ECLI:NL:RBROT:2022:2101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
ROT 21/131 en 21/975
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting en gelijkheidsbeginsel

Op 2 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De eiser, die beschikt over een bewonersparkeervergunning, had bezwaar gemaakt tegen twee naheffingsaanslagen die hem waren opgelegd voor het parkeren zonder betaling op 23 oktober 2020. De naheffingsaanslagen waren opgelegd omdat de auto van de eiser niet correct was gekoppeld aan zijn vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet had voldaan aan de voorwaarden van zijn parkeervergunning, aangezien het kenteken van de geparkeerde auto niet als actief was geregistreerd op het moment van de naheffingsaanslagen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De eiser stelde ook dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat andere naheffingsaanslagen waren vernietigd. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van ongelijkheid, aangezien de gemeente haar interne beleid had gevolgd en de overige naheffingsaanslagen uit coulance had vernietigd. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/131 + 21/975

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2022 in de zaken tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. D. El Manouzi.

Procesverloop

Verweerder heeft de volgende naheffingsaanslagen parkeerbelasting aan eiser opgelegd:
- dagtekening 4 november 2020; in totaal € 68,64, bestaande uit € 4,14 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten naheffing (vorderingsnummer [nummer 1] ), datum, tijdstip en locatie: 25 oktober 2020, 15:19 uur, Wijnhaven Rotterdam;
- dagtekening 5 november 2020; in totaal € 68,64, bestaande uit € 4,14 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten naheffing (vorderingsnummer [nummer 2] ), datum, tijdstip en locatie: 26 oktober 2020, 18:21 uur, Wijnhaven Rotterdam;
Bij uitspraken op bezwaar van 11 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de hierboven genoemde aanslagen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2022.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten. Eiser beschikt over een bewonersparkeervergunning (de vergunning). Deze vergunning was sinds 7 april 2020 gekoppeld aan de auto met kenteken [kentekennummer 1] . Op 23 oktober 2020 heeft eiser zijn vergunning tijdelijk gekoppeld aan de auto met kenteken [kentekennummer 2] . Deze tijdelijke kentekenkoppeling was automatisch geldig voor twee weken. De eerste van de reeks naheffingsaanslagen betreft parkeren op 23 oktober 2020 en heeft de dagtekening 4 november 2020.
2. Op bovengenoemde data en tijdstippen (procesverloop) heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto met kenteken [kentekennummer 2] stond geparkeerd op locatie Wijnhaven te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan.
3. In geschil is of verweerder terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd aan eiser. Eiser stelt ̶ kort en zakelijk weergegeven ̶ dat de naheffingsaanslagen onterecht zijn opgelegd. Nu hij beschikt over een bewonersvergunning kan worden aangetoond dat aan de parkeerbelasting is voldaan. De datum van het twee weken-termijn kon op de website van verweerder niet worden aangepast. Eiser was zich niet bewust van het feit dat een tijdelijk kenteken maximaal twee weken mag worden aangemeld. Eiser is er ter goeder trouw vanuit gegaan dat de periode automatisch werd verlengd na het aflopen van de twee weken. Verweerder stelt zich op het standpunt ̶ kort en zakelijk weergegeven ̶ dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd nu in strijd is geparkeerd met de vergunningsvoorwaarden en eiser ook niet via de reguliere betaalmethode de parkeerbelasting heeft betaald.
3.1
Er bestaat geen geschil over dat op de locatie op dat moment parkeerbelasting verschuldigd was. Er bestaat ook geen geschil over het feit dat het kenteken [kentekennummer 2] , op het moment dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, niet als actief was gekoppeld aan de bewonersvergunning.
4. Ingevolge artikel 225, eerste lid, letter b van de Gemeentewet kan in het kader van de parkeerregulering een belasting worden geheven ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze. Bepalend is hier de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Rotterdam (de verordening).
Met een vergunning zoals bedoeld in artikel 225, eerste lid, letter b van de Gemeentewet
wordt ingevolge artikel 1, letter g van de verordening bedoeld: de door het college van burgemeester en wethouders verleende toestemming om een motorvoertuig te parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur of op parkeerplaatsen voor belanghebbenden, met een voor dat doel verstrekte informatiedrager of kenteken.
4.1
Op grond van artikel 2, vierde lid, letter c van de verordening kan het college van burgemeester en wethouders nadere voorschriften en beperkingen vaststellen met betrekking tot het gebruik van vergunningen.
Verweerder stelt dat de volgende nadere voorschriften met betrekking tot het gebruik van vergunningen zijn vastgesteld: aan de aanvrager van een parkeervergunning bewoners wordt een vergunning verleend om in een bepaalde sector met een door de aanvrager aangegeven voertuig te parkeren. De vergunning is gekoppeld aan het kenteken van het voertuig.
5. Eiser beschikt over een door verweerder verstrekte parkeervergunning, te weten een bewonersvergunning voor Sector 2, wat maakt dat het is toegestaan met het opgegeven kenteken te parkeren in het als Sector 2 aangegeven gebied.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het stuk ‘Historie van kentekens’, overgelegd door verweerder, blijkt dat eiser ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 2] op het moment dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd niet heeft voldaan aan de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarde dat het kenteken van de geparkeerde auto als actief kenteken geregistreerd moet staan. Daarmee was geen sprake van parkeren met de parkeervergunning (als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de verordening). Alleen al daarom kan niet worden gezegd dat eiser voor de auto met kenteken [kentekennummer 2] (voldoende) parkeerbelasting had betaald. Het actieve kenteken ̶ gekoppeld aan de parkeervergunning ̶ was destijds [kentekennummer 1] . Omdat de betreffende parkeerplaats ook was aangewezen als betaalde parkeerplaats en eiser de parkeerbelasting niet had voldaan, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd met toepassing van artikel 20 van de Algemene Wet Rijksbelasting (zie uitspraak van gerechtshof Den Haag van 19 juni 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1202).
7. De stelling van eiser dat hij er vanuit ging dat het tijdelijke kenteken automatisch verlengd zou worden houdt geen stand. Een vergunninghouder wordt geacht kennis te hebben genomen van de ‘Gebruiksvoorschriften (tijdelijke) parkeervergunning’. De procedures voor tijdelijke kentekenwijzigingen staan beschreven in genoemde gebruiksvoorschriften. Wijziging kan uitsluitend online via “Mijn Loket”. Er kan maximaal gedurende twee weken gebruik worden gemaakt van een tijdelijke kentekenwijziging op de parkeervergunning. Bij de aanvraag wordt de tijdelijke kentekenwijziging automatisch voor twee weken aangemeld. Indien de tijdelijke kentekenwijziging eerder moet worden gestopt, dan moet de vergunninghouder de tijdelijke kentekenwijziging afmelden.
8. Ter zitting heeft eiser gesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft de overige naheffingsaanslagen wel vernietigd.
8.1
Ter zitting is gebleken dat er in totaal negen naheffingsaanslagen zijn opgelegd aan eiser. Verweerder heeft daarvan zeven naheffingen vernietigd. Twee op basis van intern beleid en vijf uit coulance. Daarbij is het volgende door verweerder medegedeeld:
‘Voor de volledigheid attendeer ik u erop dat u aan deze eenmalige toewijzing voor de toekomst geen rechten kunt ontlenen.’. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Het interne beleid van verweerder (vernietiging van twee naheffingsaanslagen per belastingjaar) is toegepast. Daarnaast zijn de overige vijf naheffingsaanslagen vernietigd uit coulance waaruit geen rechten kunnen worden ontleend.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).