Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 13 juli 2021, met producties;
- de aantekeningen van het mondelinge verweer van 29 juli 2021 en het schriftelijke verweer van [gedaagde], met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] op de conclusie van repliek;
- het tussenvonnis van 29 november 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [eiser] overgelegde brief van 25 januari 2022, met productie 8.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
€ 1.868,22 en in 2020 € 1.916,79 in rekening gebracht, derhalve in totaal een bedrag van
€ 578,40 te veel. Ook dat bedrag heeft [eiser] onverschuldigd betaald. Dit brengt het door [eiser] onverschuldigd betaalde bedrag op in totaal € 4.072,47.
€ 4.072,47 niet terugbetaald aan [eiser] . De incassokosten van € 418,00 komen voor rekening van [gedaagde], omdat door de gemachtigde van [eiser] werkzaamheden zijn verricht ter incasso van de vordering. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW.