ECLI:NL:RBROT:2022:2643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
9493215
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk; verplichtingen aannemer en vertragingsschade

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 11 oktober 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 maart 2022. De eisers vorderden onder andere een vervangende schadevergoeding en vergoeding van vertragingsschade, omdat de gedaagde zijn verplichtingen niet was nagekomen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn verplichtingen niet had mogen opschorten, omdat de aanneemsom nog niet opeisbaar was. De vordering tot vervangende schadevergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet in verzuim was geraakt. Wel werd de vertragingsschade toegewezen, omdat de gedaagde vanaf 2 oktober 2020 in verzuim was geraakt. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan op 8 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9493215 \ CV EXPL 21-34055
datum uitspraak: 8 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1..[eiser 1], en

2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. J.R.J. van de Rostijne,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Dongen en Partners B.V.
Partijen worden hierna “[eisers]” en “[gedaagde]” genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 oktober 2021, met producties 1 tot en met 16;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;
  • het tussenvonnis van 17 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering en wijziging van eis in conventie, met producties 17 tot en met 21.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft in aanwezigheid van partijen plaatsgevonden op 10 maart 2022. De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.

2..De feiten

2.1.
[eisers] hebben [gedaagde] gevraagd om een offerte op te stellen voor het realiseren van een aanbouw aan hun woning.
2.2.
Op 18 mei 2020 heeft [eiser 1] de offerte van [gedaagde] d.d. 16 mei 2020 voor een bedrag van € 33.880,00 inclusief BTW ondertekend.
2.3.
Op 1 juli 2020 heeft [gedaagde] een nieuwe offerte opgesteld, waarmee [eisers] hebben ingestemd. Deze offerte luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Prijsopgave Aanbouw
Wij kunnen bovengenoemde werkzaamheden uitvoeren voor € 28.000,- excl. btw.
B.T.W. 21 % € 5.880,-
--------------
Totaalprijs incl. BTW € 33.880,-
Prijsopgave onderheid terras en tuinmuren
Wij kunnen bovengenoemde werkzaamheden uitvoeren voor € 9.360,- incl. btw.
Totale kosten aanbouw en onderheid terras met tuinmuren: € 37.360,- incl. btw"
2.4.
[eisers] hebben met betrekking tot de te plaatsen kozijnen in de aanbouw een aparte overeenkomst gesloten met [naam bedrijf 1].
2.5.
[gedaagde] heeft per factuur van 6 juli 2020 (factuurnummer 20-00192) een bedrag ter hoogte van € 15.246,00 inclusief BTW in rekening gebracht bij [eisers] De omschrijving van de factuur luidt: “1e termijn 45% betonwerk gereed”. [eisers] hebben deze factuur op 8 juli 2020 voldaan.
2.6.
Eveneens per factuur van 6 juli 2020 (factuurnummer 20-00193) heeft [gedaagde] een bedrag ter hoogte van € 9.360,00 inclusief BTW in rekening gebracht bij [eisers] De omschrijving van de factuur luidt: “Totaal onderheid terras en tuinmuren”. [eisers] hebben deze factuur op 6 juli 2020 voldaan.
2.7.
Per factuur van 20 juli 2020 (factuurnummer 20-00210) heeft [gedaagde] een bedrag ter hoogte van € 15.246,00 inclusief BTW in rekening gebracht bij [eisers] De omschrijving van de factuur luidt: “2e termijn 45% waterdicht”. [eisers] hebben deze factuur niet voldaan.
2.8.
[eiser 1] heeft per brief van 31 juli 2020 diverse klachten geuit over de wijze waarop [gedaagde] de tot dan toe verrichte werkzaamheden had uitgevoerd. [eiser 1] heeft in de brief eveneens aangegeven niet tot betaling van de factuur van 20 juli 2020 over te gaan.
2.9.
De gemachtigde van [eisers] heeft per brief van 3 september 2020 [gedaagde] verzocht om binnen vier weken de in de brief vermelde gebreken te herstellen, de overeengekomen werkzaamheden uit te voeren en de aanbouw gereed voor bewoning op te leveren. In het geval [gedaagde] geen gevolg zou geven aan dit verzoek, heeft de gemachtigde van [eisers] aangekondigd dat [eisers] hun vordering tot nakoming omzetten in een vervangende schadevergoeding.
2.10.
