ECLI:NL:RBROT:2022:2422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
C/10/620638 / HA ZA 21-533
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klachtplicht en overeenkomst van opdracht in civiele procedure tussen Restment B.V. en stichting [naam stichting]

In deze civiele procedure tussen Restment B.V. en stichting [naam stichting] staat de klachtplicht en de uitvoering van een overeenkomst van opdracht centraal. De rechtbank Rotterdam heeft op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin Restment vorderingen heeft ingesteld tegen de stichting wegens onbetaalde facturen en tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat er geen klachtenregeling tussen partijen is overeengekomen en dat de stichting niet in gebreke is gebleven met betrekking tot de klachtplicht ex artikel 6:89 BW. De rechtbank stelt vast dat Restment haar werkzaamheden niet als een goed opdrachtnemer heeft uitgevoerd, zoals vereist onder artikel 7:401 BW. De stichting heeft bezwaren geuit tegen de kwaliteit van het geleverde werk en de facturering van Restment. De rechtbank heeft besloten om deskundigen te benoemen om de kwaliteit van de werkzaamheden van Restment te beoordelen en de redelijkheid van de in rekening gebrachte uren te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de kosten van de deskundigen zullen ten laste van de stichting komen, aangezien zij de bewijslast draagt voor de gestelde tekortkomingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/620638 / HA ZA 21-533
Vonnis van 23 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESTMENT B.V.,
gevestigd te Putten,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.P. Quist te Dordrecht,
tegen
de stichting
[naam stichting],
gevestigd te [plaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Restment en [naam stichting] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2020, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met
productie 1 tot en met 20;
- de oproepingsbrief van 27 augustus 2021van deze rechtbank, waarin een mondelinge
behandeling is bepaald;
- de akte houdende vermeerdering van eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in
reconventie, met producties 9 tot en met 19;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 18 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Restment is een recherche- en onderzoeksbureau met specifieke kennis op het gebied van onderzoek, veiligheid en risicoanalyse. Restment werkt onder toezicht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en is voorzien van de vergunning Particulier Onderzoekbureau onder nummer [nummer] .
2.2.
[naam stichting] is een instelling op reformatorische grondslag die zich bezig houdt met het
huisvesten, verzorgen en opvoeden van schipperskinderen. [naam stichting] is ontstaan uit een fusie van de internaten [naam internaat 1] in [plaats 1] en [naam internaat 2] te [plaats 2] . In januari 2018 heeft zich daar het internaat [naam ineternaat] te [plaats 3] bij gevoegd. Per 1 januari 2018 bestuurt [naam stichting] de drie internaten.
2.3.
Op 15 juni 2020 heeft een drietal medewerkers van de vestiging [plaats 1] ( [naam internaat 1] ) en [plaats 2] ( [naam internaat 2] ) een melding gedaan volgens de geldende klokkenluidersregeling aan (de secretaris van) het bestuur van [naam stichting] .
2.4.
[naam stichting] heeft naar aanleiding van de melding Restment ingeschakeld om onderzoek te doen naar de melding.
In de opdrachtbevestiging van 15 juli 2020 (verder “de opdracht”) staat, onder meer, het volgende:

1. Aanleiding:
Drie werknemers van de Stichting [naam stichting] hebben, onder de klokkenluidersregeling, een melding gedaan betreffende misstanden.
De melding is door de melders uitgewerkt in een brief gedateerd 15 juni 2010.
2. Onderzoeksopdracht:
Stichting [naam stichting] verzoekt Restment haar te ondersteunen bij, en onderzoek te doen naar aanleiding van, deze melding.
3. Te verrichten onderzoek:
Restment zal in eerste aanvang met de melders afzonderlijk een gesprek voeren. In dit gesprek wordt ingezoomd op de inhoud, motieven. achtergrond en onderbouwing van hun melding.
Interviews worden altijd afgenomen door twee consultant van Restment B.V.
De informatie verkregen uit deze interviews wordt door de onderzoekers geanalyseerd en geobjectiveerd waarna Restment de opdrachtgever zal adviseren over een passend vervolgtraject, rekening houdend met geldende (interne) wet- en regelgeving en belangen van betrokkenen.
