ECLI:NL:RBROT:2022:2256
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen rijgeschiktheidsevaluatie en ongeldigverklaring rijbewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J.A. Bosch, had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR waarin hij rijgeschikt was verklaard tot en met 13 juli 2022, maar zijn rijbewijs ongeldig was verklaard vanaf 20 augustus 2021. Dit besluit volgde op een medisch onderzoek dat was opgelegd vanwege twijfels over de rijgeschiktheid van de eiser, naar aanleiding van gevaarlijk rijgedrag dat door de politie was gerapporteerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 maart 2022, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had geoordeeld dat de eiser rijgeschikt was tot de genoemde datum, op basis van een psychiatrisch rapport dat de psychische toestand van de eiser evalueerde. De psychiater had vastgesteld dat er aanwijzingen waren voor een depressieve episode en andere psychische problemen, maar dat de eiser op dat moment niet ongeschikt was om te rijden. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat het besluit in strijd was met artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en concludeerde dat het CBR bevoegd was om de rijgeschiktheid te beoordelen in het belang van de verkeersveiligheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.