[eisers] hebben [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) als deskundige ingeschakeld om de onderzoeken of er gebreken aanwezig zijn in de aanbouw en of er afwijkingen zijn in de maatvoering. [naam bedrijf 2] heeft, in aanwezigheid van partijen en [naam bedrijf 1] (partij 3), de aanbouw op 2 december 2020 onderzocht. Van haar bevindingen heeft [naam bedrijf 2] op 30 maart 2021 een deskundigenrapport opgemaakt. Dat deskundigenrapport vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“1. Is de aanbouw behept met gebreken? Kunt u deze in kaart brengen?
Naar onze mening valt dit wel mee. Het raamkozijn in de achtergevel, dat enigszins scheef is gemonteerd, zou als een gebrek kunnen worden gezien.
Geringe maatafwijkingen zien wij niet als een gebrek.
(…)
3. Welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd voordat de aanbouw opleveringsgereed is?
- Aanpassen van de stalen ligger
- Slopen restant van oorspronkelijke achtergevel.
- Plaatsen van binnenwanden HSB om de uitbouw symmetrisch te krijgen.
- Keukenkozijn recht plaatsen
- Aftimmeren van kozijnen en stalen balk.
- Plafondplaten aanbrengen en spuiten.
- Stuken van de wanden.
- Aanbrengen zand/cementdekvloer.
- Wandcontactdozen en centraaldoos in plafond.
- Verwarmingsradiator verplaatsen.
- Vloerverwarming in aanbouw aanleggen.
- Aanleggen van hemelwaterafvoer aan achterzijde.
(…)
5. Zijn de muren van de aanbouw over de erfgrenzen met de beide buren gebouwd?
Dit hebben wij niet kunnen beoordelen.
6. Op welke wijze kan dit in redelijkheid worden aangepast en wat zijn de kosten hiervan?
Indien sprake is van een geringe grensoverschrijdende rechtergevel is aanpassen niet redelijk. Dit komt neer op slopen van de rechtergevel en een deel van de tuinmuur en achtergevel. De kosten hiervan zijn niet in verhouding tot de vermeende grensoverschrijding. Tevens moet dit nu via de tuin van de buren worden opgebouwd, waarvoor toestemming nodig is.
7. Kunt u beoordelen of er schade is ontstaan aan de riolering en wat de oorzaak hiervan is?
Het grondpakket was al aangevuld, zodat wij de riolering niet hebben kunnen inspecteren. Na de ontstopping waren er volgens partij 1 geen problemen meer.
De kosten voor ontstopping zouden door partij 2 aan partij 1 vergoed moeten worden
€ 250,00
Bedrag is inclusief btw.
(…)
13. Zijn er nog andere feiten/omstandigheden relevant?
Onder punt 6.2 bespraken wij de asymmetrie van de aanbouw door het feit dat de ene buurman wel toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van de muur op zijn erf en de andere buurman niet. Dit kan visueel wel symmetrisch worden gemaakt door aan de rechterzijde een voorzetwand te plaatsen. De aanbouw wordt hierdoor wel wat smaller.
De kosten hiervan zijn begroot op
€ 500,00
Bedrag is inclusief btw.
Resumé:
Kostenraming
35% van het werk nog uit te voeren € 13.076,00
Vervangen stalen ligger inclusief kosten constructeur € 3.665,50
Stortkosten € 310,00
Kosten opslag keuken extra 4 maanden € 650,00
Ontstoppen riolering en aanpassen symmetrie
€ 750,00
TOTAAL kostenraming inclusief btw
€ 18.451,50
2.11.
[gedaagde] heeft de aanbouw niet opgeleverd.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] hebben samengevat en zakelijk weergegeven – na vermeerdering en wijziging van eis – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om:
primair
binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen:
A) een bedrag van € 6.347,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag;
B) de reeds gemaakte aanvullende kosten voor opslag van de keuken ad € 650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag;
C) de (verlet)kosten omdat de keuken niet kon worden geplaatst ad € 544,50, te vermeerderen met de wettelijke rente;
D) een bedrag van € 1.680,00 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag;
E) een bedrag van € 939,41 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
subsidiair
F) haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst tussen partijen alsnog, binnen vier weken na dit vonnis, deugdelijk na te komen en het werk volledig opgeleverd te hebben, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] verzuimt om aan het vonnis te voldoen.
zowel primair als subsidiair
G) [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Aan hun vordering hebben [eisers] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst is [gedaagde] gehouden om de overeengekomen werkzaamheden volledig en deugdelijk uit te voeren. [gedaagde] heeft de werkzaamheden niet volledig uitgevoerd, er zijn gebreken in het uitgevoerde werk geconstateerd en er is schade veroorzaakt. [eisers] verwijst daarbij naar het expertiserapport van [naam bedrijf 2]. [gedaagde] is meermaals in de gelegenheid gesteld om alsnog haar verplichtingen volledig en deugdelijk na te komen, maar [gedaagde] heeft daaraan geen gehoor gegeven. Dit betekent dat [gedaagde] per 2 oktober 2020 (de termijn genoemd in de brief van 3 september 2020) in verzuim is geraakt. [eisers] hebben de verbintenis omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 lid 1 BW door middel van de omzettingsverklaring van 3 september 2020. De vervangende schadevergoeding is door [eisers], onder verwijzing naar het rapport van [naam bedrijf 2], als volgt gespecificeerd:
- 35% van het werk nog uit te voeren € 13.076,00
- Vervangen stalen ligger inclusief kosten constructeur € 3.665,50
- Stortkosten € 310,00
- Kosten opslag keuken extra 4 maanden € 650,00
-
Ontstoppen riolering en aanpassen symmetrie € 750,00 +
Totaal, inclusief BTW € 18.451,50
- Extra opslagkosten keuken t/m juli 2021 € 650,00 +
Totaal, inclusief BTW € 19.101,50
- Openstaande aanneemsom € 12.754,00 -
Totaal door [gedaagde] aan [eisers] verschuldigd: € 6.347,50
3.2.2.
Tot en met 31 december 2021 hebben [eisers] nog eens een bedrag van € 650,00 voldaan voor de opslag van hun keuken. Het bedrijf dat de keuken zou plaatsen, heeft tevens verletkosten ter hoogte van € 544,50 in rekening gebracht omdat de keuken niet kon worden geplaatst op de overeengekomen dag. Ook voor deze kosten houden [eisers] [gedaagde] aansprakelijk.
3.2.3.
De schade van [eisers] bestaat daarnaast uit de gemaakte expertisekosten ter hoogte van € 1.680,00. Dit bedrag komt op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor rekening van [gedaagde].
3.2.4.
[gedaagde] is voorts ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 939,41 verschuldigd aan [eisers]
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eisers]. [gedaagde] heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
3.3.1.
De werkzaamheden zijn goed en conform de offerte uitgevoerd door [gedaagde]. [gedaagde] is niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het is [gedaagde] bekend dat er nog werkzaamheden uitgevoerd moeten worden, maar [gedaagde] heeft zijn verplichtingen opgeschort omdat door [eisers] expliciet is medegedeeld dat zij niet tot betaling van de factuur van 20 juli 2020 zouden overgaan. Na betaling van het openstaande bedrag is [gedaagde] bereid de resterende werkzaamheden uit te voeren.
3.3.2.
[gedaagde] betwist voorts de verschuldigdheid van de gevorderde stort-, opslag- en verletkosten. Ook de gevorderde buitengerechtelijke (incasso)kosten en wettelijke rente worden door [gedaagde] betwist.
in reconventie
3.4.
[eiseres] heeft gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [verweerders] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.754,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 3 augustus 2020 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [verweerders] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.5.
Aan haar vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [verweerders] toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomst door de factuur van 20 juli 2020 niet te voldoen. Door een interne fout heeft [eiseres] abusievelijk het totaalbedrag van de offerte van 1 juli 2020 aangepast naar € 37.360,00 inclusief BTW in plaats van € 43.240,00 inclusief BTW. [eiseres] ziet af van het verschil tussen beide bedragen.
3.6.
Het verweer van [verweerders] strekt tot afwijzing van de vordering. Samengevat hebben zij daartoe aangevoerd dat er geen betalingstermijnen zijn overeengekomen en [verweerders] nooit een aanmaning hebben ontvangen. [eiseres] heeft dan ook geen opeisbare vordering op [verweerders], zodat [eiseres] geen enkel opschortingsrecht toekomt. Bovendien betreft het een foutieve factuur, omdat de resterende aanneemsom € 12.754,00 bedraagt en niet € 15.246,00 zoals op de factuur van 20 juli 2020 vermeld.
3.7.
Op de overige stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de geschillen in conventie en reconventie, zal de kantonrechter de geschillen gezamenlijk behandelen.
4.2.
Tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW tot stand gekomen. De inhoud van die overeenkomst wordt bepaald door de offertes van 16 mei 2020 en 1 juli 2020.
Het beroep van [gedaagde] op opschorting
4.3.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of [gedaagde] op goede gronden haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft opgeschort. Voor een geslaagd beroep op opschorting is onder meer een opeisbare vordering op de wederpartij vereist (artikel 6:52 BW jo. artikel 6:262 BW). Aan de orde is aldus of de vordering van [gedaagde] op [eisers] opeisbaar is.
