In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) voor de talen Nederlands-Kirundi en Nederlands-Swahili. Eiseres had eerder een verzoek ingediend dat op 17 september 2020 door de minister van Justitie en Veiligheid werd afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de vereiste competenties zoals gesteld in de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). De minister verklaarde het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond, maar eiseres ging in beroep tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 21 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de minister door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij over de vereiste taalvaardigheid in het Swahili op B2-niveau beschikte, noch over de benodigde cultuurkennis en tolkvaardigheid. Eiseres had weliswaar aangetoond dat zij het Nederlands op B2-niveau beheerst, maar voor het Swahili ontbraken de nodige bewijsstukken. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de cumulatieve eisen voor inschrijving in het Rbtv. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel, omdat haar belang niet opwoog tegen de belangen van de kwaliteit waarborgen van tolken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de inschrijving als tolk.