ECLI:NL:RBROT:2022:2200

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
ROT 22/.941
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een gebiedsverbod in het bestuursrecht met betrekking tot openbare orde en evenredigheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen de burgemeester van Capelle aan den IJssel. De burgemeester had op 23 februari 2022 besloten om het aan verzoeker opgelegde gebiedsverbod, dat op 2 maart 2022 inging, met drie maanden te verlengen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van het gebiedsverbod. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 18 maart 2022.

De voorzieningenrechter overweegt dat er sprake is van spoedeisend belang, omdat verzoeker zich niet mag begeven in het gebied waar hij vaak moet komen voor school en andere activiteiten. De burgemeester heeft het gebiedsverbod verlengd op basis van recente informatie van de politie, waaruit blijkt dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overtredingen van het gebiedsverbod. Verzoeker heeft betoogd dat de verlenging onevenredig is en dat hij niet op de hoogte was van het gebiedsverbod, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het gebiedsverbod te verlengen en dat de motivering van het besluit voldoende is.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het belang van de openbare orde in Capelle aan den IJssel zwaarder weegt dan het belang van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker zijn leven nog niet voldoende heeft gebeterd en dat het te vroeg is om te zeggen dat hij geen risico meer vormt voor de openbare orde. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/941

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C. Crince Le Roy),
en

De burgemeester van Capelle aan den IJssel, verweerder

(gemachtigden: mr. S. van Boxtel en [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het aan verzoeker opgelegde gebiedsverbod vanaf 2 maart 2022 voor de duur van drie maanden verlengd voor het gebied in Middelwatering-Oost te Capelle aan den IJssel.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat het gebiedsverbod (de verlenging daarvan) wordt opgeschort.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 maart 2022 op zitting behandeld. Verzoeker en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er op basis van recente informatie van de politie aanleiding was om het gebiedsverbod te verlengen. Verzoeker is op 16 januari 2022 door twee buitengewoon opsporingsambtenaren herkend toen hij vanaf de Wiekslag in de richting van de Couwenhoekseweg liep. Het gebiedsverbod geldt echter voor deze wijk. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overlastfeiten, dat hij is opgenomen in de groepsaanpak en dat hij ten tijde van de waarneming op de opsporingslijst stond als gezocht. Verzoeker is weggerend nadat hij de buitengewoon opsporingsambtenaren had herkend. Verweerder vindt een verlenging van het gebiedsverbod noodzakelijk omdat verzoeker met zijn gedrag nog steeds de openbare orde verstoort. Het gaat hier om meerdere incidenten en er is dus sprake van een herhaaldelijke verstoring van de openbare orde. Het belang van andere mensen in Capelle dient zwaarder te wegen dan het belang van verzoeker. Uit de verkregen informatie blijkt dat verzoeker blijft volharden in zijn gedrag.
Er bestond in dit geval geen aanleiding om met een minder vergaande maatregel te volstaan. Het gebied waarvoor het verbod geldt is bepaald door de bedreigingen die in de teksten worden geuit door de rapformatie ‘ [naam rapformatie] ’ dat staat voor Capelle Centrum. Verweerder vindt een verbod voor drie maanden noodzakelijk om de rust voor langere tijd te bewerkstelligen. Indien verzoeker vanwege dringende redenen in het verboden gebied moet zijn, dan kan hij ontheffing aanvragen.
3. Verzoeker voert aan dat hij onevenredig hard wordt getroffen, omdat het gebiedsverbod betrekking heeft op gebied waar hij vaak moet komen. Verzoeker gaat naar school, wil activiteiten ontplooien, wil eventueel op zoek naar een bijbaantje en staat onder behandeling van hulpverlenende instanties. Daarom is er spoedeisend belang bij deze procedure.