4.4.
Tijdens de zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat er geen afspraken zijn gemaakt omtrent het moment van betaling van de overeengekomen prijs. In dat geval ontstaat het recht van de aannemer op betaling van de verschuldigde prijs op het moment dat hij zich naar behoren van zijn prestatieplicht heeft gekweten. Dat is het moment dat hij het werk naar de bepalingen van de overeenkomt tot stand heeft gebracht en opgeleverd. Vast staat dat [gedaagde] haar werkzaamheden (nog) niet heeft opgeleverd. [gedaagde] heeft bovendien erkend dat zij per factuur van 20 juli 2020 een verkeerd bedrag, namelijk € 15.246,00 in plaats van € 12.754,00, in rekening heeft gebracht bij [eisers] Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] een factuur aan [eisers] heeft gestuurd met het juiste factuurbedrag. Tegen deze achtergrond kan niet geoordeeld worden dat de vordering van [gedaagde] op enig moment opeisbaar is geworden. Daarmee faalt het beroep van [gedaagde] op opschorting van haar verplichtingen en kan [gedaagde] geen aanspraak maken op betaling van de factuur van 20 juli 2020. Het voorgaande maakt dat ook de reconventionele vordering van [gedaagde] afgewezen wordt.
Vervangende schadevergoeding
4.5.
[eisers] vorderen primair een vervangende schadevergoeding om het werk af te laten maken door een derde en voor enkele herstelwerkzaamheden. De kantonrechter zal hierna puntsgewijs ieder onderdeel van de door [eisers] gevorderde schadevergoeding beoordelen.
35% van het werk nog uit te voeren
4.6.
Met betrekking tot de vervangende schadevergoeding om het werk af te laten maken door een derde overweegt de kantonrechter als volgt. Aangezien hiervoor reeds is geoordeeld dat [gedaagde] zich niet kon beroepen op een opschortingsrecht, is [gedaagde] vanaf 2 oktober 2020 (de door [eisers] gegeven termijn voor nakoming) in verzuim geraakt. [eisers] waren daarom naar het oordeel van de kantonrechter gerechtigd hun vordering tot nakoming om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
4.7.
De hoogte van de vervangende schadevergoeding moet [eisers] in staat stellen de gemiste prestatie alsnog door een derde te laten uitvoeren. [eisers] hebben voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding verwezen naar het rapport van [naam bedrijf 2], waarin de kosten om het werk af te maken zijn begroot op € 13.076,00. [gedaagde] heeft aan de orde gesteld dat in dit bedrag tevens een post is opgenomen voor het gereed maken van de kozijnen in de aanbouw. [eisers] heeft erkend dat deze werkzaamheden geen onderdeel uitmaken van de overeenkomst tussen partijen. [gedaagde] heeft voorts gesteld dat er (bij benadering) voor € 5.000,00 aan werkzaamheden nog dient te worden verricht aan de aanbouw. Dat hebben [eisers] niet betwist, zodat een bedrag ter hoogte van € 5.000,00 in beginsel toewijsbaar is als vervangende schadevergoeding om het werk te laten afmaken door een derde.
Vervangen stalen ligger inclusief kosten constructeur
4.8.
Tussen partijen is met betrekking tot dit punt in geschil of partijen zijn overeengekomen dat de kolom in de aanbouw verwijderd zou worden, waardoor het bint verzwaard moest worden met een stalen ligger. Volgens [eisers] hebben zij duidelijk aangegeven dat de kolom verwijderd moest worden en behoren die werkzaamheden daarom tot de overeenkomst, maar [gedaagde] heeft dat betwist en aangevoerd dat het verwijderen van de kolom niet uit de offerte volgt. De kantonrechter is van oordeel dat [eisers], gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde], onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld waaruit volgt dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de kolom in de aanbouw zou verwijderen. Dat blijkt immers niet uit de inhoud van de offertes. Het voorgaande betekent dat er geen grondslag is om het vervangen van de stalen ligger op kosten van [gedaagde] te laten plaatsvinden.
Ontstoppen riolering
4.9.
[eisers] hebben in de dagvaarding, zonder enige onderbouwing of toelichting, gesteld dat [gedaagde] schade aan de riolering heeft veroorzaakt. Uit het rapport van [naam bedrijf 2] leidt de kantonrechter af dat er volgens [eisers] een verstopping is geweest en dat bij het ontstoppen puin zou zijn getroffen. Het rapport van [naam bedrijf 2] vermeldt hierover ook dat zij de schade aan de riolering niet hebben kunnen inspecteren. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat de verstopping haar is aan te rekenen. Op basis waarvan [gedaagde] gehouden zou zijn om de gevorderde schade te vergoeden, hebben [eisers] niet nader onderbouwd. Het voorgaande maakt dat de kantonrechter dit gedeelte van de vordering zal afwijzen.
