Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. De gemeente Rotterdam, als een van de schuldeisers, weigerde in te stemmen met deze regeling, die een betaling van 2,76% aan de preferente en 1,38% aan de concurrente schuldeisers inhield. Verzoeker had in totaal 21 schuldeisers, met een totale schuld van € 103.047,66. De rechtbank heeft de gemeente Rotterdam bevolen om in te stemmen met de aangeboden regeling, ondanks haar verzet op basis van artikel 60c van de Participatiewet, dat betreft vorderingen die na 1 januari 2013 zijn ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van de gemeente, die slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende heeft aangetoond dat hij actief op zoek is naar werk en dat zijn situatie stabiel is. De gemeente Rotterdam werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat werd bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, maar heeft de dwangakkoord goedgekeurd, waardoor verzoeker zijn schulden kan blijven aflossen.