Het bestreden besluit is volgens verzoeker grotendeels gebaseerd op gedateerde informatie en onvolledige informatie. Veel van de door verweerder genoemde feiten zijn geseponeerd bij gebrek aan bewijs of vanwege een onterechte aanhouding. Als gekeken wordt naar de laatste periode, dan is verzoeker uitsluitend een keer op 16 januari 2022 op straat gezien door verbalisanten. Dit rechtvaardigt een verlenging van het gebiedsverbod niet. Daarbij is van belang dat verzoeker niet bekend was met de oplegging van het gebiedsverbod. Verzoeker werkt er hard aan om zijn leven te beteren. Zo heeft hij contact met medewerkers van William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: William Schrikker) en zal hij behandeling krijgen bij de Waag. Verder is verzoeker met een opleiding begonnen. Volgens verzoeker is niet aan het evenredigheidsbeginsel voldaan.
4. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of er sprake is van spoedeisend belang bij dit verzoek om een voorlopige voorziening voordat kan worden toegekomen aan de inhoud van de zaak.
Enig spoedeisend belang kan verzoeker niet worden ontzegd omdat hij zich als gevolg van gebiedsverbod niet mag begeven in het gebied in Middelwatering-Oost in Capelle aan den IJssel (het gaat dan om de Couwenhoekseweg, Merellaan, Rivierweg, Lijstersingel, Reigerlaan, Kerklaan en de Duikerlaan) en verzoeker heeft gesteld dat hij veelvuldig in dit gebied moet komen vanwege verschillende activiteiten (bijvoorbeeld school en behandeling van hulpverlenende instanties).
De voorzieningenrechter komt dus toe aan de inhoud van de zaak.
5.1.
De voorzieningenrechter volgt niet verzoekers betoog dat hij het (eerste) gebiedsverbod niet heeft ontvangen.
Op dit besluit zelf staat links bovenaan dat het bevel op grond van artikel 172a, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet is uitgereikt op 30 november 2021 om 19.04 uur. De datum en het tijdstip zijn handgeschreven. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat een buitengewoon opsporingsambtenaar dit gebiedsverbod in persoon heeft uitgereikt. Uit navraag door verweerder bij de buitengewoon opsporingsambtenaar is gebleken dat het gebiedsverbod aan verzoekers moeder, met wie hij op het bewuste adres woont. Met deze toelichting heeft verweerder voldoende aangetoond dat het besluit van 22 november 2021 op de juiste wijze is uitgereikt. Er kan daarom vanuit worden gegaan dat verzoeker het gebiedsverbod heeft ontvangen.
5.2.1.
Vervolgens zal de voorzieningenrechter ingaan op de vraag of verweerder bevoegd was om het gebiedsverbod te verlengen.
5.2.2.
Op grond van artikel 172a, eerste lid, onder a, van de Gemeentewet, voor zover hier van belang, kan de burgemeester aan een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord of bij groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zich niet te bevinden in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente.
5.2.3.
Onder het kopje “Toepassing van de bevoegdheden bij overlast” van de Beleidsregel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, die op
27 oktober 2011 in werking is getreden, is onder punt 5 het volgende opgenomen:
“Verlengingsmogelijkheden bij groepsgerelateerde en individuele overlast
De maatregelen worden voor de duur van drie maanden opgelegd. De maatregelen kunnen worden verlengd (…) indien uit nieuwe feiten en omstandig heden blijkt dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Nieuwe feiten en omstandigheden zijn onder andere het overtreden van de opgelegde maatregel. Deze ernstige (hernieuwde) vrees kan ook worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waar het verbod voor geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen tegelijkertijd voor meerdere gebieden in de stad gelden.”
5.2.4.
Verzoeker heeft de toepasselijkheid van het hiervoor weergegeven beleid en het beleid op zich niet betwist. Dat dient dus tot uitgangspunt bij de verdere beoordeling.
5.3.
