In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2022 een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van een baby, hierna te noemen [naam kind], die op dat moment vijf weken oud was. De aanleiding voor deze beslissing was het risico op onherstelbare schade voor de baby, indien zij met haar moeder mee naar huis zou gaan vanuit het ziekenhuis. De moeder, die onverwacht bevallen was, had geen controle over haar zwangerschap en de zorg voor de baby was onvoldoende gebleken. De baby was op 2 maart 2022 opgenomen in het Maasstad ziekenhuis met ernstig ondergewicht, en het ziekenhuis had geconstateerd dat de moeder niet in staat was om de noodzakelijke zorg te bieden, zelfs niet met ondersteuning van haar netwerk.
De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, had op 7 maart 2022 een verzoekschrift ingediend voor de spoeduitplaatsing van de baby. De kinderrechter oordeelde dat het dringend noodzakelijk was om de baby uit huis te plaatsen, gezien de omstandigheden en de eerdere ondertoezichtstelling van de baby’s oudere broertje. De moeder had moeite met het bieden van de juiste zorg, wat ook bleek uit een intelligentieonderzoek waaruit een laag IQ naar voren kwam. De kinderrechter besloot dat de baby met spoed in een pleeggezin moest worden geplaatst voor de duur van vier weken, met de mogelijkheid voor de GI en de belanghebbende om hun mening te geven op een zitting die op 17 maart 2022 zou plaatsvinden.
De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op dezelfde dag. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.