ECLI:NL:RBROT:2022:2099
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens vermeende storing in bezoekersparkeerapplicatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen. De naheffingsaanslag, opgelegd op 6 augustus 2020, bedroeg in totaal € 68,64, bestaande uit € 4,14 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten van naheffing. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 28 februari 2022 is eiseres, samen met haar gemachtigde, niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen. Eiseres voerde aan dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd omdat zij haar auto niet kon aanmelden door een storing in de bezoekersparkeerapplicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres beschikte over een bewonersparkeervergunning en dat de auto op 22 juli 2020 om 10:48 uur was geparkeerd zonder dat aan de betaalplicht was voldaan. Eiseres heeft de auto pas om 11:20 uur aangemeld, wat volgens de rechtbank niet tijdig was.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er op de desbetreffende dag een storing was in de applicatie. Verweerder heeft dit betwist en aangetoond dat er geen storing was gemeld. Bovendien had eiseres ook op andere manieren aan haar betaalplicht kunnen voldoen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank merkte op dat het feit dat verweerder te laat uitspraak op bezwaar had gedaan, niet leidde tot onrechtmatigheid van de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.