wisselende verblijfplaatsen in Europa hebben, kan de kinderrechter op basis van de huidige informatie niet met zekerheid stellen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] het beste af zouden zijn binnen het Nederlandse jeugdzorgsysteem.
De kinderrechter wil zich daarom nader laten informeren, alvorens tot een beslissing te kunnen komen.
Op voet van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de kinderrechter in elke stand van de zaak de Raad oproepen om het advies van de Raad in te winnen, indien hij dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk acht.
De stukken zullen in handen van de Raad worden gesteld voor onderzoek en advies, waarbij de kinderrechter de Raad verzoekt om hem (voorlopig) te adviseren over de vraag of aanvaarding van de bevoegdheid in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is.
De kinderrechter zal daarom de beslissing op het verzoek van de Franse kinderrechter aanhouden om de Raad en de ouders op te roepen, teneinde op de hierna te noemen mondelinge behandeling op dit verzoek gehoord te worden.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt aan de beslissing tot aanvaarding van de bevoegdheid overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de Brussel II-bis verordening ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
En alvorens verder te beslissen:
Bepaalt dat het verhoor van de Raad en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
17 februari 2022 te 14:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter;
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad;
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking wordt toegezonden aan de kinderrechter in de jeugdrechtbank te Albi (
TRIBUNAL POUR ENFANTS te ALBI);
Gelast dat de ouders tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip dienen te worden opgeroepen per Staatscourant en per reguliere oproeping op het door hen opgegeven verblijfsadres.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.