ECLI:NL:RBROT:2022:2342

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
21-2990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tijdelijke parkeervergunning voor zorgverleners en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft eiser, een zorgverlener uit [woonplaats eiser], een aanvraag ingediend voor een tijdelijke parkeervergunning voor zorgverleners, welke op 16 december 2020 door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, is afgewezen. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 10 mei 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 31 januari 2022 heeft behandeld. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, maar verweerder kon om medische redenen niet deelnemen, wat leidde tot technische problemen.

Tijdens de zitting heeft eiser verklaard dat hij in augustus 2021 alsnog een parkeervergunning heeft ontvangen. De rechtbank constateert dat verweerder, hoewel de beslissing op bezwaar niet naar behoren was gemotiveerd, uiteindelijk aan eiser tegemoet is gekomen door de vergunning alsnog te verlenen. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder inhoudelijk wordt behandeld. De uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Cras, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een tijdelijke parkeervergunning voor zorgverleners afgewezen.
In het besluit van 10 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder, die om medische redenen gevraagd had om telefonisch aan de zitting deel te nemen is er - door onopgehelderde technische problemen - niet in geslaagd aan de zitting deel te nemen.

Overwegingen

1.1.
Op 16 december 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een tijdelijke parkeervergunning voor zorgverleners.
1.2.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat aan hem in augustus 2021 alsnog een parkeervergunning voor zorgverleners is toegekend.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder - zij het in de beslissing op bezwaar op basis van een tweede verzoek - aan eiser tegemoet is gekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
3. Nu verweerder de beslissing waar het beroep zich tegen richt niet naar behoren heeft gemotiveerd en verweerder uiteindelijk aan eiser tegemoet is gekomen, dient verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Cras, griffier. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 14 maart 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak te
ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.