Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser 1],
[naam eiser 2],
1..De procedure
- het exploot van dagvaarding van 17 maart 2021, met producties (1 t/m 4);
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met producties
- de brieven van deze rechtbank van 14 juni 2021 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 15 september 2021;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie-5;
- de akte productieoverzicht namens [naam gedaagde] van 15 september 2021 (1 t/m 9), met producties 6 t/m 9;
- de akte productieoverzicht namens [naam gedaagde] van 15 september 2021 (1 t/m10), met productie-10;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 september 2021;
- de antwoordakte namens [eisers] van 10 november 2021, met productie-6;
- de antwoordakte namens [naam gedaagde] van 8 december 2021.
2..De feiten
3..Het geschil
i) om aan [naam eiser 1] te voldoen een bedrag van € 94.245,25, te vermeerderen met een rente van 2,5%, te rekenen vanaf 14 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
ii) om aan [naam eiser 2] te voldoen een bedrag van € 50.500,00, te vermeerderen met een rente van 2,5%, te rekenen vanaf 14 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
iii) te voldoen aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2] een bedrag van € 2.372,72 aan buitengerechtelijke kosten;
iv) in de kosten van de procedure.
i) te vernietigen de door [verweersters] als productie 1 en 2 overgelegde overeenkomsten, althans deze overeenkomsten vernietigd te verklaren;
ii) te verklaren voor recht dat de schulden voortvloeiende uit de door [verweersters] als productie 1 en 2 overgelegde overeenkomsten verknochte schulden van wijlen [naam 1] zijn en [verweersters] geen vorderingsrecht toekomt nu deze schulden niet in de gemeenschap zijn gevallen;
iii) te verklaren voor recht dat [naam eiseres] eerst na de ontbinding van de gemeenschap hoofdelijk met wijlen [naam 1] voor de door [verweersters] (gepretendeerde)
iv) veroordeling van [verweersters] in de kosten van dit geding.
4..De beoordeling
met dien verstande …”) van artikel 1:102 BW niet de toewijsbaarheid van de vordering beperkt tegen die echtgenoot, maar slechts de verhaalsmogelijkheden ter zake van die vordering. De rechter is daarom niet gehouden om, ook zonder dat daarom is verzocht, in het dictum die reeds uit de wet voortvloeiende beperking aan de toewijzing van de vordering te verbinden.
Kamerstukken I, 2008/09, 28867, p. 10). Wel kunnen er aan de betwisting van de ex-echtgenoot dat een bepaald goed door hem is verkregen in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, verzwaarde motiveringseisen worden gesteld. De feiten en omstandigheden omtrent de verdeling van de huwelijksgemeenschap liggen in verhouding tot een derde schuldeiser immers primair in zijn domein.
alles zal terugbetalen”, of woorden van gelijke strekking, ook wat [naam eiser 2] hem al dan niet via [naam eiser 1] heeft verstrekt. Dat [naam 1] en mogelijk ook zijn zoon [naam 5] een pinpas van haar zakelijke bankrekening hebben gekregen, zodat er ook op die wijze geld geleend kon worden door [naam 1], lijkt ook te volgen uit de uitgetypte gesprekken tussen [naam eiser 1] en [naam 1]. Maar gezien de gemotiveerde betwisting door [naam gedaagde] en de (vele) overgelegde bankafschriften en verklaringen, kan de rechtbank, zonder nader toelichting en specificering die ontbreekt, niet vaststellen welke bedragen [eisers] aan [naam 1] hebben geleend.
5..De beslissing
27 april 2022voor uitlating van [eisers] of zij bewijs willen leveren en zo ja, of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen, door een handschriftdeskundige, of door een ander bewijsmiddel;