ECLI:NL:RBROT:2022:2640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
10/754542-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde invoer van cocaïne met betrokkenheid van meerdere verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij de (verlengde) invoer van ruim 65 kilo cocaïne. De verdachte, een beroepschauffeur, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van deze verdovende middelen in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten betrokken was bij het transport en de opslag van de container waarin de cocaïne was verborgen. De container was op 2 oktober 2020 vanuit Suriname verscheept en arriveerde op 27 oktober 2020 in Rotterdam. Tijdens een douanecontrole werd de cocaïne ontdekt, waarna de verdachte op 12 november 2020 de sleutel van het terrein waar de container was opgeslagen, in ontvangst nam. Hij heeft het zegel van de container doorgeknipt en een deel van de lading gelost. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en dat zijn gedragingen gericht waren op de invoer ervan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/754542-20
Datum uitspraak: 7 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad,
bijgestaan door mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte weliswaar betrokken was bij het transport en het lossen van de container, maar dat hij niet wist dat in de container cocaïne verborgen zat. Hij is zich ook niet bewust geweest van een dergelijk risico en heeft dat risico ook niet aanvaard. De verdachte werkt al sinds jaar en dag als beroepschauffeur/-koerier en op verzoek van een zeer goede vriend van hem heeft hij geholpen met het vervoeren en lossen van een container waarvoor hij een reguliere vergoeding ontving.
4.1.2.
Beoordeling
Als vertrekpunt voor haar beoordeling gaat de rechtbank allereerst uit van de navolgende feiten en omstandigheden, die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt en ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Betrokkenheid bij invoer cocaïne
Op 2 oktober 2020 werd een container met het nummer [containernummer] (hierna: de container), beladen met voedingsmiddelen, verscheept vanuit Paramaribo, Suriname, naar Caucedo in de Dominicaanse Republiek. Op 17 oktober 2020 werd de container van daaruit met het schip [naam schip] verscheept naar Rotterdam. Het schip arriveerde op 27 oktober 2020 in Rotterdam. In het douanemanifest werd het bedrijf [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) als ontvanger van de container vermeld, waarvan [naam persoon] blijkens het handelsregister de eigenaar is. Bij een douanecontrole op de dag van aankomst in Rotterdam, 27 oktober 2020, werd, verborgen in de constructiebalken van de container, 65,87 kilogram cocaïne aangetroffen. De cocaïne is uit de container verwijderd en inbeslaggenomen. Er is hierna een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering. De container is, verzegeld en voorzien van technische hulpmiddelen, ter beschikking gesteld van de rederij.
Op 11 november 2020 heeft een vrachtwagen van de firma Gevezet Transport de container opgehaald en van het terrein van de ECT Delta Terminal vervoerd naar A15 Opslag en Verhuur te Vuren. Daar was de container tussen 11 en 17 november 2020 opgeslagen. Op 12 november 2020 heeft de verdachte de sleutel van het toegangshek van het terrein van A15 Opslag en Verhuur in ontvangst genomen. Die avond is de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar het terrein van A15 Opslag en Verhuur gegaan. De verdachte heeft het zegel van de container doorgeknipt en een deel van de lading van de container is gelost. Op 15 november 2020 heeft de verdachte samen met de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] wederom een deel van de lading van de container gelost. Na het lossen van de lading heeft de verdachte in de container gefilmd door middel van beeldbellen.
Op 17 november 2020 eind van de ochtend heeft een vrachtwagen van het bedrijf De Jong en Grauss Transport (hierna [naam transportbedrijf] ) de container bij A15 Opslag en Verhuur opgehaald en vervoerd naar de Nieuwe Sluisweg in Rotterdam. Eenmaal daar aangekomen, weigerde [naam transportbedrijf] de container achter te laten op de openbare weg. De verdachte heeft die middag, op verzoek van medeverdachte [naam medeverdachte 1] , tot tweemaal toe gebeld met [naam transportbedrijf] uit naam van [naam bedrijf 1] om door te geven dat de container naar een bedrijf aan de Van Riemsdijkweg te Rotterdam kon worden gebracht. Het adres van dit bedrijf heeft de verdachte doorgekregen van medeverdachte [naam medeverdachte 2] . De container is aan de Van Riemsdijkweg overgeladen op een andere vrachtwagencombinatie en wederom vervoerd naar de Nieuwe Sluisweg te Rotterdam. Nadat de container het bedrijf [naam bedrijf 2] gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam had bezocht, is hij afgekoppeld en achtergelaten op de Nieuwe Sluisweg ter hoogte van nummer [huisnummer] . In het begin van de avond heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 4] de container de loods van het bedrijf [naam bedrijf 2] binnengereden, het bedrijf waar [naam medeverdachte 4] werkzaam was als bedrijfsleider. [naam medeverdachte 4] heeft vervolgens de medeverdachten [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 3] de loods binnengelaten. Toen de politie later die avond de loods binnenviel, waren de medeverdachten met een koevoet en een slijptol bezig op het dak van de container op de plaats waar de cocaïne in de container was aangetroffen. De medeverdachten werden aangehouden. Diezelfde avond zijn ook de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] aangehouden toen zij met de auto in de richting van de Nieuwe Sluisweg reden, waar de loods van het bedrijf [naam bedrijf 2] is gelegen.
Uit artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat onder het invoeren van verdovende middelen ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen moet worden begrepen. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte al in een vroeg stadium bij de container betrokken is geweest. Hij is op meerdere momenten in de buurt van de container geweest en heeft, na het doorknippen van het zegel van de container, geholpen met het lossen van de container. Ook heeft hij de container aan de binnenkant gefilmd. Daarnaast heeft hij telefoongesprekken gevoerd met de transporteur en heeft hij veelvuldig (telefonisch) contact gehad met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] over onder meer de container en de plaats waar die heen moest.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de verdachte, samen met anderen, betrokken is geweest bij de (verlengde) invoer van de cocaïne en dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Wetenschap van cocaïne
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de container en dus ook het opzet heeft gehad op de invoer van deze cocaïne in Nederland overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid heeft te gelden dat belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt geleverd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen het risico lopen dat hun waardevolle zending – het gaat in dit geval om een partij met een straatwaarde van tussen de drie en vijf miljoen euro – in handen komt van een onwetende ontvanger, zij het dat onder bijzondere omstandigheden dit anders kan zijn. Deze bijzondere omstandigheden doen zich met betrekking tot de verdachte niet voor, gelet op de hierna te bespreken vaststellingen ten aanzien van de rol van de verdachte.
Rol van de verdachte bij de (verlengde) invoer
Het is algemeen bekend dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, en dat daarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Zuid-Amerika naar Rotterdam te laten vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom, behoudens overtuigende contra-indicaties, in beginsel worden geacht gericht te zijn op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
Zoals hiervoor is overwogen, is de verdachte na aankomst van de container in Nederland in een vroeg stadium en intensief bij het verdere vervoer en de opslag van de container betrokken geweest. Nadat de container op 11 november 2020 van het haventerrein Rotterdam naar het bedrijf A15 Opslag en Verhuur te Vuren was overgebracht, heeft de verdachte op 12 november 2020 namens [naam persoon] de sleutel van dit terrein opgehaald. De verdachte heeft zich daarbij gelegitimeerd met zijn eigen ID-kaart. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij de sleutel heeft opgehaald in opdracht van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Uit het dossier blijkt dat [naam medeverdachte 1] zich in telefoongesprekken met het bedrijf A15 Opslag en Verhuur heeft voorgedaan als [naam persoon] . Op 12 november 2020 is de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de avond naar de container geweest en heeft het zegel van de container doorgeknipt, waarna een deel van de lading van de container is gelost. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij de inhoud van de container op verzoek van [naam medeverdachte 1] naar een groothandel in Schiedam heeft gebracht. Op enig moment is de container vanuit Vuren weer vervoerd naar Rotterdam. Toen er problemen waren met het afkoppelen en achterlaten van de container in Rotterdam, heeft de verdachte, wederom op verzoek van medeverdachte [naam medeverdachte 1] , namens het bedrijf [naam bedrijf 1] contact opgenomen met de vervoerder [naam transportbedrijf] en een nieuw adres opgegeven waar de container naartoe kon worden gebracht. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij de naam van het bedrijf [naam bedrijf 1] had gekregen van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Ook heeft de verdachte verklaard dat hij het nieuwe adres waar de container kon worden gelost van medeverdachte [naam medeverdachte 2] had gekregen en dat hij [naam persoon] niet kent.
Voormelde gang van zaken met betrekking tot het vervoer en het lossen van de container is te kwalificeren als onnodig complex en gericht op het verhullen van de daadwerkelijke ontvanger van de container én dat in de container drugs aanwezig waren. De verdachte heeft aan deze verhullende activiteiten een actieve bijdrage geleverd. Hij heeft immers de sleutel bij het bedrijf A15 Opslag en verhuur opgehaald namens [naam persoon] , die hij zegt niet te kennen, terwijl de opdracht daartoe aan hem is gegeven door medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Voorts heeft de verdachte tot tweemaal toe geholpen met het lossen van de container in Vuren, terwijl de inhoud van de container bestemd was voor een groothandel in Schiedam en de container voorafgaand aan het lossen in Vuren in Rotterdam lag opgeslagen. Tot slot heeft de verdachte namens [naam bedrijf 1] contact gezocht met vervoerder [naam transportbedrijf] , terwijl het bedrijf [naam bedrijf 1] al enkele jaren inactief was en op naam stond van [naam persoon] , die – zo volgt uit diens verklaring – geen ervaring met of kennis van het importeren van voedingsmiddelen had en alle werkzaamheden met betrekking tot de container aan de medeverdachte [naam medeverdachte 1] overliet.