Aan het eind van het onderzoek wordt een rapportage opgeleverd onder de volgende disclaimer:

Dit rapport is vertrouwelijk van aard en uitsluitend bestemd voor de
opdrachtgever, het bestuur van de Stichting [naam stichting] . Dit rapport kan niet
openbaargemaakt worden aan derden, het bevat immers informatie aangaande
personen. Gelet op het persoonlijk karakter van de in deze rapportage opgetekende
verklaringen en informatie kan openbaarmaking leiden tot het achterhalen van de
identiteit van deze personen, alsmede bestaat er een reële kans dat door die
openbaarmakingen de persoonlijke levenssfeer van deze personen wordt
beschadigd. Indien de opdrachtgever evengoed tot verstrekking aan derden wil of
moet overgaan, kan Restment zorgdragen voor een zaakgerichte samenvatting.”
4. Tijdpad:
Gezien het feit dat de zomervakantie "voor de deur staat", zal deze week nog een kennismakingsgesprek plaatsvinden tussen de melders en de onderzoeker. De inhoudelijke gesprekken zullen na de zomervakantie plaatsvinden.
(…)
7. Restment B.V.
Restment R.V. is een veiligheid- en onderzoeksbureau met specifieke kennis op het gebied van onderzoek, veiligheid en risicoanalyse. Restment B.V. werkt onder toezicht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en is voorzien van de vergunning Particulier Onderzoekbureau onder nummer [nummer] .
Het door Restrnent B.V. uit te voeren onderzoek wordt uitgevoerd onder de voor Restment B.V. geldende wettelijke verplichtingen zoals onder andere benoemd in de Algemene Verordening Gegevensbescherrning en de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus.
Op onze diensten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing.
8. Uurtarief:
Het gehanteerde tarief per bedraagt C 165,00 exclusief btw per uur. Eventuele leges en andere kosten zullen aan het eind van het onderzoek in rekening worden gebracht.
Vanzelfsprekend worden alleen de werkelijk gemaakte uren in rekening gebracht. De gemaakte uren worden aan het eind van elke maand in rekening gebracht.
De betalingstermijn van onze facturen betreft 30 dagen.”
2.5.
Op 29 september 2020 heeft Restment aan de hand van een PowerPointpresentatie haar bevindingen gepresenteerd aan het bestuur van [naam stichting] .
2.6.
Op 12 oktober 2020 heeft Restment een factuur gestuurd ter hoogte van
€ 16.188,29 gebaseerd op 89,75 bestede uren. [naam stichting] heeft deze factuur voldaan.
2.7.
Op of omstreeks 22 oktober 2020 heeft [naam stichting] aan Restment een vervolgopdracht (verder “de vervolgopdracht”) gegeven. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

1. Aanleiding:
Drie werknemers van Stichting [naam stichting] hebben onder de klokkenluidersregeling een melding gedaan betreffende misstanden. Deze melding is door de melders uitgewerkt in een brief gedateerd 15 juni 2010.
Op 29 september 2020 heeft Restment het bestuur van Stichting [naam stichting] geadviseerd met betrekking tot de behandeling van deze melding.
2. Onderzoeksopdracht:
Stichting [naam stichting] verzoekt Restment haar werkzaamheden voort te zetten door
  • een feitenonderzoek uit te voeren naar aanleiding van de in de melding benoemde mogelijke integriteitsissues;
  • een signalenonderzoek uit te voeren naar de blijvende sociale veiligheid binnen de [naam stichting] organisatie;
  • ondersteuning te verzorgen op het gebied van (crisis)communicatie en woordvoerderschap.
3. Te verrichten onderzoek
Restment zal op 28 en 29 oktober 2020 gesprekken voeren met het CMT en LMT van de drie vestigingen.
Interviews worden altijd afgenomen door twee consultants van Restment B.V.
De inforrnatie verkregen uit deze interviews wordt door de onderzoekers geanalyseerd en vormt mede de basis voor het verdere onderzoek.
Aan het eind van het onderzoek wordt een rapportage opgeleverd onder de volgende disclaimer

Dit rapport is vertrouwelijk van aard en uitsluitend bestemd voor de
opdrachtgever, het bestuur van de Stichting [naam stichting] . Dit rapport kan niet
openbaargemaakt worden aan derden, het bevat immers informatie aangaande
personen. Gelet op het persoonlijk karakter van de in deze rapportage opgetekende
verklaringen en informatie kan openbaarmaking leiden tot het achterhalen van de
identiteit van deze personen, alsmede bestaat er een reële kans dat door die
openbaarmakingen de persoonlijke levenssfeer van deze personen wordt
beschadigd. Indien de opdrachtgever evengoed tot verstrekking aan derden wil of
moet overgaan, kan Restment zorgdragen voor een zaakgerichte samenvatting.”
4. (Crisis)communicatie
[persoon A] zal als Senior Communicatieadviseur ondersteuning bieden op het gebied van communicatie(strategie) en indien nodig, optreden als woordvoerder namens [naam stichting] .
5. Tijdpad
Gepoogd wordt om de resultaten van het onderzoek in de week van 23 november 2020 aan het bestuur te kunnen presenteren.
(…)
8. Restment B.V.
Restment R.V. is een veiligheid- en onderzoeksbureau met specifieke kennis op het gebied van onderzoek, veiligheid en risicoanalyse. Restment B.V. werkt onder toezicht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en is voorzien van de vergunning Particulier Onderzoekbureau onder nummer [nummer] .
Het door Restrnent B.V. uit te voeren onderzoek wordt uitgevoerd onder de voor Restment B.V. geldende wettelijke verplichtingen zoals onder andere benoemd in de Algemene Verordening Gegevensbescherrning en de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus.
Op onze diensten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing.
9. Uurtarief
Senior Onderzoeker € 165,00 exclusief btw per uur
Senior Communicatie Adviseur € 155.00 exclusief btw per uur
In de bijlage is een prognose opgenomen voor de uren van het feitenonderzoek. Deze prognose betreft een ruime schatting waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. In de prognose zijn enkel de uren van Restment opgenomen en niet de uren en kosten van in te huren experts voor het grondonderzoek.
Eventuele leges en andere kosten zullen aan het eind van het onderzoek in rekening worden
gebracht. Vanzelfsprekend worden alleen de werkelijk gemaakte uren in rekening gebracht.
De gemaakte uren worden aan het eind van elke maand in rekening gebracht.
De betalingstermijn van onze facturen betreft 30 dagen.”
2.8.
Restment heeft in het kader van de uitvoering van de vervolgopdracht onder meer 40 gesprekken gevoerd met 22 personen, een indicatief bodemonderzoek laten uitvoeren en een rapportage opgesteld.
2.9.
Restment heeft met betrekking tot het bodemonderzoek Quadraat Projectmanagement voor advies ingeschakeld die voor de uitvoering van de opdracht Boot Ingenieurs B.V. (hierna Boot) heeft aangeraden. Restment heeft hierop Boot ingeschakeld voor de uitvoering van het bodemonderzoek.
2.10.
Bij e-mail van 10 november 2020 heeft Quadraat aan Restment het volgende bericht:
“Ha [persoon B] ,
In eerste instantie even per mail reactie. Ik ben door een verkoudheid volledig mijn stem kwijt,
waardoor bellen niet mogelijk is. Samenvatting is dat dit onderzoek geen aanleiding geeft voor
vervolgonderzoek. Hoop dat ik snel weer in de lucht ben; morgen of overmorgen even bellen?
Bijgaand in vervolg op de boorprofielen de analyse- en toetsresultaten van het uitgevoerde
onderzoek. Het onderzoek richt zich op de in het verleden aangebrachte ophoging, welke uit mogelijk
verdachte/verontreinigde grond/slib zou bestaan. De onderzochte monsters zijn vanwege de
voorinformatie en de wens om breedschalig de eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging te
detecteren onderzocht door middel van TerrAttest, waarbij de monsters op een groot aantal
parameters zijn gescreend. Op basis van de gekregen informatie ter plaatse en de zintuiglijke
waarnemingen zijn 3 grondmengmonster ingezet voor analyse:
- MM101: toplaag 0-50 cm-mv t.p.v. gazon achtertuin
- MM102: onderlaag 40-80 cm-mv met slibresten t.p.v. gazon achtertuin
- MM201: toplaag 0-50 cm-mv t.p.v. plantsoen voorzijde.
De onderzochte toplaag bestaat overwegend uit zandige en humeuze klei, met zeer gerichte
bodemvreemde bijmengingen. In boringen 105 en 107 zijn in de onderlaag slibresten waargenomen.
Plaatselijk is "schoon" (cunet)zand aangetroffen. Er zijn op basis van de visuele veldwaarnemingen
GEEN aanwijzingen voor het mogelijk aantreffen van significante bodemverontreiniging.
In MM101 en MM201 is een licht verhoogde concentratie (> achtergrondwaarde) met PAK (10)
gemeten. In alle 3 monsters wordt bis(ethylhexy)ftalaat in een licht verhoogd gehalte gemeten. En in
MM201 is PCB tevens licht verhoogd.
De overige in de grondmonsters onderzochte parameters zijn niet verhoogd gemeten, zijn allen lager
als de detectiegrens. Door een aantal verhoogde rapportagegrenzen en de scherpe toetswaarden
worden op basis van de toetsing een aantal van (som) parameters als licht verhoogd gerapporteerd,
deze kunnen echter als niet verhoogd worden beschouwd.
Ter plaatse zijn in de vermeende ophooglaag in een zeer geringe mate een beperkt aantal verhoogde
concentraties aangetroffen. De gemeten waarden zijn niet afwijkend van wat men kan/mag
verwachten in bewoonde gebieden. Zowel de zintuigelijke waarnemingen als deze analyseresultaten
geven geen aanleiding voor vervolgonderzoek, in de vorm van verkennend of nader bodemonderzoek.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn er geen aanwijzingen dat ter plaatse van de onderzochte
locaties sterk verontreinigde grond/slib is aangebracht.
Met vriendelijke groet,
[persoon C] ”
2.11.
Op 27 januari 2021 heeft Restment aan [naam stichting] een factuur, voorzien van een
specificatie van de kosten, gestuurd ten bedrage van € 22.102,16 met een betalingstermijn van veertien dagen na factuurdatum.
2.12.
Op 5 februari 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen over het conceptrapport. Daarbij waren namens [naam stichting] zowel de voorzitter als de secretaris aanwezig. Door middel van een PowerPoint-presentatie is een aantal voorlopige uitkomsten gedeeld.
2.13.
Op 8 februari 2021 heeft Restment met de voorzitter van [naam stichting] de vooraf toegezonden concept-rapportage besproken.
2.14.
Op 22 februari 2021 heeft Restment haar rapport aan het bestuur uitgebracht. In dit rapport concludeert Restment onder meer dat op basis van de melding van de
klokkenluiders en op basis van de definitie van een misstand zoals wordt aangegeven door het Huis voor Klokkenluiders, niet kan worden geconcludeerd dat er sprake is van misstanden.
2.15.
Op 24 februari 2021 heeft Restment aan [naam stichting] een factuur, voorzien van een
kostenspecificatie, gestuurd ten bedrage van € 17.564,66 met een betalingstermijn van veertien dagen na factuurdatum.
2.16.
Bij e-mailbericht van 11 maart 2021 schrijft [naam stichting] aan Restment onder meer het volgende:
“Inmiddels hebben wij de Restment eindrapportage m. b. t. het feitenonderzoek en
enkele facturen ontvangen.
We zullen hierop zo snel als mogelijk bij u terugkomen en vragen u vriendelijk het
dossier nog niet te sluiten.
(…)”.
2.17.
Op 31 maart 2021 heeft Restment [naam stichting] verzocht om binnen veertien dagen op het rapport te reageren en de openstaande facturen binnen vijf dagen te voldoen.
2.18.
Bij brief van 12 april 2021 heeft [naam stichting] inhoudelijke bezwaren tegen het rapport geuit.
2.19.
Bij brief van 22 april 2021 heeft Restment [naam stichting] gesommeerd om tot betaling
over te gaan.
2.20.
Bij brief van 12 mei 2021 heeft [naam stichting] op de sommatiebrief van Restment gereageerd. [naam stichting] is niet tot betaling overgegaan.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Restment vordert, na vermeerdering van eis, verkort weergegeven, dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. de tussen partijen bestaande overeenkomst van 22 oktober 2020 gedeeltelijk ontbindt voor zover geoordeeld zou worden dat Restment hierbij een bindende
prognose omtrent de kosten zou hebben verstrekt en [naam stichting] veroordeelt tot betaling van schadevergoeding bestaande uit betaling van de factuur ten bedrage van € 7.638,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
II. [naam stichting] veroordeelt tot betaling van:
- een bedrag van € 39.671,82, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 7.638,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 1.171,72 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 698,66 aan deurwaarderskosten beslaglegging.
III. [naam stichting] veroordeelt in de kosten van deze procedure, de kosten van
beslaglegging en de nakosten hieronder begrepen.
3.2.
Restment legt aan haar vordering, verkort weergegeven, ten grondslag dat zij in opdracht van [naam stichting] werkzaamheden heeft verricht en dat [naam stichting] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de vervolgopdracht door de openstaande facturen van 27 januari 2021 en 24 februari 2021 ten bedrage van € 22.102,16 respectievelijk € 17.569,66 onbetaald te laten.
3.3.
Daarnaast stelt Restment dat [naam stichting] eveneens gehouden is tot betaling van een bedrag van € 7.638,- voor de na 22 februari 2021 verrichte (en op 22 juni 2021 gefactureerde) werkzaamheden op grond van de vervolgopdracht van 22 oktober 2020, danwel op grond van de voortgezette overeenkomst van 11 maart 2021 die in de e-mail van [naam stichting] van 11 maart 2021 besloten ligt. Subsidiair stelt zij dat dit bedrag als schadevergoeding gevorderd kan worden op grond van wanpresteren van [naam stichting] , nu zij zich niet als goed opdrachtgeefster gedraagt, waardoor zij gehouden is om de door [naam stichting] geleden schade – die gelijk is aan de verrichte werkzaamheden – te vergoeden.
3.4.
[naam stichting] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van Restment met veroordeling van Restment, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten en nakosten van de procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[naam stichting] vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
- verklaart voor recht dat Restment tekort is geschoten in de nakoming van haar
verbintenissen jegens [naam stichting] ;
- verklaart voor recht dat [naam stichting] gerechtigd is tot het inroepen van de partiële ontbinding
van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de rechtsgevolgen daarvan als volgt vast te stellen: [naam stichting] is voor de werkzaamheden van Restment verschuldigd hetgeen [naam stichting] tot op heden aan Restment heeft voldaan en [naam stichting] is niet gehouden de facturen van Restment van 27 januari 2021 en 24 februari 2021 te voldoen;
- Restment veroordeelt tot betaling van het bedrag dat [naam stichting] aan een derde partij heeft
moeten voldoen voor een verkennend bodemonderzoek, te weten een bedrag van € 4.114,- vermeerderd met de nog volgende kosten, althans dat [naam stichting] gerechtigd is dit bedrag te verrekenen met het bedrag dat zij aan Restment moet voldoen, met veroordeling van Restment in de kosten en nakosten van de procedure.
3.7.
[naam stichting] legt aan haar vordering, verkort weergegeven, ten grondslag dat
Restment toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de vervolgopdracht, nu zij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer mocht worden verwacht en dat zij als gevolg van deze tekortkoming de overeenkomst partieel ontbindt, met bepaling dat de rechtsgevolgen daarvan zijn dat voor de rapportage zoals die er nu ligt, het bedrag verschuldigd is zoals dat tot op heden is voldaan en [naam stichting] niet meer gehouden is om de laatste twee facturen te voldoen. Daarnaast stelt [naam stichting] recht te hebben op betaling van de kosten van minimaal € 4.114,- die zij heeft moeten maken om een afdoende bodemonderzoek te laten verrichten, vanwege de toerekenbare tekortkoming van Restment.
3.8.
Restment voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [naam stichting] , met veroordeling van [naam stichting] , bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, in de kosten en nakosten van de procedure.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank de vorderingen gezamenlijk behandelen. Vooropgesteld zij daarbij dat de uitvoering van de opdracht van 15 juli 2020 en de betaling van de daarop ziende facturen tussen partijen niet in geschil zijn.
4.2.
Restment vordert in conventie betaling van de door haar in het kader van de vervolgopdracht verrichte werkzaamheden. Restment stelt, kort gezegd, dat zij de opgedragen werkzaamheden als een goed opdrachtnemer heeft uitgevoerd, zodat [naam stichting] gehouden is om de openstaande facturen te betalen.
4.3.
[naam stichting] betwist dat zij gehouden is tot betaling van de openstaande facturen. [naam stichting] voert aan dat Restment toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de vervolgopdracht en niet heeft gehandeld zoals door [naam stichting] van Restment als een expert op het gebied van onderzoek had mogen worden verwacht.
4.4.
[naam stichting] stelt dat Restment de op 22 oktober 2020 gegeven vervolgopdracht onvolledig en fragmentarisch heeft uitgevoerd. Zij voert onder meer aan dat Restment uitsluitend het feitenonderzoek heeft uitgevoerd, maar heeft nagelaten om het signalenonderzoek uit te voeren. Ook is geen sprake geweest van de overeengekomen ondersteuning op het gebied van (crisis)communicatie en woordvoerderschap, nu slechts voorbereidende werkzaamheden in het kader van (crisis)communicatie en woordvoerderschap zijn uitgevoerd en het niet tot brede/interne communicatie is gekomen.
4.5.
Verder heeft Restment nagelaten om een ‘verkennend bodemonderzoek’ te laten uitvoeren en heeft zij volstaan met een ‘indicatief bodemonderzoek’ dat geen zekerheid gaf met betrekking tot de milieu hygiënische kwaliteit van de bodem van het buitenterrein.
Daarnaast is het feitenonderzoek niet goed uitgevoerd en onvoldoende diepgaand geweest en is sprake geweest van een subjectieve inkleuring. De onderzoeksuitkomsten rechtvaardigen daarom niet de conclusie dat het vermoeden van misstanden danwel van onregelmatigheden ongegrond is geweest, aldus [naam stichting] . Tot slot verwijt [naam stichting] Restment dat zij niet heeft getoetst aan de [naam stichting] klokkenluiders-regeling maar aan een algemene klokkenluidersregeling en betwist [naam stichting] de verschuldigdheid en de hoogte van de facturen.
klachtplicht
4.6.
Restment heeft in reactie op het verweer van [naam stichting] aangevoerd dat [naam stichting] niet heeft voldaan aan haar klachtplicht ex artikel 6:89 BW, nu in artikel 4 van het klachtenreglement van Restment is bepaald dat klachten binnen zes weken moeten worden ingediend met een klaagschrift. Nu de rapportage op 22 februari 2021 is uitgebracht, is volgens Restment de termijn om een klaagschrift in te dienen op 5 april 2021 verlopen.
4.7.
Deze stelling wordt verworpen. Vaststaat dat in de overeenkomst niets staat vermeld over de gebondenheid aan een klachtenregeling van Restment. [naam stichting] hoefde dan ook redelijkerwijs niet te begrijpen dat Restment haar klachtenregeling wenste overeen te komen. Mede in aanmerking genomen dat een dergelijke klachtenregeling de rechten en bevoegdheden van de niet-gebruiker ervan sterk inperkt, acht de rechtbank de enkele verwijzing naar de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden dan ook ontoereikend om instemming van [naam stichting] met de klachtenregeling van Restment aan te nemen. Dit geldt te meer, nu gesteld noch gebleken is dat [naam stichting] een redelijke mogelijkheid is geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Niet gebleken is immers dat de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld.
4.8.
Restment heeft in dit verband nog aangevoerd dat de toepasselijkheid voortvloeit uit de wet die voorschrijft dat een bedrijf als Restment die klachtenregeling heeft.
Ook deze stelling wordt verworpen. Dat de wet in voorkomende gevallen bedrijven voorschrijft om een klachtenregeling in te voeren, maakt niet dat derden automatisch aan deze regeling zijn gebonden. Daarvoor dienen partijen overeenstemming te hebben bereikt, hetgeen - zoals hiervoor reeds is overwogen - niet het geval is nu Restment in redelijkheid niet erop mocht vertrouwen dat [naam stichting] met de aanvaarding van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden ook bedoelde in te stemmen met de gelding van een (verstrekkende) klachtenregeling die zij niet kende.
4.9.
Vervolgens ligt dan ter beoordeling voor of [naam stichting] binnen de termijn van artikel 6:89 BW heeft geklaagd. Artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldenaar op een gebrek in de prestatie geen beroep kan doen als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd.
Deze bepaling strekt ertoe de schuldenaar die de prestatie heeft verricht te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten van de schuldeiser.
4.10.
Partijen twisten over de vraag of [naam stichting] vóór oplevering van het rapport heeft geklaagd, maar niet in geschil is dat [naam stichting] in ieder geval op 12 april 2021 haar bezwaren heeft geuit tegen het opgeleverde rapport. Mede gelet op de omstandigheid dat meerdere personen uit het bestuur kennis moesten nemen van het rapport, Restment ermee bekend was dat [naam stichting] daarbij gedetailleerd op de materie inging en geklaagd is binnen twee maanden, acht de rechtbank dit nog binnen een bekwame tijd na ontdekking van de door haar gestelde gebreken. Dat Restment door dit tijdsverloop van zeven weken - dat slechts één week meer is dan de termijn in haar (hier niet toepasselijke) klachtenregeling - zich niet meer kan verweren tegen geuite bezwaren en klachten, is bovendien gesteld noch gebleken. De slotsom luidt dan ook dat [naam stichting] niet te laat heeft geklaagd.
artikel 7:401 BW
4.11.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of Restment haar werkzaamheden als goed opdrachtnemer heeft uitgevoerd en recht heeft op betaling daarvan. Voor de beantwoording van die vraag dient te worden beoordeeld of Restment bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen als bedoeld in artikel 7:401 BW. Volgens vaste jurisprudentie geldt daarbij als maatstaf dat de opdrachtnemer de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Wat dit in het concrete geval betekent, is afhankelijk van de omstandigheden.
4.12.
Deze zorgplicht ziet niet alleen op de uit te voeren werkzaamheden, maar ook op de belangen van de opdrachtgever. Dit houdt volgens vaste jurisprudentie onder meer de verplichting in tot het vooropstellen van het belang van de opdrachtgever, de plicht tot ongevraagd (spontaan) handelen ten behoeve van de opdrachtgever, maar ziet ook op waarborgingsplichten, waarschuwingsverplichtingen en informatieverplichtingen (artikel 7:403 lid 1 BW). De opdrachtnemer dient dan ook bij de uitvoering van zijn taken met de gerechtvaardigde belangen van zijn opdrachtgever, voor zover deze hem bekend kunnen zijn, rekening te houden.
4.13.
Uit de stellingen van [naam stichting] volgt dat haar bezwaren zien op de uitvoering van de vervolgopdracht van 22 oktober 2020 en het naar aanleiding daarvan opgeleverde rapport van 22 februari 2021. Het verwijt van [naam stichting] spitst zich niet alleen toe op de inhoudelijke uitvoering van de opdracht, maar ook op de (gestelde) onvolledige uitvoering van de opdracht. Zo zou volgens [naam stichting] door Restment geen ‘signalenonderzoek’ zijn uitgevoerd en zou Restment ten onrechte geen ‘verkennend bodemonderzoek’ maar een ‘indicatief bodemonderzoek’ hebben laten uitvoeren.
bodemonderzoek
4.14.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit het debat van partijen volgt dat een ingekomen melding van verontreinigde grond bij een van de internaten de aanleiding voor dit door [naam stichting] gewenste bodemonderzoek vormde. Dat Restment ervoor heeft gekozen om – na inschakeling van een ter zake gespecialiseerd bureau – eerst een indicatief bodemonderzoek te laten uitvoeren alvorens verder onderzoek te doen naar de kwaliteit van de grond, acht de rechtbank geen tekortkoming onder de overeenkomst van opdracht. Van een redelijk handelend opdrachtnemer – die met een redelijke mate van vrijheid mag opereren – mag immers worden verwacht dat hij geen onnodig werk verricht en de belangen van zijn opdrachtgever in het oog houdt. Gelet op de omstandigheden van het geval, waarbij er slechts één melding lag die – kort gezegd – niet afkomstig was van een op voorhand duidelijk betrouwbare bron en waarbij onvoldoende aanwijzingen waren om aan de melding – vanwege mogelijk aanwezige kennis of andere toegankelijkheid tot informatiebronnen – meer gewicht toe te kennen, is Restment voldoende zorgvuldig en kostenbesparend te werk gegaan door na onderzoek van de melding eerst een indicatief bodemonderzoek te laten uitvoeren. Nu de uitkomst van dit onderzoek geen aanleiding gaf om te vrezen voor vervuilde grond, heeft Restment, juist gelet op de door haar in acht te nemen belangen van de opdrachtgever, correct gehandeld door niet over te gaan tot het uitvoeren van een niet noodzakelijk verkennend bodemonderzoek. Gesteld noch gebleken is immers dat er aanwijzingen waren op grond waarvan van Restment mocht worden verwacht dat zij verder onderzoek zou moeten doen. De enkele omstandigheid dat partijen bij de opdrachtverlening aanvankelijk zijn uitgegaan van een verkennend bodemonderzoek maakt een en ander niet anders. Dit geldt te meer, nu ook uit het in opdracht van [naam stichting] zelf nog uitgevoerde onderzoek is gebleken dat geen sprake was van verontreinigde grond
4.15.
De in dit verband door [naam stichting] in reconventie gevorderde vergoeding van € 4.114,- zal bij het later te wijzen eindvonnis worden afgewezen, nu Restment niet tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst.
signalenonderzoek
4.16.
Uit het debat tussen partijen maakt de rechtbank op dat [naam stichting] aanvankelijk de uitvoering van een signalenonderzoek verwachtte, nu dit volgens haar onderdeel uitmaakte van de opdracht, maar dat er door Restment (mede) in haar rapport van 22 februari 2021 is geadviseerd om daarmee te wachten en het signalenonderzoek zo nodig op een later moment uit te voeren. Nu vaststaat dat het signalenonderzoek (nog) niet is uitgevoerd en eveneens vaststaat dat daarvoor geen kosten in rekening zijn gebracht, kan [naam stichting] zich ter afwering van betaling van de facturen voor het verrichten van het feitenonderzoek niet op het standpunt stellen dat Restment (nog) geen signalenonderzoek heeft uitgevoerd.
facturen
4.17.
