ECLI:NL:RBROT:2022:2620

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
C/10/630270 / HA ZA 21-1071
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot opheffing van beslag in civiele procedure tussen W.M. Roelofs en ZN. B.V. en Metracon Building Solutions B.V.

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een incident tot opheffing van beslag. De eiseres in conventie, W.M. Roelofs en ZN. B.V., had conservatoir beslag gelegd onder Bouwcombinatie Westflank Noord V.O.F. en ING Bank N.V. ter zekerheid van haar vordering in de hoofdzaak. Metracon Building Solutions B.V., de gedaagde in conventie, heeft in het incident gevorderd dat het beslag wordt opgeheven en dat Roelofs wordt verboden om opnieuw beslag te leggen. Metracon stelde dat de vordering van Roelofs ondeugdelijk was en dat het beslag onterecht was gelegd.

De rechtbank overwoog dat het in beginsel aan de partij die opheffing van het beslag vordert is om aannemelijk te maken dat de vordering ondeugdelijk is. De rechtbank concludeerde dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Roelofs was gebleken. Metracon had onvoldoende zwaarwegende belangen aangevoerd om het beslag op te heffen. De rechtbank wees de vorderingen van Metracon af en veroordeelde haar in de proceskosten van het incident. De zaak werd verwezen naar de rol voor beraad omtrent een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/630270 / HA ZA 21-1071
Vonnis in incident van 6 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
W.M. ROELOFS EN ZN. B.V.,
gevestigd te Nijverdal,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.A. Knobben te Nijverdal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
METRACON BUILDING SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S.W. van Zijll te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Roelofs en Metracon genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 november 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie alsmede incident tot opheffing van het beslag ex artikel 705 Rv en overlegging stukken, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot opheffing van het beslag, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De feiten, voor zover van belang in het incident

2.1.
Roelofs heeft conservatoir beslag doen leggen onder Bouwcombinatie Westflank Noord V.O.F. (hierna: Bouwcombinatie) en ING Bank N.V. tot zekerheid van verhaal van de hierna vermelde vordering in de hoofdzaak.

3..Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Roelofs vordert in de hoofdzaak – samengevat – veroordeling van Metracon, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 117.710,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 113.150,17, met veroordeling van Metracon in de kosten van de procedure, waaronder de beslagkosten.
3.2.
Roelofs grondt haar vordering op nakoming van een betalingsverbintenis van Metracon uit hoofde van in opdracht en voor rekening van Metracon door Roelofs ten behoeve van het werk Bouwcombinatie geproduceerde en geleverde zaken.
3.3.
Metracon voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in conventie, met veroordeling van Roelofs, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten.
3.4.
In reconventie vordert Metracon – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Roelofs aansprakelijk is voor de schade van Metracon bestaande uit levering van foutieve en beschadigde panelen, die al dan niet met aanpassingen alsnog gemonteerd dienden te worden zodat tijdig opgeleverd kon worden, en (
voor) de schade als gevolg van het onjuist gebruik van door Bouwcombinatie geleverde poeder;
II. voor recht verklaart dat Roelofs de komende twintig jaar (gerekend vanaf de datum van uitvoering) aansprakelijk is voor alle coatingwerkzaamheden die zij heeft verricht;
III. Roelofs veroordeelt tot betaling van de schade van Metracon als gevolg van wanprestatie van € 10.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Roelofs in de proceskosten.

4..Het geschil in het incident

4.1.
Metracon vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de ten laste van Metracon gelegde beslagen, waaronder, maar niet beperkt tot, het ten laste van Metracon onder Bouwcombinatie gelegde derdenbeslag, opheft binnen drie dagen na datum vonnis in incident, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 ineens en € 1.000,00 voor elke dag/dagdeel dat Roelofs in gebreke blijft om hieraan te voldoen;
II. Roelofs verbiedt om voordat er een onherroepelijke einduitspraak in de bodemprocedure zal zijn gewezen wederom conservatoir beslag te (laten) leggen op enig vermogensbestanddeel van Metracon ter zake van haar vorderingen zoals geformuleerd in het petitum van de dagvaarding, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 ineens en € 1.000,00 voor elke dag/dagdeel dat Roelofs in gebreke blijft om hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
III. Roelofs gebiedt haar facturen nader te specificeren, althans gedetailleerd te splitsen, en aan Metracon toe te zenden binnen vijf dagen na datum vonnis in incident, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 ineens en € 1.000,00 voor elke dag/dagdeel dat Roelofs in gebreke blijft om hieraan te voldoen;
met veroordeling van Roelofs in de proceskosten in incident.
4.2.
Metracon legt– samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
4.2.1.
Roelofs heeft niet conform artikel 21 Rv gehandeld. Uit het in de conclusie van antwoord gestelde blijkt summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Roelofs, met name voor wat betreft de hoogte van de vordering. De facturen op basis waarvan Roelofs meent een vordering te hebben, zijn vaag en niet gespecificeerd. Daarnaast is het volgens Metracon, gelet op haar tegenvordering en op het feit dat de facturen van Roelofs een onjuist beeld geven van de geleverde diensten en goederen en dat diverse bedragen niet zijn gecrediteerd, onredelijk dat het beslag wordt gehandhaafd. Ook is geen sprake van gegronde vrees voor verduistering en had Roelofs, gelet op de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit kunnen kiezen voor minder ingrijpende beslagobjecten.
4.2.2.
Metracon heeft er belang bij dat zij een afschrift ontvangt van gespecificeerde stukken zodat zij haar werkbonnen kan opstellen en deze kan indienen bij Bouwcombinatie, waarna zij betaling kan afdwingen en vervolgens Roelofs kan betalen. Daarnaast heeft Metracon belang bij een specificatie van deze stukken zodat zij haar schade nader kan vaststellen, dan wel om de vordering van Roelofs te toetsen.
4.3.
Roelofs voert verweer en concludeert – samengevat – tot afwijzing van de incidentele vorderingen, met veroordeling van Metracon in de kosten van het incident.

5..De beoordeling in het incident

5.1.
Op grond van artikel 705 Rv kan de opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden uitgesproken indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Het ligt in beginsel op de weg van degene die opheffing vordert om aannemelijk te maken dat de gestelde vordering ondeugdelijk is.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank staat, gelet op de uiteenlopende stellingen van partijen, niet zonder meer vast dat de gehele vordering van Roelofs in de hoofdzaak kan worden toegewezen. Echter, evenmin kan nu al worden vastgesteld dat de verweren van Metracon voldoende kans van slagen hebben. Het standpunt van Roelofs kan naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand als kennelijk onhoudbaar worden gekwalificeerd. Metracon erkent immers dat Roelofs in of omstreeks de periode mei 2021 tot en met september 2021 in opdracht en voor rekening van Metracon ten behoeve van Bouwcombinatie diverse zaken heeft geproduceerd en geleverd. Daarmee staat de overeenkomst waarvan Roelofs nakoming van de betalingsverplichting van Metracon vordert vast.
5.3.
Partijen hebben voor het overige elkaars stellingen voor het overgrote deel gemotiveerd betwist. Zij nemen daarbij standpunten in die een nadere toelichting behoeven, zoals de stelling van Metracon dat Bouwcombinatie haar betalingsverplichting jegens Metracon heeft opgeschort omdat Metracon de facturen van Roelofs niet voldoet. Dit geldt ook voor de stelling van Metracon dat Roelofs jegens haar is tekortgeschoten in haar verbintenissen en dat Metracon daardoor € 10.900,00 schade heeft geleden, waarvan de stelplicht en de bewijslast op Metracon rust. Voor een goede beoordeling lijkt nader onderzoek door een mondelinge behandeling noodzakelijk. Daar leent een voornamelijk schriftelijke procedure in het incident zich in beginsel niet voor.
5.4.
Bij het voorgaande weegt ook mee of Metracon een zodanig zwaarwegend belang heeft aangevoerd bij de opheffing van de beslagen, dat de rechtbank binnen de kaders van dit incident toch is gehouden een vergaande inhoudelijke beoordeling van de standpunten van partijen te geven. Op dit punt heeft Metracon onvoldoende aangevoerd. Zij heeft enkel aangevoerd dat het beslag onevenredig lang op de liquiditeit van Metracon drukt en dat Metracon hierdoor kampt met liquiditeitsproblemen en dat Roelofs “voor minder ingrijpende beslagobjecten had kunnen kiezen”. Metracon heeft daarom – afgezet tegen het belang van Roelofs bij handhaving van het conservatoire beslag ter zekerheid van verhaal indien (een deel van) haar vordering wordt toegewezen – niet voldoende gemotiveerd aangegeven dat het oordeel in de hoofdzaak aangaande de geschillen tussen partijen niet kan worden afgewacht. Daarom kan ook dit niet tot opheffing van het beslag leiden.
5.5.
Tot slot merkt de rechtbank op dat de vrees voor verduistering, wat daar verder van zij in het kader van de toetsing aan artikel 705 Rv, bij het verzoek tot het leggen van derdenbeslag niet hoeft te worden gesteld.
5.6.
Nu niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Roelofs is gebleken en geen van de andere opheffingsgronden van artikel 705 Rv zich voordoen, wordt de vordering, zoals weergegeven in 4.1 onder I afgewezen.
5.7.
Met betrekking tot de vordering zoals weergegeven onder 4.1 onder II overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt is dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen plaats is voor een beslagverbod, bijvoorbeeld in het geval dat de beslaglegger klaarblijkelijk misbruik maakt van het recht beslag te leggen. In het in 5.2 tot en met 5.4 overwogene ligt besloten dat Metracon niet aannemelijk heeft gemaakt dat Roelofs klaarblijkelijk misbruik maakt van het recht om beslag te leggen. Ook zijn geen zwaarwegende belangen aan de kant van Metracon aangevoerd die een beslagverbod kunnen rechtvaardigen. De vordering om Roelofs te verbieden wederom conservatoire beslagen te (doen) leggen ten laste van Metracon zal daarom bij gebreke van een grondslag worden afgewezen.
5.8.
De rechtbank constateert dat Metracon heeft nagelaten te stellen wat de grondslag is van de vordering als weergegeven onder 4.1 onder III. Voor zover Metracon heeft bedoeld artikel 843a Rv aan haar vordering ten grondslag te leggen, oordeelt de rechtbank dat dit artikel niet kan dienen als grondslag van de vordering. Artikel 843a Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van Metracon niet aan de hiervoor vermelde eisen voldoet. Artikel 843a Rv biedt geen grondslag voor het gebieden van het nader specificeren, althans gedetailleerd splitsen van facturen, nu dit niet valt onder het vorderen van inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden. Artikel 843a Rv biedt een partij de mogelijkheid kennis te nemen van een (schriftelijk) bewijsmiddel dat haar in beginsel wel bekend is, maar niet in haar bezit is. Daar voldoet de vordering van Metracon niet aan.
5.10.
De vordering zoals weergegeven in 4.1 onder III wordt gelet op het in 5.8 en 5.9 overwogene, ook afgewezen.
5.11.
Metracon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Roelofs vastgesteld op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt × tarief € 563,00).

6..Voortgang in de hoofdzaak

6.1.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.

7..De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst het gevorderde af,
7.2.
veroordeelt Metracon in de kosten van de incidenten, aan de zijde van Roelofs tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
7.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 april 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.
3242/1573