ECLI:NL:RBROT:2022:2400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
16/075912-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen door verdachte die geldbedrag op rekening laat storten en contant opneemt zonder plausibele uitleg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van schuldwitwassen. De verdachte heeft haar vriend een aanzienlijk geldbedrag op haar bankrekening laten storten, terwijl zij wist dat hij niet zomaar over duizenden euro's kon beschikken. Na het storten heeft zij het bedrag contant opgenomen zonder enige plausibele uitleg te hebben gevraagd of gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verwijtbaar onvoorzichtig heeft gehandeld en zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. De verdachte is vrijgesproken van medeplegen, omdat zij dit niet samen met anderen heeft gedaan.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De verdachte heeft een blanco strafblad en er is sprake van tijdsverloop tussen het gepleegde feit en de berechting. Uiteindelijk is aan de verdachte een taakstraf van 80 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De benadeelde partij, een onderneming die materiële schade vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat zij niet de juiste documenten had overlegd om haar vordering te onderbouwen.

De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen en heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de jongste rechter buiten staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 16/075912-20
Datum uitspraak: 17 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisadministratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van schuldwitwassen;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

4..Inleiding

De onderneming [naam onderneming] , een sociaal investeerder in microkredieten, wilde een bedrag van € 113.685,00 storten naar het bedrijf [naam bedrijf] . Via een email ontving [naam onderneming] het rekeningnummer waarop het geldbedrag moest worden gestort.
Op 14 mei 2019 werd door [naam onderneming] een bedrag van € 113.628,00 gestort op dit via email doorgegeven rekeningnummer van, naar zij dacht, [naam bedrijf] .
Op 22 mei 2019 ontving [naam onderneming] diverse e-mails in verband met “compliance problems”, dit wil zeggen dat [naam bedrijf] het geld niet loskreeg van de bank.
Op 7 juni 2019 bleek uit onderzoek van de IT-afdeling van [naam onderneming] dat de bij de transactie betrokken emailadressen door (een) onbekende(n) waren gewijzigd c.q. gehackt.
Het bedrag van € 113.628,00 bleek op 15 mei 2019 niet op een rekening van [naam bedrijf] te zijn gestort, maar op een rekening bij Moneyou op naam van de medeverdachte [naam medeverdachte] , de partner van de verdachte. De medeverdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft ontvangen van ene [naam persoon 1] en vervolgens in gedeeltes heeft overgeschreven naar diverse (buitenlandse) bankrekeningnummers, waaronder het bankrekeningnummer van de verdachte. De verdachte heeft door vier stortingen in totaal een bedrag van € 6.800,00, afkomstig van de bankrekening van de medeverdachte, op haar bankrekening bijgeschreven gekregen. Vervolgens heeft zij het gehele bedrag van € 6.800,00 contant opgenomen en aan de medeverdachte gegeven.

5..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zowel van opzetwitwassen als van schuldwitwassen dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van een misdrijf. Zij verkeerde in de veronderstelling dat zij haar vriend hielp en zij hoefde niet te vermoeden dat het geld wat haar vriend aan haar had overgemaakt uit misdrijf afkomstig was.
Beoordeling
De verdachte heeft haar vriend, die op dat moment 23 jaar oud was en die, naar eigen zeggen, student was en dus niet zomaar over duizenden euro’s kon beschikken, een fors geldbedrag op haar rekening laten storten. Zij heeft daarvoor geen andere uitleg gekregen, noch gevraagd, dan dat haar vriend een man wilde helpen. Vervolgens heeft zij dit bedrag, ook zonder enige plausibele uitleg te hebben gevraagd of gekregen, contant opgenomen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en zich dus schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. Zij heeft dit niet met anderen gedaan en zal dan ook worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde medeplegen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 15 mei 2019 tot en met 22 mei 2019 te Schiedam
en/of te Rotterdam en/of te Arnhem, een voorwerp, te weten een
geldbedrag van 6.800,00 Euro, heeft voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
schuldwitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het wegsluizen van crimineel geld. Met het witwassen van criminele gelden tracht men dat illegaal verkregen geld in het legale circuit te brengen. Dat vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien worden door het plegen van witwassen onderliggende strafbare feiten afgedekt wat het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand werkt waardoor misdaad lonend wordt gemaakt.
Straf
Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de duur daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte - blijkens het op haar naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd 31 januari 2022 - niet eerder is veroordeeld en dat zij ook na het plegen van het onderhavige bewezen feit niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het tijdsverloop tussen het gepleegde feit en de uiteindelijke berechting.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf van hierna te noemen duur moet worden opgelegd.

9..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam onderneming] te Amersfoort ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 127.628,00 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
Bij de vordering zijn geen stukken gevoegd - zoals een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en/of statutaire bepalingen en/of bijzondere volmacht - waaruit blijkt dat [naam persoon 2] , die de vordering heeft ingediend, bevoegd is om de benadeelde partij in dezen te vertegenwoordigen. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om dit gebrek te herstellen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
verklaart de
benadeelde partij [naam onderneming] te Amersfoort niet-ontvankelijkin de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
veroordeelt de benadeelde partij [naam onderneming] te Amersfoort in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2022.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 22 mei 2019 te Schiedam
en/of te Rotterdam en/of te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een voorwerp, te weten een
geldbedrag van 6.800,00 Euro, in ieder geval enig geldbedrag, heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd voorwerp
gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat
dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit
enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quater lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht)