ECLI:NL:RBROT:2022:2635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
FT EA 22/150
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met hardheidsclausule

In deze zaak heeft verzoekster op 28 maart 2022 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting was mevrouw J.M. Peters aanwezig als beschermingsbewindvoerder van verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, en dat er geen voldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank is bevoegd om deze insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.

De rechtbank heeft beoordeeld of verzoekster te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. Hierbij is gekeken naar de aard en omvang van de vorderingen, het tijdstip van ontstaan van de schulden, en het gedrag van verzoekster met betrekking tot haar inspanningen om de schulden te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden van verzoekster, die zijn ontstaan door verkeersovertredingen en onbetaald gelaten belastingaanslagen, in beginsel niet te goeder trouw zijn.

Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster haar omstandigheden voldoende heeft veranderd. Sinds mei 2020 heeft zij een beschermingsbewindvoerder en maakt zij geen nieuwe schulden. Verzoekster heeft inzicht gekregen in haar financiële situatie en solliciteert naar betaald werk. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen, met benoeming van een rechter-commissaris en het toekennen van een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder. De uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 28 maart 2022
[verzoekster],
[adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van 28 maart 2022. Mevrouw J.M. Peters was hierbij aanwezig als beschermingsbewindvoerder van verzoekster. De uitspraak is bepaald op heden.

2..De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schulden van verzoekster die zijn ontstaan als gevolg van verkeersovertredingen en onbetaald gelaten belastingaanslagen. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw en staan in beginsel aan toelating in de weg. Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is.
Verzoekster heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij in het verleden veel moeite had met het beheren van geld. Van een vriend kreeg zij geld toegestopt, maar door het ontvangen van deze giften is verzoekster dieper in de schulden geraakt. Verzoekster had geen overzicht meer in haar financiën. Sinds mei 2020 heeft verzoekster een beschermingsbewindvoerder. Verzoekster maakt sindsdien geen nieuwe schulden. Het beschermingsbewind loopt voorspoedig. Verzoekster ziet in dat zij fouten heeft gemaakt in het verleden. Daarnaast is verzoekster solliciteert naar betaald werk. Hierdoor is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat de omstandigheden van verzoekster voldoende zijn gewijzigd en dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.

3..De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris [persoon A]
en tot bewindvoerder W. Boekelman,
gevestigd te Postbus 187,
3330 AD Zwijndrecht;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van M. Melissant, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.