In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2022 een beschikking gegeven inzake een spoedverzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind, aangeduid als [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 8 maart 2022, met als doel de veiligheid van het kind te waarborgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] na de geboorte in beginsel door de moeder zal worden uitgeoefend.
De Raad heeft verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, omdat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van het nog ongeboren kind is om het reeds als geboren aan te merken, zoals bepaald in artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] bestaat, waardoor een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De beslissing houdt in dat [naam kind] voorlopig onder toezicht wordt gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 9 maart 2022 en voor de duur van drie maanden, tot 9 juni 2022. De Raad, de belanghebbende en de informant worden uitgenodigd om hun mening te geven tijdens een zitting die op 22 maart 2022 zal plaatsvinden.