ECLI:NL:RBROT:2022:2076

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
C/10/632954 / FA RK 22-729
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.C. Henriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz na termijnoverschrijding door de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer, stelde dat de officier van justitie de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz had overschreden en vorderde een schadevergoeding van € 20,- per dag voor de periode van overschrijding. De officier erkende de termijnoverschrijding, maar stelde dat deze slechts dertien dagen bedroeg en dat de schadevergoeding naar billijkheid vastgesteld diende te worden op € 10,- per dag, gezien de omstandigheden die aan verzoeker te wijten waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz inderdaad met veertien dagen heeft overschreden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de gevoelens van stress en onzekerheid die verzoeker had ervaren grotendeels aan zijn eigen handelen waren toe te schrijven. Verzoeker had namelijk niet meegewerkt aan de beoordeling en was tijdens meerdere bezoeken van behandelaren niet aanwezig. Hierdoor was het niet mogelijk om tijdig een goede beoordeling te maken.

Op basis van de redelijkheid en billijkheid heeft de rechtbank besloten het verzoek om schadevergoeding in zijn geheel af te wijzen. De rechtbank benadrukte het belang van strakke termijnen in de geestelijke gezondheidszorg, maar concludeerde dat de termijnoverschrijding niet aan de officier kon worden toegeschreven. De beslissing is genomen met inachtneming van de kwetsbaarheid van de betrokkenen en de noodzaak om hen niet in onzekerheid te laten verkeren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/632954 / FA RK 22-729
Referentienummer: [nummer]
Beschikking betreffende een schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] ,
hierna: verzoeker,
wonende en verblijvende te [plaats] ,
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam.
tegen:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van verzoeker, ingekomen op 1 februari 2022; en
  • het schriftelijk standpunt van de officier, ingekomen op 7 februari 2022.
1.2.
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.

2..Verzoek en verweer

2.1.
Verzoeker stelt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden en verzoekt de rechtbank schadevergoeding toe te kennen op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz. Verzoeker vordert € 20 ,- voor iedere dag dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden. Dat wil zeggen veertien dagen à € 20,-, in totaal dus € 280,-.
2.2.
De officier bevestigt in zijn schriftelijk standpunt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden. Volgens de officier bedraagt de termijnoverschrijding echter een termijn van dertien dagen.
Gelet op hetgeen door verzoeker is gesteld en gezien recente jurisprudentie van de rechtbank Rotterdam (C/10/611065/FA RK 21-106, C/10/610901 FA RK 21-32 en C/10/610957/FA RK 21-61) is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker enige immateriële schade heeft geleden, aldus de officier. De officier stelt dat de hoogte van de schadevergoeding naar billijkheid wordt toegekend. Hierbij dient volgens de officier te worden meegewogen dat de hiervoor vastgestelde termijnoverschrijding deels aan betrokkene te wijten is geweest. Tussen 14 december 2021 en 11 januari 2022 is het niet gelukt om met betrokkene in contact te komen, terwijl daartoe vier pogingen zijn ondernomen en betrokkene via een brief als bedoeld in artikel 5:4 Wvggz op de hoogte was van de voorbereiding van een zorgmachtiging. Om die reden heeft het langer geduurd om het zorgplan op te stellen en de onafhankelijke medische beoordeling te doen plaatsvinden. Naar oordeel van de officier moeten de hiervoor geschetste omstandigheden, die in zekere mate aan betrokkene te wijten zijn, ertoe leiden dat een schadevergoedingsbedrag van €10,- per dag billijk is in plaats van € 20,- per dag. Daarmee zou een schadevergoedingsbedrag van € 130,- voor dertien dagen kunnen worden toegewezen.

3..Beoordeling

Termijnoverschrijding
3.1.
Op grond van artikel 5:16 lid 1 Wvggz deelt de officier zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na de schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz, mee aan partijen.
3.2.
Op 14 december 2021 heeft de geneesheer-directeur verzoeker schriftelijk medegedeeld dat de officier heeft besloten een zorgmachtiging voor verzoeker voor te bereiden, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz. Vanaf dat moment is de termijn van vier weken zoals bedoeld in artikel 5:16 lid 1 Wvggz ingegaan, met 11 januari 2022 als uiterste datum. Op 25 januari 2022 heeft de officier medegedeeld dat hij van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan door op deze datum een verzoek tot een zorgmachtiging in te dienen bij deze rechtbank.
3.3.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden met een periode van veertien dagen, te weten van 12 januari 2022 tot 25 januari 2022.
Schadevergoeding
3.4.
Op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz kan verzoeker of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat, als de wet niet in acht is genomen door de officier of de rechter. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
3.5.
In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoeker moet stellen dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen zijn schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:12 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, als er maar enige onderbouwing is en voldoende aannemelijk is dat er schade is. De rechtbank betrekt daarbij dat de regeling zoals deze gold onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen ook een laagdrempelige regeling bevatte. Niet blijkt dat de wetgever met deze regeling en de daaruit gegroeide praktijk heeft willen breken.
3.6.
De wetgever heeft strakke termijnen gesteld, zodat psychiatrische patiënten, die een kwetsbare groep vormen, niet te lang in onzekerheid verkeren of en zo ja, welke zorg zij nodig hebben en of er zal worden overgegaan tot indiening van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging.
3.7.
Hoewel de termijn met veertien dagen is overschreden is de rechtbank met betrekking tot dit verzoek aan schadevergoeding van oordeel dat de gevoelens van stress en onzekerheid die verzoeker zou hebben ervaren voor het grootste deel aan hemzelf kunnen worden toegeschreven. Gesteld en niet betwist is dat behandelaren op 22 december 2021, 27 december 2021, 6 januari 2021 en 11 januari 2022 bij betrokkene langs zijn geweest. Tijdens deze bezoeken was verzoeker telkens niet aanwezig. Daardoor heeft bij een persoon, die al 13 maanden zorg weigert, niet tijdig een beoordeling plaats kunnen vinden. Vanwege het gebrek aan (medewerking aan) contact, was een goede beoordeling aangewezen, mede vanwege het gebrek aan goede dossiervoering vanwege de weigerachtige houding van betrokkene. Na de beoordeling van de onafhankelijk psychiater op 18 januari 2022, is het verzoek door de officier op 24 januari 2022 ingediend.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de redelijkheid en billijkheid, dat de termijnoverschrijding niet aan de officier kan worden toegeschreven. De rechtbank zal het verzoek daarom in zijn geheel afwijzen.

4..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 9 februari 2022 gegeven door mr. A.C. Henriks, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H.J. de Wit.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.