ECLI:NL:RBROT:2022:2552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
10-043746-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beslissing genomen op de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De voorlopige hechtenis was eerder bevolen en op 29 maart 2022 geschorst, onder voorwaarden. Een van deze voorwaarden was dat de verdachte zich zou onthouden van uitingen op social media. De verdachte is aangehouden op basis van artikel 84, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de voorwaarden van de schorsing niet is nagekomen, maar oordeelt desondanks dat de schorsing moet voortduren. Dit komt omdat de voorwaarde om zich te onthouden van uitingen op social media te ruim is omschreven. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing af en laat de overige voorwaarden van de schorsing in stand.

Deze beslissing is genomen in raadkamer en is ondertekend door de voorzitter en de rechters op 5 april 2022. De griffier was aanwezig bij deze zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM-11-

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10-043746-22
beslissing op vordering opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis van de raadkamer d.d. 05 april 2022
(artikel 82 Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
Raadsman mr. M.P.K. Ruperti.

Procedure

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bevolen en bij beslissing d.d. 29 maart 2022 geschorst. Aan de schorsing zijn voorwaarden verbonden, waaronder de bijzondere voorwaarde dat:
Nr. 5. De verdachte zal zich onthouden van uitingen op social media.
De verdachte is aangehouden op grond van artikel 84, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is weliswaar van oordeel dat de verdachte de voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn verbonden, niet is nagekomen, maar is desondanks van oordeel dat de schorsing moet voortduren, omdat de hiervoor onder 5 genoemde, weliswaar namens verdachte geopperde, voorwaarde te ruim omschreven is. Daarom wordt de vordering van de officier van justitie afgewezen en komt de onder 5 genoemde voorwaarde te vervallen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
bepaalt dat de voorwaarde onder 5 in het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 29 maart 2022 komt te vervallen onder handhaving van de overige voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 05 april 2022 door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. F. Hut en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Stolle, griffier.