ECLI:NL:RBROT:2022:2157

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
ROT 21/5572
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) op basis van justitiële gegevens en risico voor de samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister voor Rechtsbescherming. Eiseres, werkzaam als verzorgende, had op 26 april 2021 een VOG aangevraagd, maar deze was afgewezen op basis van vier justitiële gegevens die binnen de terugkijktermijn in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) waren geregistreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de VOG terecht was, omdat de justitiële gegevens, indien herhaald, een risico voor de samenleving vormen en daarmee een belemmering zijn voor de uitoefening van de functie waarvoor de VOG was aangevraagd.

De rechtbank heeft zowel het objectieve als het subjectieve criterium voor de afgifte van de VOG beoordeeld. Het objectieve criterium houdt in dat de justitiële gegevens, indien herhaald, een risico voor de samenleving moeten vormen. De rechtbank oordeelde dat de veroordelingen van eiseres voor diefstal, waaronder diefstal in vereniging, voldoende grond vormden voor de conclusie dat aan het objectieve criterium was voldaan. Eiseres had aangevoerd dat zij nooit van haar cliënten zou stelen en dat zij in groepsverband werkt, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet relevant waren voor de toetsing aan het objectieve criterium.

Daarnaast heeft de rechtbank het subjectieve criterium beoordeeld, dat kijkt naar de omstandigheden van het geval. Eiseres was in begeleiding bij een centrum voor ambulante forensische psychiatrie en had aangegeven dat zij niet meer zal recidiveren. De rechtbank erkende het belang van eiseres bij het verkrijgen van de VOG, maar oordeelde dat de belangen van de samenleving zwaarder wegen. De rechtbank concludeerde dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten om de VOG te weigeren, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kan in de toekomst opnieuw een aanvraag indienen voor de VOG, indien zij aan de voorwaarden voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5572

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres,

(gemachtigde: mr. M.G.C. van Riet),
en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.P.N. de Bruijn).

Procesverloop

Met het besluit van 14 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een Verklaring Omtrent het Gedag (hierna: VOG) afgewezen.
Met het besluit van 20 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2022 op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam].

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 26 april 2021 een VOG aangevraagd voor de functie van verzorgende bij Elbazorg.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. Binnen de terugkijktermijn zijn in het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: JDS) op naam van eiseres vier justitiële gegevens geregistreerd. Deze justitiële gegevens vormen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Volgens verweerder geven de omstandigheden van het geval geen aanleiding om toch over te gaan tot afgifte van de VOG.
3.1
Voor de beoordeling van de aanvraag om de VOG heeft verweerder gebruikt gemaakt van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (hierna: de Beleidsregels) en is het algemene screeningsprofiel met het risicogebied “Personen” van toepassing verklaard. Indien de aanvrager voorkomt in het JDS, maakt verweerder voor de beoordeling of de afgifte van een VOG gerechtvaardigd is, gebruik van een objectief criterium en een subjectief criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de in het JDS opgenomen feiten, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een risico vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Het subjectieve criterium ziet op de omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van een VOG.
3.2
Voor de (verdere) relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
4.1
Volgens eiseres is niet voldaan aan het objectieve criterium. Volgens eiseres stelt verweerder ten onrechte dat zij een risico vormt voor de samenleving bij het beoefenen van haar vak. De veroordelingen hebben betrekking op het stelen van kleding uit winkels en eiseres zou nooit van haar cliënten stelen. Bovendien werkt zij in een instelling met meerdere collega’s in groepsverband.
4.2
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het objectieve criterium is voldaan. Op 30 mei 2018 is eiseres veroordeeld wegens diefstal in vereniging, meermalen gepleegd, tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren. Op 20 december 2019 is eiseres veroordeeld wegens diefstal in vereniging en diefstal, meermalen gepleegd, tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Deze proeftijd is nog van kracht tot 2 januari 2023. Op 25 augustus 2020 is eiseres in Duitsland veroordeeld wegens
“Diebstahl”(diefstal) tot een dag-geldboete van € 1.200,--. Op 13 januari 2021 is eiseres veroordeeld wegens diefstal tot een gevangenisstraf van één week. Daarnaast is de proeftijd die eiseres op 20 december 2019 is opgelegd, verlengd met één jaar. Deze veroordelingen vallen binnen de terugkijktermijn van vier jaren. Daarnaast is gebleken dat eiseres in de periode van 2001 tot 2015 met justitie in aanraking is gekomen vanwege vermogensdelicten. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat, indien de feiten worden herhaald, er een risico bestaat voor een behoorlijke uitoefening van de functie van verzorgende. Het standpunt van eiseres dat zij nooit van haar cliënten zou stelen en dat zij in groepsverband werkt, is voor de toetsing aan het objectieve criterium niet van belang. Bij de toetsing aan het objectieve criterium gaat het er namelijk niet om hoe aannemelijk het is dat de strafbare feiten nog een keer zullen worden gepleegd. Uit paragraaf 3.2.2. van de Beleidsregels volgt namelijk dat voor de beoordeling van het objectieve criterium niet relevant is of er sprake is van een reëel recidivegevaar (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:445).
5.1
Volgens eiseres is niet voldaan aan het subjectieve criterium. Eiseres is in begeleiding bij de Waag, Centrum voor Ambulante Forensische Psychiatrie en Reclassering, zodat zij niet meer zal recidiveren. Zonder de gevraagde VOG zal zij zonder werk komen te zitten en is haar omscholing tot verpleegkundige voor niets geweest. Eiseres werkt met veel plezier in de zorg en haar werkgever wil haar een vast contract aanbieden. Zonder de VOG zal ze dit alles kwijtraken en zal ze weer thuis komen te zitten met een uitkering, terwijl ze juist aan haar toekomst wil werken en het verleden achter zich wil laten.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat ook is voldaan aan het subjectieve criterium. Eiseres is binnen de terugkijktermijn meerdere keren met justitie in aanraking gekomen. Zij is laatstelijk veroordeeld voor diefstal op 13 januari 2021. De sinds de veroordeling verlopen tijd is dus beperkt en er loopt nog een proeftijd tot 2 januari 2024. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat uit de veroordelingen blijkt dat de feiten eiseres niet licht zijn aangerekend. Verweerder heeft ook van belang kunnen achten dat eiseres ook vóór de terugkijktermijn met justitie in aanraking is gekomen wegens vermogensdelicten. Hoewel de rechtbank het grote belang van eiseres bij het verkrijgen van de VOG begrijpt, en ook ziet dat eiseres aan haar toekomst wil werken, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres over een langere periode moet laten zien dat zij geen strafbare feiten pleegt. Verweerder heeft de belangen van eiseres kenbaar meegewogen en in redelijkheid kunnen concluderen dat deze belangen niet opwegen tegen het belang van de samenleving bij bescherming tegen het in het kader van de beoordeling van het objectieve criterium vastgestelde risico. De rechtbank merkt daarbij op dat het feit dat het beroep ongegrond wordt verklaard, niet betekent dat eiseres in de toekomst niet alsnog in aanmerking kan komen voor de gewenste VOG.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: juridisch kader