Verweerder heeft de verlenging van het gebiedsverbod gebaseerd op recente informatie van de politie, namelijk een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2022 en een bestuurlijke rapportage van 19 februari 2022 waaruit blijkt dat verzoeker op 16 januari 2022 en 19 februari 2022 het gebiedsverbod heeft overtreden en dat verzoeker op 16 januari 2022 wegrende toen de politie hem zag. Verweerder heeft ter zitting nog daaraan toegevoegd dat verzoeker recentelijk (de week voorafgaand aan de zitting en dus nadat het hier bestreden besluit over verlenging was genomen) opnieuw – voor de derde keer – het gebiedsverbod heeft overtreden. Van deze derde overtreding is (nog) geen rapportage beschikbaar. Verzoeker heeft dit alles op zitting niet betwist. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van verweerders informatie over deze recentelijke overtreding. Verweerder heeft uit deze drie overtredingen een hernieuwde vrees voor het verstoren van de openbare orde kunnen afleiden. Tot drie keer toe heeft verzoeker zich niets gelegen laten liggen aan het gebiedsverbod en kwam hij in het ’verboden gebied’, terwijl hij zich daar al eerder had schuldig gemaakt aan ernstige feiten, zoals genoemd in de bestuurlijke rapportage van 16 juli 2021 (activiteiten binnen de [naam rapformatie] , in het bijzonder het opnemen van een videoclip voor deze groep, en overlastfeiten, zoals bijvoorbeeld het vertonen van hinderlijk gedrag en intimidatie tegen winkelend publiek, het nuttigen van alcohol in een alcoholverbodsgebied en messenbezit).
5.4.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn betoog dat een deel van de strafbare feiten niet aan het bestreden besluit ten grondslag mogen worden gelegd, omdat deze strafzaken zijn geseponeerd. Uit de door verweerder in het verweerschrift aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2112) volgt dat het erom gaat of het aannemelijk is dat de betreffende gedragingen hebben plaatsgevonden en dat het voor het opleggen van een gebiedsverbod niet is vereist dat een onherroepelijke veroordeling door de strafrechter is uitgesproken. Op basis van de bestuurlijke rapportages van 16 juli 2021 en 19 februari 2022 is het voldoende aannemelijk dat deze gedragingen hebben plaatsgevonden.
5.5.
Verweerder was dus bevoegd om het gebiedsverbod te verlengen.
6. Het betoog van verzoeker dat de verlenging van het gebiedsverbod niet evenredig is slaagt niet. Hij heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij door de verlenging van het gebiedsverbod bepaalde activiteiten niet kan doen. Ter zitting is gebleken dat hij (via een van de twee ‘vrijgestelde’ wegen van en naar het ‘verboden gebied’) naar school gaat en behandeling krijgt van de Waag en van de William Schrikker Stichting, maar dat die activiteiten niet in het ‘verboden gebied’ plaatsvinden. Sporten doet verzoeker, naar hij stelt, momenteel niet.
Gelet op de ernst van de gedragingen die verzoeker volgens de bestuurlijke rapportages van 16 juli 2021 en 19 februari 2022 heeft vertoond, en de daarmee samenhangende gevolgen voor de openbare orde, heeft verweerder in dit geval meer gewicht mogen toekennen aan het belang van de openbare orde in Capelle aan den IJssel dan aan het belang van verzoeker. Verweerder heeft om die reden niet hoeven volstaan met een minder vergaande maatregel dan verlenging van het gebiedsverbod. In voorkomend geval kan verzoeker overeenkomstig het beleid om opheffing van het gebiedsverbod verzoeken.
Het is goed om te zien dat verzoeker op de goede weg is met het volgen van een opleiding en een behandeling van de William Schrikker Stichting, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het te vroeg om te kunnen zeggen dat verzoeker zijn leven heeft gebeterd. Hij zal de komende tijd moeten laten zien dat dit een bestendige ontwikkeling is.
7. De voorzieningenrechter overweegt volledigheidshalve nog dat verweerder de motivering van het bestreden besluit in bezwaar nog kan aanvullen (met de derde overtreding) zodat deze, na aanvulling van de motivering, naar verwachting na heroverweging in bezwaar stand zal kunnen houden.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.