Aanpassen symmetrie
4.10.
[naam bedrijf 2] heeft geconstateerd dat de breedte van de aanbouw asymmetrisch is ten opzichte van de bestaande bouw. [gedaagde] heeft niet betwist dat de aanbouw asymmetrisch is, maar zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij conform de offerte de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Wat daarvan ook zij, een aannemer is op grond van artikel 7:754 BW verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht. Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van [gedaagde] gelegen om [eisers] te waarschuwen voor een asymmetrische aanbouw. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] op dit punt aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan. [naam bedrijf 2] heeft aangegeven dat de kosten om dit ongedaan te maken niet in verhouding staan tot de vermeende grensoverschrijding. Het advies van [naam bedrijf 2] is om aan de rechterzijde van de aanbouw een voorzetwand te plaatsen, zodat het geheel visueel symmetrisch wordt. De kosten voor deze aanpassing heeft [naam bedrijf 2] begroot op € 500,00 inclusief btw. De kantonrechter acht dat bedrag dan ook toewijsbaar.
Stortkosten
4.11.
[eisers] hebben dit gedeelte van de vordering op geen enkele wijze toegelicht dan wel onderbouwd, zodat de kantonrechter het ter zake gevorderde bedrag van € 310,00 zal afwijzen.
Conclusie
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat [eisers] aanspraak maken op € 5.500,00 aan vervangende schadevergoeding. De kantonrechter is echter met [eisers] van oordeel dat de door [eisers] niet betaalde (want niet opeisbare) laatste termijn van € 12.754,00 in mindering dient te strekken op het bedrag aan vervangende schadevergoeding. Bij volledige en correcte nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] hadden [eisers] dat bedrag immers ook moeten betalen. De conclusie is dan ook dat de vervangende schadevergoeding in deze procedure wordt begroot op nihil.
Vertragingsschade
4.13.
De kantonrechter begrijpt dat [eisers] vanwege de vertraging in de nakoming vergoeding van opslag- en verletkosten van de keuken vorderen van [gedaagde]. Zoals reeds hiervoor is vastgesteld, verkeert [gedaagde] vanaf 2 oktober 2020 in verzuim, zodat zij op grond van artikel 6:85 BW vanaf die dag de schade van [eisers] dient te vergoeden vanwege de vertraging in de nakoming. Ter onderbouwing van de hoogte van de gevorderde schade hebben [eisers] twee facturen van [naam bedrijf 3] (opslag van de keuken) en een factuur van [naam bedrijf 4] (verletkosten) overgelegd. [gedaagde] heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van de opslag- en verletkosten. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat daarom vast dat de vertragingsschade € 1.844,50 inclusief btw bedraagt (€ 650,00 + € 650,00 + € 544,50). Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.
Buitengerechtelijke kosten
4.14.
[eisers] hebben onbetwist gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De redelijke kosten die hiermee gemoeid zijn gegaan, komen voor rekening van [gedaagde] op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. De vergoeding waar aanspraak op kan worden gemaakt wordt berekend op basis van de toegewezen hoofdsom. Dat betekent dat op grond van de tarieven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag ter hoogte van € 334,78 zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal echter worden afgewezen, nu niet gesteld of gebleken is dat [eisers] deze kosten reeds aan hun gemachtigde hebben betaald.
4.15.
De door [eisers] gevorderde expertisekosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW zien op de kosten van [naam bedrijf 2]. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking wanneer het redelijkerwijs noodzakelijk was dat de kosten zijn gemaakt en de kosten naar omvang redelijk zijn. Gelet op de conclusie van [naam bedrijf 2], namelijk dat het “wel meevalt” hoeveel gebreken de aanbouw vertoont en de gebreken die wel zijn geconstateerd voor het overgrote deel betrekking hebben op werkzaamheden die [naam bedrijf 1] (nog) niet had uitgevoerd, acht de kantonrechter de gevorderde kosten niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.16.
Aangezien partijen in conventie over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren. Als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie wordt [gedaagde] in de proceskosten van [eisers] veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] tegen kwijting te betalen € 2.179,28, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 1.300,00 vanaf de respectievelijke vervaldagen van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening en over € 544,50 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] vastgesteld op € 373,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in conventie en reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039