Wat betreft de hoogte van de facturen overweegt de rechtbank reeds nu het volgende. [naam stichting] voert in dit verband aan dat Restment zonder overleg 177 uur extra in rekening heeft gebracht en daarmee de gegeven prognose met 61 % heeft overschreden. Zij stelt dat Restment had moeten waarschuwen dat een forse overschrijding dreigde en [naam stichting] hierover tijdig had moeten informeren en dat deze overschrijding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.18.
Vooropgesteld dient te worden dat de enkele overschrijding van een afgegeven prognose nog niet tot de conclusie leidt dat de prijs voor het verrichte werk naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Vast staat immers dat partijen geen vaste prijs hebben afgesproken, maar dat partijen een uurtarief zijn overeengekomen.
4.19.
Restment heeft echter op verzoek van [naam stichting] een kostenschatting gegeven. Restment heeft in dit verband 291 uren geprognosticeerd en aangegeven dat dit een ‘ruime schatting’ betrof. Vaststaat dat Restment 171 uren méér in rekening heeft gebracht en daarmee sprake is van een overschrijding van 61 %. Een redelijke op de praktijk afgestemde uitleg brengt mee dat met het geven van ‘een ruime schatting’ in het normale taalgebruik gewoonlijk wordt bedoeld dat de afgegeven prognose aan de hoge kant is. Met andere woorden: dat het (in deze prognose) aantal benodigde uren eerder te hoog dan te laag is geschat, zoals [naam stichting] ook zegt de prognose te hebben begrepen. Voor de door Restment bepleite uitleg, dat met “een ruime schatting” is bedoeld tot uitdrukking te brengen dat rekening moest worden gehouden met forse afwijkingen naar boven is, zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, geen steun.
4.20.
In dit licht behoort het tot de zorgplicht van de opdrachtnemer (artikel 7:401 BW) om duidelijk en tijdig te communiceren dat [naam stichting] rekening moest houden met een dergelijke grote overschrijding van de geprognosticeerde tijdsbesteding en daarmee gepaard gaande kostenverhoging. Het ligt op de weg van Restment om aan te tonen dat zij aan deze verplichting heeft voldaan.
inhoudelijke bezwaren
4.21.
Vast staat dat Restment werkzaamheden heeft verricht ter uitvoering van de aan haar verstrekte vervolgopdracht en op 22 februari 2021 een rapport heeft opgeleverd. Ook is ter comparitie komen vast te staan dat Restment heeft aangeboden om een presentatie te geven aan het bestuur van [naam stichting] om het rapport toe te lichten en onduidelijkheden weg te nemen, maar dat [naam stichting] die presentatie zelf van de hand heeft gewezen. Voor zover het presenteren en toelichten van het rapport onderdeel uitmaakt van de overeenkomst en op Restment rustende verplichting als opdrachtnemer, kan [naam stichting] Restment van het ontbreken daarvan dan ook geen verwijt maken.
4.22.
Over de kwaliteit en inhoud van de door Restment verrichte werkzaamheden verschillen partijen van mening. Daarbij spitst het debat tussen partijen – en in het bijzonder de door [naam stichting] geuite klachten over de gestelde tekortkomingen van het rapport en de onderzoeksmethode – zich toe op detailniveau. Voor de beoordeling van de vraag of de gestelde inhoudelijke tekortkomingen juist zijn en [naam stichting] terecht beroep op wanprestatie doet, acht de rechtbank de benoeming van een of meer deskundigen noodzakelijk.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over aantal, deskundigheid (expertise) en – bij voorkeur eensluidend – over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen zich uitlaten over de mogelijk aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.23.
De rechtbank is – gelet op het debat over de overschrijding van de door Restment afgegeven prognose – voornemens om aan de te benoemen deskundige(n) in ieder geval de volgende vragen voor te leggen:
- zijn de door Restment opgegeven gemaakte uren in het kader van de opdracht in
redelijkheid gemaakt?
- heeft Restment de door haar in rekening gebrachte uren voldoende verantwoord?
4.24.
Volgend op de conclusie van de te benoemen deskundige(n) kan mogelijk nog
bewijs aan Restment worden opgedragen dat zij voldoende en tijdig heeft gewaarschuwd
voor een grote overschrijding van de geprognosticeerde uren.
4.25.
De rechtbank is voornemens de kosten van het voorschot voor de deskundige(n) ten laste van [naam stichting] te brengen, nu [naam stichting] de bewijslast draagt van de door haar gestelde tekortkomingen.
4.26.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 13 april 2022voor het nemen van een akte door beide partijen, teneinde zich uit te laten als hiervoor onder 4.22. vermeld;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
1182/3195