ECLI:NL:RBROT:2022:2635
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met hardheidsclausule
In deze zaak heeft verzoekster op 28 maart 2022 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting was mevrouw J.M. Peters aanwezig als beschermingsbewindvoerder van verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, en dat er geen voldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank is bevoegd om deze insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.
De rechtbank heeft beoordeeld of verzoekster te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. Hierbij is gekeken naar de aard en omvang van de vorderingen, het tijdstip van ontstaan van de schulden, en het gedrag van verzoekster met betrekking tot haar inspanningen om de schulden te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden van verzoekster, die zijn ontstaan door verkeersovertredingen en onbetaald gelaten belastingaanslagen, in beginsel niet te goeder trouw zijn.
Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster haar omstandigheden voldoende heeft veranderd. Sinds mei 2020 heeft zij een beschermingsbewindvoerder en maakt zij geen nieuwe schulden. Verzoekster heeft inzicht gekregen in haar financiële situatie en solliciteert naar betaald werk. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen, met benoeming van een rechter-commissaris en het toekennen van een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder. De uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.