ECLI:NL:RBROT:2022:242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
ROT 21/2406
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring wegens medische redenen en de toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bij haar ouders woont, en de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring vanwege medische redenen, omdat zij lijdt aan chronische ziekten, waaronder de ziekte van Crohn en pancreatitis. De aanvraag werd echter afgewezen omdat eiseres geen zelfstandige woning achterlaat, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiseres niet als schrijnend kon worden aangemerkt, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Eiseres voerde aan dat haar gezondheidssituatie verslechterde door het gebrek aan een eigen woonruimte, maar de rechtbank vond dat zij onvoldoende recente medische informatie had overgelegd om haar stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de urgentieverklaring te weigeren, en dat er geen strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2406

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Sarikas),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 17 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een urgentieverklaring te verlenen.
Met het besluit van 7 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Hierbij sluit de rechtbank het onderzoek.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres woont met haar ouders en broer op het adres [adres] te Rotterdam.
1.2.
Eiseres heeft bij verweerder een aanvraag ingediend om een urgentieverklaring vanwege medische redenen. Zij is chronisch ziek en lijdt onder andere aan de ziekte van Crohn en pancreatitis. Ook heeft zij een stoma.
Standpunt verweerder
2. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de medische situatie van eiseres niet in geschil is. De aanvraag is afgewezen omdat eiseres geen zelfstandige woning achterlaat. Er is dus niet voldaan aan beide voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring vanwege medische redenen. Hoewel verweerder begrijpt dat de huidige situatie niet ideaal is en dat de ouders van eiseres de zorg voor haar als belastend ervaren, is daarmee nog geen sprake van een levensontwrichtende situatie vanwege medische- of sociale redenen, die alleen kan worden opgelost met een andere woning op zeer korte termijn. De weigering van een urgentieverklaring leidt niet tot een schrijnende situatie. Ook is geen sprake van bijzondere, bij het vaststellen van de Verordening [1] onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de Verordening redelijkerwijs toch tot verlening van een urgentieverklaring zouden moeten leiden. Daarom geeft verweerder geen toepassing aan de hardheidsclausule.
Standpunt eiseres
3. In beroep voert eiseres aan dat haar gezondheidssituatie zeer nijpend is en dat deze verslechtert door het gebrek aan een eigen woonruimte. Verweerder heeft alleen rekening gehouden met de ziekte van Crohn, maar eiseres kampt met meerdere (ernstige en permanente) ziekten en aandoeningen in het gehele lichaam. Nu verweerder hier geen rekening mee heeft gehouden, heeft verweerder er onvoldoende blijk van gegeven dat alle belangen van eiseres zijn meegewogen in het kader van de hardheidsclausule. Ook is sprake van een verslechtering van de sociale situatie thuis. Alle gezinsleden zijn afhankelijk van elkaar maar kunnen elkaar die zorg niet bieden. Zo ontstaan er irritaties en stressvolle momenten over en weer. Deze situatie is schrijnend en dient op zeer korte termijn opgelost te worden. De dwingendrechtelijke regels pakken in dit specifieke geval dus te hard uit en dit vraagt om de helpende hand van de overheid. Dit scenario rijmt tevens goed met de voorwaarden genoemd in de in bezwaar aangehaalde uitspraak over medische urgentie. [2] Verweerder heeft ten onrechte geen medisch adviseur ingeschakeld om de situatie van eiseres nader te onderzoeken. Eiseres heeft voldoende duidelijk gemaakt dat haar medische situatie in de huidige woning onhoudbaar is. Het bestreden besluit is gelet op het voorgaande in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, te weten met het zorgvuldigheids-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel.
Beoordeling rechtbank
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
5. Urgentieverlening aan iemand die een zelfstandige woonruimte huurt betekent dat er ook woonruimte vrijkomt terwijl dit bij iemand die inwoont, en waarvan de rest van het gezin in de woning achterblijft, niet het geval is. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres, omdat zij inwonend is, ten tijde van haar aanvraag niet beschikte over zelfstandige woonruimte. Dit betekent dat zij niet voldoet aan de voorwaarde die wordt gesteld in artikel 5.1, aanhef en onder a, van Bijlage 1 bij de Verordening. Nu sprake is van twee voorwaarden in dat artikel waaraan beide moet zijn voldaan, was verweerder in principe gehouden om de verlening van een urgentieverklaring aan eiseres te weigeren. Dit is alleen anders als eiseres op grond van de hardheidsclausule voor een urgentieverklaring in aanmerking komt.
6.1.
Toepassing van de hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van verweerder, zodat de vraag moet worden beantwoord of verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om ten aanzien van eiseres de hardheidsclausule niet toe te passen. Voor het toepassen van de hardheidsclausule moet sprake zijn van een situatie die schrijnend is en die bij het vaststellen van de Verordening onvoorzien was.
6.2.
Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat haar situatie schrijnend is. Eiseres heeft hiervoor onvoldoende recente (medische) informatie overgelegd. De pas in beroep overgelegde brief van haar huisarts van 18 december 2020 onderbouwt haar stelling in ieder geval niet. Hieruit blijkt dat het wenselijk is dat eiseres de beschikking heeft over een rustige, reine woonomgeving met beschikking over een eigen kamer en dat zij aan zo min mogelijk stress moet worden onderworpen. Deze brief zegt echter niets over de huidige woonsituatie en het effect daarvan op eiseres en op haar overige gezinsleden. Eiseres heeft onvoldoende handen en voeten gegeven aan de gestelde verslechtering van haar medische situatie. Eiseres wordt niet gevolgd in haar standpunt dat verweerder een onafhankelijk onderzoek naar haar medische situatie had moeten instellen. Het is aan eiseres om de benodigde recente (medische) stukken te overleggen om aannemelijk te maken dat haar situatie schrijnend is en niet aan verweerder om hier zelfstandig onderzoek naar te doen.
6.3.
De aandoeningen waaraan eiseres lijdt en de daarover in het dossier aanwezige stukken geven weliswaar een zorgelijk beeld, maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat zij in een zodanige noodsituatie verkeert dat verweerder in redelijkheid tot de afweging had moeten komen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die bij het vaststellen van de Verordening niet te voorzien was.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich dus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding bestaat om op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentieverklaring aan eiseres te verlenen. Aan de voorwaarden dat sprake moet zijn van een situatie die schrijnend is en die bij het vaststellen van de Verordening onvoorzien was, is namelijk niet voldaan.
7. De conclusie is dat van strijd met het zorgvuldigheids-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel geen sprake is.
Slot
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres niet in het gelijk gesteld wordt.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020
Bijlage 1
Artikel 2.1., eerste en tweede lid:
1. Op een aanvraag om een urgentieverklaring beslist het college van burgemeester en wethouders bij wie de aanvraag ingevolge artikel 2.2, tweede lid, van deze Bijlage ingediend moet worden.
2. Indien ingevolge het eerste lid het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Rotterdam of Schiedam bevoegd is te beslissen op een aanvraag om een urgentieverklaring, is tevens het bestuur van de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond bevoegd om op de aanvraag te beslissen.
Artikel 2.3., derde lid:
Het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring weigert het aangevraagde indien geen van de in artikel 5.1 tot en met 5.8 van deze Bijlage genoemde urgentiegronden zich voordoet.
Artikel 2.5.:
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
Artikel 5.1.:
De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:
a. thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont; en,
b. bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.

Voetnoten

1.De Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020.
2.Zie de uitspraak van 10 september 2019 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:3073).