De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
(…)
De Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
Paragraaf 3.2. Het objectieve criterium
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
Paragraaf 3.2.1. Justitiële gegevens
De relevante justitiële gegevens die voorkomen in het JDS op naam van de aanvrager, of die betrekking hebben op de betreffende rechtspersonen of daarmee gelijk gestelde organisaties worden meegewogen bij de beoordeling. Indien een aanvraag wordt gedaan ten behoeve van een rechtspersoon, worden ook de relevante justitiële gegevens op naam van ieder van de (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders van die rechtspersoon meegewogen. Ook de inhoud van een dagvaarding, een kennisgeving van (niet) verdere vervolging en beleidssepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag. Ten aanzien van sepots geldt dat alleen sepotbeslissingen die op beleidsmatige gronden zijn genomen (de zogenoemde beleidssepots) in de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken. Sepotbeslissingen die zijn genomen omdat processuele omstandigheden een succesvolle vervolging in de weg staan (de zogenoemde technische sepots) worden niet in de beoordeling van een VOG-aanvraag betrokken.
(…)
Paragraaf 3.2.2. Indien herhaald
Het COVOG toetst of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat.
Toepassing van het objectieve criterium ziet slechts op de vraag of er sprake zou zijn van een risico voor de samenleving wanneer dit of een soortgelijk strafbaar feit zou worden gepleegd door een persoon in de uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Bij de beoordeling van het objectieve criterium is niet relevant of het feit plaatsvond in de privésfeer. Evenmin is het relevant of er sprake is van een reëel recidivegevaar.
(…)
Paragraaf 3.3.1. Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
 de afdoening van de strafzaak;
 het tijdsverloop;
 de hoeveelheid antecedenten.
(…)
Het Screeningsprofiel VOG NP luidt:
Het algemene screeningsprofiel
(…)
Personen
Het risicogebied personen heeft tot doel om de kwetsbaren in de samenleving te beschermen. Kwetsbare personen zijn minderjarigen en hulpbehoevenden, zoals ouderen en gehandicapten.
Personen die werkzaam zijn met minderjarigen zijn belast met de zorg en het welzijn van deze minderjarigen. Zij kunnen in een één-op-één relatie komen te verkeren met minderjarigen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. In deze relatie kan sprake zijn van een (tijdelijke) afhankelijkheid. Bovendien hebben deze personen een voorbeeldfunctie en kunnen zij invloed uitoefenen op de aan hen toevertrouwden door middel van hun gedragingen, waardoor bijvoorbeeld vermogensdelicten en overtredingen van de Opiumwet niet met de functie zijn te verenigen. Indien men in de uitoefening van de functie met minderjarigen in aanraking komt, bestaat het gevaar van machtsmisbruik. Het risico van zeden- en geweldsdelicten is aanwezig. Ook het gevaar van afpersing of chantage is aanwezig.
Personen die werkzaam zijn in de omgeving van hulpbehoevenden hebben een vertrouwenspositie. Het risico bestaat dat deze personen misbruik maken van hun bevoegdheden en het in hun gestelde vertrouwen. Eveneens bestaat het gevaar van machtsmisbruik. Het risico van zeden- en geweldsdelicten is ook in dit geval aanwezig. Datzelfde geldt voor het gevaar van afpersing of chantage (afdreiging). Hulpbehoevenden zouden in aanraking kunnen komen met verboden verdovende middelen en eigendommen van deze personen zouden kunnen worden gestolen of verduisterd.