Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
De echtscheiding is inmiddels ingeschreven bij de gemeente.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is er een geschil ontstaan over het huurrecht van een woning na een echtscheiding. Partijen, een vrouw en een man, zijn op 11 juli 2003 in Syrië getrouwd en hebben drie minderjarige kinderen. De vrouw heeft op 23 februari 2021 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, waarna de echtscheiding op 2 augustus 2021 door de rechtbank Rotterdam is uitgesproken. In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de vrouw het huurrecht van de woning zal verkrijgen. De vrouw vordert in kort geding dat de man zich binnen tien dagen na de uitspraak uit de woning uitschrijft en deze verlaat, op straffe van een dwangsom. De man betwist deze vordering en stelt dat hij in de woning mag blijven totdat hij een nieuwe woning heeft gevonden. De kantonrechter heeft de eis in reconventie van de man niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet tijdig was ingediend. De kantonrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering en dat het huurrecht van de woning aan haar toekomt. De man wordt veroordeeld om zich uit te schrijven en de woning te verlaten, met een dwangsom van € 250,- per dag, tot een maximum van € 5.000,-. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.