ECLI:NL:RBROT:2022:2306
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanslag bedrijfsreinigingsrecht en de invloed van inzameling bedrijfsafval
Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een winkelier in danskleding, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag bedrijfsreinigingsrecht van € 801,75, opgelegd op 15 september 2020, omdat hij van mening was dat de manier van inzamelen van zijn bedrijfsafval geen aanleiding gaf tot het betalen van deze aanslag. Eiser stelde dat het afval niet meer door de Roteb werd opgehaald, maar dat hij nu zijn vuilniszakken in containers voor bewoners moest deponeren, waardoor hij niet meer onder de Verordening bedrijfsreinigingsrecht viel.
De rechtbank overwoog dat de manier van inzamelen van het bedrijfsafval geen invloed heeft op de verplichting tot het betalen van bedrijfsreinigingsrecht. Volgens de Verordening bedrijfsreinigingsrecht 2020 is ieder bedrijf verplicht om te betalen voor het inzamelen en verwerken van bedrijfsafvalstoffen, ongeacht de wijze van inzameling. De rechtbank concludeerde dat eiser afvalstoffen produceert die via de gemeente worden afgevoerd, en dat de aanslag dus terecht was opgelegd. Eiser's argumenten over de communicatie van de gemeente en de wijze van inzameling werden door de rechtbank niet als relevant beschouwd voor de juridische verplichting tot betaling van het bedrijfsreinigingsrecht.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.