ECLI:NL:RBROT:2022:2046

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
21/4144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, werkzaam als fitnessbegeleider, had zich op 28 september 2018 ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde de aanvraag op basis van een arbeidsongeschiktheid van 23,25%, wat betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld, met name haar angst- en depressieve klachten en PTSS.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de medische beperkingen adequaat waren vastgesteld. Eiseres had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de beoordeling van het Uwv konden weerleggen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het Uwv in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien zij in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/4144

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [woonplaats eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. van den Nadort),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 17 september 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres een uitkering geweigerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 23,25%.
Bij besluit van 17 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als fitnessbegeleider bij [naam bedrijf] . voor gemiddeld 24,83 uur per week. Zij heeft zich op 28 september 2018 wegens belemmerende gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een arts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 25 september 2020. [1] Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 76,75% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het Uwv geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Eiseres heeft in bezwaar geen arbeidsdeskundige bezwaren naar voren gebracht. Aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geoordeeld dat het eerdere verzekeringsgeneeskundige onderzoek juist is, heeft het Uwv geen aanleiding gezien om aan de juistheid van het arbeidsdeskundige onderzoek te twijfelen. Het Uwv heeft om die reden besloten dat een arbeidsdeskundige beoordeling door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet aan de orde is. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Zo zijn onder andere haar angst- en depressieve klachten en de PTSS-klachten niet op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Ook zijn de bevindingen uit het psychisch onderzoek en de aanwezige informatie van de behandelend sector niet op een deugdelijke wijze betrokken bij de medische beoordeling. In het bijzonder is eiseres van mening dat niet is uitgegaan van een actueel medisch oordeel door de arts van het Uwv. Er wordt in de rapportage uitgegaan van een verouderd psychiatrisch onderzoek uit 2013. Daarnaast had eiseres medische informatie meegenomen naar het spreekuur van de arts, maar uit de rapportage blijkt niet dat deze medische informatie is betrokken bij de beoordeling.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 25 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en psychisch onderzocht. De arts beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose. De arts heeft geen informatie opgevraagd, omdat er voldoende informatie aanwezig was.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 14 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Nieuw verkregen informatie tijdens de bezwaarprocedure betreft een intakeverslag van Maatschappelijk Werk veteraneninstituut van 30 november en 8 december 2004, een brief van een psycholoog van [naam stichting] van 31 januari 2005, een brief van [naam stichting] van 29 maart 2005, twee brieven van een psychiater van [naam stichting] van 27 oktober 2005 en 12 januari 2006, een brief van Delta van de psychiater van 1 maart 2007, een brief van een psycholoog van 4 juni 2007, een brief van Psytrec van een psycholoog van 15 februari 2016, brieven van de huisarts van 17 juli 2020 en 6 november 2020, een verzekeringsgeneeskundig onderzoek Invaliditeitspensioen van 8 maart 2021, een gespreksverslag ABP van 8 maart 2021, twee vraagstellingen voorzieningen van 15 april 2021 en een brief met bijlagen van de huisarts van 31 mei 2021 waaronder een brief van [naam 2] van een psycholoog van 18 mei 2021. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie voorwaarden voldoet. Als de arts niet alle medische informatie van eiseres heeft meegewogen, leidt dat er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat het onderzoek daardoor onzorgvuldig is, aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle medische informatie in zijn heroverweging heeft betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
