In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoeker, die kampt met financiële problemen, heeft een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder één schuldeiser die weigerde in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker veertien schuldeisers heeft, met een totale schuld van € 132.753,30. Verzoeker heeft een regeling aangeboden waarbij hij 4,08% aan de preferente schuldeisers en 2,04% aan de concurrente schuldeisers zou betalen, gefinancierd door een saneringskrediet. Tijdens de zitting bleek dat de afloscapaciteit van verzoeker was gedaald van € 90,25 naar € 54,00 per maand, maar de schuldhulpverlening heeft aangegeven dat het aanbod gehandhaafd kan worden.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van de schuldeiser die weigerde in te stemmen. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de noodzaak voor 24-uurszorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de dertien schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan de weigerende schuldeiser opgelegd. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.