Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
gevestigd te [vestigingsplaats verzoekster],
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ontvangen ter griffie op 29 december 2021, met producties;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige (voorwaardelijke) tegenverzoeken, met producties.
2.De feiten
3.In de tussen [verweerder] en [naam bedrijf 1] overeengekomen optieregeling is het volgende bepaald:8 Termination of employment/affiliation with the Company
[…]
• the Option Holder resigns due to a material breach of contract by the Employer;
Ondergetekende en HR Director [naam 2] hebben op woensdag 20 oktober in een gesprek aangegeven dat wij het dienstverband tussen [verzoekster] en jou zullen beëindigen.
De voornaamste reden hiervoor is dat wij recent hebben geconstateerd dat jij je met regelmaat schuldig hebt gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, zowel in woorden als in daden. In een korte periode heeft een aantal medewerkers zich gemeld, die hierover verklaringen hebben afgelegd. Dit grensoverschrijdende gedrag varieert van seksueel getinte opmerkingen richting vrouwelijke medewerkers, fysiek intimiderend gedrag richting medewerkers, het op een niet respectvolle manier benaderen van medewerkers tot het op een ongewenste wijze aanraken van medewerkers. Wij hebben moeten vaststellen dat er bij [verzoekster] een werksituatie is ontstaan die door medewerkers als onveilig wordt ervaren. Dit heeft, naast de klachten van jouw collega’s, onder meer geleid tot een hoog ziekteverzuim én een hoog verloop onder het middenkader. Dit is voor ons onacceptabel. Als [naam bedrijf 1] willen wij medewerkers een veilige en plezierige werkplek bieden en vervul jij hier als [functie] een voorbeeldrol in. Deze voorbeeldrol heb jij op geen enkele wijze ingevuld. Tenslotte zijn door het verloop van medewerkers ook de prestaties in het warehouse onder druk komen te staan. Als eindverantwoordelijke van [verzoekster] ben jij hier verantwoordelijk voor.
3.Het verzoek, de grondslag en het verweer
in het verzoek:
in het (voorwaardelijk) tegenverzoek:
4.De beoordeling van het geschil
in het verzoek
- dat [verweerder] een keer tegen haar wil steeds dichter bij haar is komen staan, nadat hij had opgemerkt "ik ben benieuwd hoe je reageert als ik dit doe";
- dat [verweerder] heeft gevraagd wat voor soort onderbroeken ze draagt;
- dat [verweerder] met een bikini in zijn handen heeft gevraagd naar haar cupmaat;
- dat [verweerder] op haar verjaardag op 10 mei 2019 zonder haar toestemming haar bibs heeft betast.
- dat [verweerder] haar in het bijzijn van twee klanten met zijn arm om haar middel heeft vastgepakt en met een knipoog naar haar tegen de klanten zei “dit is mijn sterspeler” en daarna, toen zij zich had los weten te maken, opmerkte dat ze “vast haar periode had”;
- dat [verweerder] een keer plotseling zeer dicht achter haar was komen staan terwijl ze gebukt stond met een pallet in haar hand en heeft gezegd “dat hij geen mooier uitzicht kon wensen”. Op de opmerking van [naam 6] dat hij in haar ruimte stond en dat zij dit niet fijn vond, was zijn antwoord dat ze beter op haar woorden kon letten aangezien ze geen hoge ogen bij hem scoorde;
- dat [verweerder] haar eens gevraagd heeft: “ben je iemand die in bed op je rug ligt of zit je bovenop”;
- dat [verweerder] bij haar en ook meerdere andere collega’s een BH- en/of bikinibovenstukje voor heeft gehouden met de opmerking dat ze wel een grotere maat nodig hebben;
- dat [verweerder] regelmatig de weg versperde bij de kluisjes en niet opzij ging als ze dat vroeg, maar zei dat er voldoende plaats was om te passeren, waardoor ze gedwongen werd om zich langs hem heen te wurmen waarbij lichaamscontact niet vermeden kon worden en waarbij [verweerder] haar aan bleef kijken;
- dat [verweerder] bij het vanuit het warehouse naar boven de trap oplopen heeft opgemerkt: “loop jij maar voorop want dan heb ik een mooi uitzicht.”
- dat [verweerder] tegen haar heeft gezegd dat “hij geen seks met haar zou durven te hebben omdat hij bang was dat ze zou breken”;
- dat [verweerder] dagelijks bewust de weg blokkeerde van buitenlandse werkneemsters.
- dat [verweerder] in februari 2019 meerdere opmerkingen heeft gemaakt over haar uiterlijk, die verpakt waren als compliment maar totaal ongepast waren, en die zij als zeer ongemakkelijk heeft ervaren;
- dat [verweerder] tijdens persoonlijke meetings (bila’s) telkens expres en langdurig naar haar boezem heeft gekeken in plaats van haar in haar ogen aan te kijken en dat dit pas is gestopt nadat zij – nadat negeren en er iets van zeggen niet hielp – dit aan [naam 2] en [naam 1] heeft gemeld. [verweerder] heeft daarna boos richting haar gereageerd, aangegeven dat hij het maar aanstellerij vond en gezegd dat hij haar dus niet kon vertrouwen.
- dat [verweerder] vrouwen bewust klem zette bij een tafel om een reactie uit te lokken;
- dat [verweerder] opmerkingen heeft gemaakt over handgel;
- dat [verweerder] handtastelijk is geweest bij een collega.
5.De beslissing
wegens verwijtbaar handelen, als bedoeld in artikel 7:671b jo. 7:669 lid 1 en lid 3 onder aanhef en sub e BW;
- € 126,- aan verschotten;
- € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
- voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening;