5.2.De rechtbank is van oordeel dat eiseres gezien de tekst van het toekenningsbesluit en de telefonische toelichting van verweerder had moeten begrijpen dat zij, indien zij met voorrang wenst te kunnen reageren op woningen, op woningen diende te reageren met kenmerken die voldoen aan het in de urgentieverklaring opgenomen zoekprofiel. Uit de telefonische toelichting en de regelgeving had eiseres ook moeten begrijpen dat zij twaalf maal op twaalf verschillende, passende woningen moest reageren. Daarbij bestaat voor verweerder geen verplichting om gedurende de zoekperiode te controleren of eiseres zich aan de regelgeving houdt. Gezien het voorgaande ziet de rechtbank niet in dat verweerder is tekortgeschoten in het voorlichten van eiseres. Het betoog dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het niet voldoende reageren op passende woningen, wordt dan ook niet gevolgd.
6. Ten aanzien van het beroep op de hardheidsclausule overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening ziet de hardheidsclausule enkel op aanvragen van urgentieverklaringen en niet op intrekkingen daarvan. Verweerder had dan ook geen toepassing hoeven geven aan de hardheidsclausule.
7. Dat verweerder geen toepassing hoefde te geven aan de hardheidsclausule, neemt niet weg dat verweerder dient te voorkomen, dat de belangen van eiseres door het uitoefenen van zijn bevoegdheid onevenredig worden geschaad. Aan het feit, dat eiseres niet heeft voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de regelgeving, verbindt verweerder het gevolg dat eiseres niet eerder dan twee jaar na het intrekken van de urgentieverklaring opnieuw succesvol een aanvraag voor een urgentieverklaring kan indienen. Ter zitting is zowel door eiseres als verweerder erkend dat sprake was van verwarring bij eiseres. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat zij nu begrijpt wat er mis is gegaan en dat zij op de juiste manier naar woningen zal gaan zoeken als aan haar een tweede kans zou worden gegeven. Dat eiseres zich nog steeds in een moeilijke en zorgwekkende situatie bevindt, staat niet ter discussie. Zij heeft haar oude woonplaats moeten verlaten en een urgentieverklaring gekregen vanwege huiselijk geweld. Inmiddels heeft haar agressieve ex-partner ook achterhaald waar eiseres op dit moment verblijft. Gezien de oorzaak van de overtreding van de regels (verwarring) in combinatie met de persoonlijke omstandigheden van eiseres en de gevolgen van het door verweerder genomen besluit is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte niet, of in ieder geval niet kenbaar aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Awb heeft getoetst.
8. Zoals in rechtsoverweging 7 is overwogen, kleeft aan het bestreden besluit een gebrek nu verweerder niet kenbaar aan artikel 3:4 van de Awb heeft getoetst. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op drie weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen drie weken na doorzending van de reactie van verweerder te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.