ECLI:NL:RBROT:2022:2347

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
21-3795
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake stopzetting urgentieverklaring en toetsing aan het evenredigheidsbeginsel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 9 maart 2022, staat de stopzetting van de urgentieverklaring van eiseres centraal. Eiseres had een urgentieverklaring ontvangen op basis van een persoonlijke noodsituatie, maar verweerder heeft deze stopgezet omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed. Eiseres heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat verweerder niet duidelijk heeft gecommuniceerd over de vereisten voor het reageren op woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet kenbaar aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft getoetst. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de gelegenheid moet worden gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. Eiseres heeft aangegeven dat zij nu begrijpt wat er mis is gegaan en dat zij op de juiste manier naar woningen zal gaan zoeken als haar een tweede kans wordt gegeven. De rechtbank benadrukt dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres, waaronder huiselijk geweld, in overweging moeten worden genomen bij de beoordeling van het besluit van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3795

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. G.J. de Kaste,
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder,

gemachtigde: mr. H. Biemond.

Procesverloop

Met het besluit van 19 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat de urgentieverklaring van eiseres wordt stopgezet.
Met het besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar maatschappelijk werkster [naam] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Met de brief van 18 september 2020 (het toekenningsbesluit) is aan eiseres een urgentieverklaring toegekend op basis van de urgentiegrond uitstroom uit voorziening.
2. Aan het bestreden besluit legt verweerder ten grondslag dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat zij ten minste twaalf keer moest reageren op woningen die aansluiten bij het in de urgentieverklaring opgenomen zoekprofiel.
3. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte de urgentieverklaring heeft stopgezet. Daartoe voert eiseres allereerst aan dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt dat zij diende te reageren op woningen die voldoen aan het zoekprofiel. Eiseres begrijpt ook niet dat verweerder pas na het aflopen van de zoekperiode haar erop gewezen heeft dat zij niet op een juiste wijze op woningen heeft gereageerd. Volgens eiseres handelt verweerder daarmee in strijd met artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld en niet de grond heeft vermeld waarop het primaire besluit berust. Van eiseres kon dan ook niet redelijkerwijs worden verwacht dat zij aan dit vereiste zou voldoen. Daarnaast betoogt eiseres dat verweerder geen rekening heeft gehouden met alle omstandigheden van het geval en dat ten onrechte de hardheidsclausule niet is toegepast. Daarbij wordt volgens eiseres in strijd met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Awb gehandeld.
4. De voor deze zaak relevante wet- en regelgeving zijn opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat in het toekenningsbesluit het volgende is vermeld:

Zoek een woning die past bij uw profiel, zoals beschreven in de urgentieverklaring. Bekijk in de advertentie van de woning of de woning dezelfde kenmerken heeft als de kenmerken in uw zoekprofiel. Past de woning bij uw zoekprofiel dan kunt u reageren op de woning.”
In het toekenningsbesluit wordt ook expliciet verwezen naar regelgeving in de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020. Verder is ter zitting vastgesteld dat een medewerker van verweerder op 18 september 2020 telefonisch contact met eiseres heeft opgenomen om haar mee te delen dat de urgentieverklaring zou worden toegekend en te bespreken wat dit inhoudt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres gezien de tekst van het toekenningsbesluit en de telefonische toelichting van verweerder had moeten begrijpen dat zij, indien zij met voorrang wenst te kunnen reageren op woningen, op woningen diende te reageren met kenmerken die voldoen aan het in de urgentieverklaring opgenomen zoekprofiel. Uit de telefonische toelichting en de regelgeving had eiseres ook moeten begrijpen dat zij twaalf maal op twaalf verschillende, passende woningen moest reageren. Daarbij bestaat voor verweerder geen verplichting om gedurende de zoekperiode te controleren of eiseres zich aan de regelgeving houdt. Gezien het voorgaande ziet de rechtbank niet in dat verweerder is tekortgeschoten in het voorlichten van eiseres. Het betoog dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het niet voldoende reageren op passende woningen, wordt dan ook niet gevolgd.
6. Ten aanzien van het beroep op de hardheidsclausule overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening ziet de hardheidsclausule enkel op aanvragen van urgentieverklaringen en niet op intrekkingen daarvan. Verweerder had dan ook geen toepassing hoeven geven aan de hardheidsclausule.
7. Dat verweerder geen toepassing hoefde te geven aan de hardheidsclausule, neemt niet weg dat verweerder dient te voorkomen, dat de belangen van eiseres door het uitoefenen van zijn bevoegdheid onevenredig worden geschaad. Aan het feit, dat eiseres niet heeft voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de regelgeving, verbindt verweerder het gevolg dat eiseres niet eerder dan twee jaar na het intrekken van de urgentieverklaring opnieuw succesvol een aanvraag voor een urgentieverklaring kan indienen. Ter zitting is zowel door eiseres als verweerder erkend dat sprake was van verwarring bij eiseres. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat zij nu begrijpt wat er mis is gegaan en dat zij op de juiste manier naar woningen zal gaan zoeken als aan haar een tweede kans zou worden gegeven. Dat eiseres zich nog steeds in een moeilijke en zorgwekkende situatie bevindt, staat niet ter discussie. Zij heeft haar oude woonplaats moeten verlaten en een urgentieverklaring gekregen vanwege huiselijk geweld. Inmiddels heeft haar agressieve ex-partner ook achterhaald waar eiseres op dit moment verblijft. Gezien de oorzaak van de overtreding van de regels (verwarring) in combinatie met de persoonlijke omstandigheden van eiseres en de gevolgen van het door verweerder genomen besluit is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte niet, of in ieder geval niet kenbaar aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Awb heeft getoetst.
8. Zoals in rechtsoverweging 7 is overwogen, kleeft aan het bestreden besluit een gebrek nu verweerder niet kenbaar aan artikel 3:4 van de Awb heeft getoetst. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op drie weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen drie weken na doorzending van de reactie van verweerder te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen drie weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Cras, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak te
ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep orden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: wettelijk kader

Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020
Artikel 2.3.8
1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie of wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning een (andere) woonruimte nodig heeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, dan wel een herhuisvestingsverklaring.
[…]
Bijlage I bij de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020
Artikel 2.4
1. Het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend bevoegd tot intrekking ervan indien sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:
a. nadat de houder van de urgentieverklaring gedurende de eerste fase van de urgentie twee aanbiedingen van woonruimte, gedaan naar aanleiding van en reactie van de houder van de urgentieverklaring op via het regionaal aanbodinstrument aangeboden woonruimte, welke ten minste voldeden aan het geldende slaapkamertal en woonruimtetype, heeft afgewezen; of, indien na afloop van de eerste fase van de urgentie is vastgesteld dat de houder van de urgentieverklaring niet ten minste twaalf maal gereageerd heeft op twaalf verschillende, via het aanbodinstrument aangeboden woonruimten, welke voldoen aan het geldende slaapkamertal, woonruimtetype en urgentieregio genoemd in de urgentieverklaring;
[…]
Artikel 2.5
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlenging van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
[…]
Artikel 4.2
1. De eerste fase van de urgentie begint op het moment dat de urgentieverklaring verleend is en duurt drie maanden.
[…]