ECLI:NL:RBROT:2022:2016

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
FT RK 22.64
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring van LEASEQ B.V. na erkenning van vorderingen door verweerster

Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak betreffende LEASEQ B.V. De rechtbank heeft het faillissement uitgesproken op verzoek van CARE4LEASE B.V., die een opeisbare vordering op LEASEQ B.V. heeft. Tijdens de zitting op 8 maart 2022 zijn de advocaten van verzoekster, mr. L.J.J. Kerstens en mr. G.P. de Gruijter, gehoord, evenals de bestuurders van verweerster. Verweerster heeft erkend dat zij in een toestand verkeert van opgehouden te betalen en heeft geen verweer gevoerd tegen de faillietverklaring.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een pluraliteit van schuldeisers en dat de vorderingen van verzoekster summierlijk zijn gebleken. Gezien de erkenning van de vorderingen door verweerster en de omstandigheden van de zaak, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot faillietverklaring toewijsbaar is.

In de beslissing heeft de rechtbank LEASEQ B.V. in staat van faillissement verklaard, mr. J.C.A.T. Frima benoemd tot rechter-commissaris en mr. J.O. Bijloo als curator aangesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 15 maart 2022
VONNIS op het op 11 februari 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARE4LEASE B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
verzoekster,
advocaat: mr. L.J.J. Kerstens en mr. G.P. de Gruijter,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEASEQ B.V.,
gevestigd te Philippusweg 2,
3125 AS Schiedam,
statutair gevestigd te Rotterdam,
verweerster.

1.De procedure

Op 8 maart 2022 zijn in raadkamer gehoord, verzoekster, bij monde van haar advocaten
mr. L.J.J. Kerstens en mr. G.P de Gruijter. Namens verweerster is gehoord de heer
[naam 1] en de heer [naam 2] (middellijk bestuurders).
Voorafgaand aan de zitting heeft verzoekster op 7 maart 2022 nadere producties ingediend.
Ter terechtzitting zijn door verweerster nadere stukken overgelegd aan de rechtbank, welke na de zitting door verweerster aan verzoekster zijn doorgestuurd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunt van partijen

Voor zover van belang is door partijen het volgende aangevoerd.
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift en in haar pleitnotitie gesteld dat zij een opeisbare vordering heeft op verweerster en dat verweerster verkeert in een toestand van opgehouden zijn te betalen nu zij, naast de vordering van verzoekster, ook andere schulden onbetaald laat.
De heer [naam 2] , heeft namens verweerster ter zitting de vordering van verzoekster alsmede de steunvorderingen erkend. Verweerster voert geen verweer tegen het uitspreken van het faillissement.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verweerster de opeisbare vorderingen van verzoekster heeft erkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vorderingsrechten van verzoekster op verweerster summierlijk is gebleken. Tevens heeft verweerster de steunvorderingen erkend. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers.
De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart LEASEQ B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.C.A.T. Frima, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. J.O. Bijloo, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022 te 10:00 uur. [1]
de griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.