De arts heeft de diagnose Posttraumatische stress stoornis (PTSS) gesteld. Volgens de arts is er geen sprake van ‘geen benutbare mogelijkheden’, omdat eiseres niet voldoet aan één van de uitzonderingscategorieën, zoals staat omschreven in het Schattingsbesluit. De arts benoemt dat er wel sprake is van een vermindering van benutbare mogelijkheden als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Eiseres heeft psychische beperkingen en er is bij het opstellen van de belastbaarheid rekening gehouden met deze klachten. De arts geeft aan dat eiseres met name beperkingen heeft op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. Tevens stelt de arts dat naast voornoemde beperkingen eiseres ook beperkt is ten aanzien van nachtdiensten en sterk onregelmatige diensten. De arts benoemt dat de tijdelijke urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week nog steeds van toepassing is in verband met energetische beperkingen ten gevolge van de PTSS waardoor het slapen verstoord is. Dit uit zich in medisch noodzakelijke recuperatiemomenten. De arts verwacht dat binnen één tot twee jaar een goede kans op relevante verbetering van de functionele mogelijkheden bestaat. Hoewel de psychiater in zijn rapportage van 8 februari 2013 heeft aangegeven dat er wat de PTSS betreft sprake is van een eindtoestand verwacht de arts dat er in het functioneren van eiseres nog verbetering mogelijk is. De arts benoemt dat eiseres met PTSS heeft kunnen functioneren in werk en dat eiseres daarnaast is aangemeld bij het Traumacentrum Nederland waar ze haar gaan behandelen. Dit zou volgens de arts niet gebeuren als er geen enkele verbetering te verwachten zou zijn. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 14 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij heeft dit als volgt onderbouwd. Er was op 25 september 2020 geen sprake van een volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden, omdat eiseres niet behoorde tot één van de uitzonderingscategorieën die staan vermeld in het Schattingsbesluit. Zo was er op de datum in geding geen sprake van een opname in een ziekenhuis of inrichting. Ook was er geen sprake van een volledige bedlegerigheid of een totaal onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Tenslotte is er bij eiseres geen diagnose bekend met een infauste prognose binnen afzienbare termijn. Zowel de arts als de verzekeringsarts [naam 1] (van het invaliditeitspensioen van ABP) constateren beperkingen op psychisch gebied. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit de verwoording van de belastbaarheid voor het overgrote gedeelte aan bij de bevindingen van verzekeringsarts [naam 1] . Ook zijn de genoemde klachten overwegend terug te vinden in het rapport van 18 mei 2021 van de psycholoog van [naam 2] zorg. Alles overziende is de verzekeringsarts bezwaar en beroep van mening dat in voldoende mate rekening is gehouden met de kwetsbare psychische toestand van eiseres specifiek met de overgevoeligheid voor prikkels en de snelle afleidbaarheid. Met de verhoogde emotionaliteit is rekening gehouden door eiseres onder meer te beperken in het sociaal functioneren op een fors aantal activiteiten die voor eiseres zeer stresserend zijn, zoals het hanteren van emoties van anderen, het omgaan met conflicten en het uiten van emoties. Ook is eiseres aangewezen op weinig contacten met klanten en/of patiënten. Met de slaapproblemen en de daarmee gepaard gaande moeheidsklachten is rekening gehouden door een urenbeperking op te leggen en eiseres niet in de nacht te laten werken. Ook onregelmatige werktijden zijn gecontra-indiceerd. Wat de vervoersproblematiek betreft kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep de arts volgen dat eiseres niet met het openbaar vervoer kan reizen. Ook is er sprake van angst om auto te rijden in de spits. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat een werkvervoersvoorziening nodig zal zijn om eiseres naar de werkplek te brengen als zij hiervoor in de spitsuren zou moeten reizen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met andere medische stukken. Eiseres heeft dit niet gedaan. Het medische stuk dat eiseres bij haar beroepschrift heeft overgelegd, betreffende het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 8 maart 2021 van verzekeringsarts [naam 1] , is namelijk niet nieuw. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 juni 2021 blijkt immers dat deze informatie al is meegewogen in de herbeoordeling in bezwaar. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 25 september 2020.
De arbeidskundige beoordeling
De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (267041) Assemblage medewerker elektronische producten;
- (315140) Medewerker postverzorging (intern);
- (111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 16 september 2020 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hier in beroep geen argumenten tegen aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De rechtbank vindt dan ook dat het Uwv voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 25 september 2020 met deze functies 76,75% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als fitnessbegeleider, zodat eiseres voor de overige 23,25% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiser per 25 september 2020 terecht geweigerd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier op 17 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 11 augustus 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.