Daar komt bij dat de verdachte in de periode van 2 november tot en met 17 november 2020 veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachten. Daarbij is gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik. Op 12 november 2020 stuurt medeverdachte [naam medeverdachte 2] aan de verdachte een voice-berichtje waarin wordt gezegd:
“Hai, kunnen we toch niet even met hem praten. Kan hij toch dat verschil niet delen dat we op 3 komen. Vraag even, kan altijd vragen toch? Anders zijn we echt kill kill man, zijn we dood man.”.De verdachte reageert daarop met ook een voice-bericht:
“Ik heb het al gevraagd, hij zegt dit is het minimale. Lager dan dat gaat hij niet, ik heb het al tegen hem gezegd net’’.Daarop stuurt medeverdachte [naam medeverdachte 2] wederom een voice-bericht:
“Doen, doe het maar. We gaat al te lang over wij. Laat maar doen. Laat het die dingen regelen daar en laat het daar ophalen en gooien. Zo op z’n vroegst, we gaan kijken wat we gaan doen. Komt goed, we gaan het maar doen”.
De verklaring van de verdachte dat zijn betrokkenheid bij de container uit niet meer bestond dan uit het lossen en vervoeren ervan is, tegen de achtergrond van het voorgaande, niet geloofwaardig. Dat de verdachte tijdens het logistieke proces in contact met het bedrijf A15 Opslag en Verhuur zijn eigen naam heeft gebruikt, werpt op deze omstandigheid geen ander licht.
Uit het voorgaande volgt dat de door de verdediging genoemde contra-indicaties, zoals hiervoor overwogen, niet opgaan, dan wel onvoldoende tegenwicht vormen voor de hiervoor verder genoemde feiten en omstandigheden.
4.1.3.
Conclusie
De feiten en omstandigheden leiden, in onderlinge samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, dan ook tot de conclusie dat de verdachte geweten heeft dat in de container een hoeveelheid cocaïne verborgen was en dat zijn gedragingen gericht waren op de invoer van de cocaïne in Nederland. Uit het voorgaande volgt ook dat sprake is van zodanige samenwerking dat de verdachte als medepleger is aan te merken ter zake van de verlengde invoer van cocaïne.
De door de verdediging aangevoerde argumenten zijn weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde (verlengde) invoer van cocaïne.
4.2.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020 te Rotterdam en Vuren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 65,87 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van ruim 65 kilo cocaïne. Voor het importeren van de cocaïne was de rol van de verdachte bij het transport van de container essentieel. De verdachte heeft gedurende de gehele periode intensief contact gehad met de medeverdachten. Daarnaast was de verdachte degene die de sleutel heeft opgehaald van het toegangshek van het terrein waarop de container zich bevond en het zegel van de container heeft doorgeknipt. De verdachte is daarmee samen met zijn medeverdachten aanwezig op voor de feitelijke voltooiing van het strafbare feit essentiële momenten.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. De invoer van harddrugs is een ernstig feit. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en ze zijn sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Zo is een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten te relateren aan de behoefte aan verdovende middelen van gebruikers. Verder zijn veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 april 2021. Vanwege de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering geen verbanden leggen met criminogene factoren en/of beschermende factoren benoemen. Wel stelt de reclassering vast dat de verdachte op de praktische leefgebieden zijn leven overwegend op orde heeft. Er is ook geen sprake van middelenproblematiek en/of psychische problematiek. Er zijn geen indicaties voor interventies en/of toezicht door de reclassering. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken in soortgelijke zaken en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Voorlopige hechtenis

De rechtbank stelt vast dat bij bevel van 18 mei 2021 de voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 19 mei 2021 tot aan de datum van de einduitspraak. Het eerder uitgevaardigde bevel tot voorlopige hechtenis herleeft dan ook met ingang van 7 april 2022.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
9.2.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. De telefoon behoort aan de verdachte toe en het bewezen verklaarde feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 34 (vierendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het primair bewezen verklaarde feit:
1.00 STK GSM zaktelefoon
IPHONW
[serienummer]
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J. Mendlik en H.I. Kernkamp-Maathuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020 te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging meteen of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en./of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via Whatsapp contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
- telefonisch contact onderhouden met Opslag A15 Verhuur en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam transportbedrijf] voor de opslag en/of het vervoer van de container, en/of
- zich voorgedaan als [naam persoon] , en/of
- de container naar het terrein van Al5 Opslag & Verhuur in Vuren gebracht en/of laten brengen, en/of
- gereedschap en/of werkhandschoenen aangeschaft en/of laten aanschaffen en/of voorhanden gehad, en/of
- geld ontvangen en/of in het vooruitzicht gesteld (gekregen),
- de loods aan de [adres delict] ter beschikking gesteld voor de opslag en/of het lossen van die container, en/of
- de container naar een loods aan de [adres delict] gebracht en/of laten brengen, en/of
- met een slijptol het dak van die container open geslepen en/of laten openslijpen.