ECLI:NL:RBROT:2022:2673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
KTN-9609779_30032022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen en seksueel grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en haar werknemer, [verweerder]. De verzoekster, [verzoekster], heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder], dat onder andere bestond uit seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 december 2021 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van [verweerder] en een mondelinge behandeling op 4 februari 2022.

De feiten van de zaak tonen aan dat [verweerder] in dienst was bij [verzoekster] en verantwoordelijk was voor de bedrijfsvoering. Er zijn meerdere klachten ingediend door medewerkers over zijn gedrag, waaronder seksuele intimidatie en autoritair leiderschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedragingen van [verweerder] ernstig verwijtbaar waren en dat er voldoende bewijs was van de beschuldigingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het voor [verzoekster] niet langer mogelijk was om de arbeidsovereenkomst voort te zetten, gezien de ernst van de beschuldigingen en de impact op de werkomgeving.

De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 31 maart 2022, zonder opzegtermijn, en [verweerder] is veroordeeld in de proceskosten. Tevens is bepaald dat [verweerder] niet langer gebonden is aan het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verweerder] om een billijke vergoeding en andere vorderingen afgewezen, omdat deze niet zijn onderbouwd met voldoende bewijs van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoekster].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9609779 \ HA VERZ 21-110
uitspraak: 30 maart 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats verzoekster],
verzoekster en verweerster,
gemachtigde: mr. A.H.B. Balm en mr. N.Y. Solisa,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder en verzoeker,
gemachtigde: mr. F.A. Verberk-Elich.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoekster]” en “ [verweerder] ”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het verzoekschrift, ontvangen ter griffie op 29 december 2021, met producties;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige (voorwaardelijke) tegenverzoeken, met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 februari 2022. Van de zijde van [verzoekster] zijn [naam 1] (hierna: [naam 1] ), Executive Vice President van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ), en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), HR Director, verschenen, bijgestaan door de gemachtigden. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van hetgeen op de zitting is besproken heeft
de griffier aantekening gemaakt.
De uitspraak van de beschikking is nader bepaald op heden.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
[verweerder] , geboren op [geboortedatum verweerder] , is per [datum] in dienst getreden bij [naam bedrijf 2] Deze vennootschap heeft op 1 december 1996 [naam bedrijf 3] overgenomen, waarbij de naam is gewijzigd in [naam bedrijf 4] , welke naam later is gewijzigd in [naam bedrijf 5] Per 1 september 2018 is de vennootschap overgenomen door [naam bedrijf 1] . Per 1 januari 2019 is [verweerder] aangesteld in de functie van [functie] van [verzoekster] tegen een loon van € 7.673,40 bruto exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
[verweerder] is als [functie] eindverantwoordelijk voor de gehele bedrijfsvoering van [verzoekster], een zelfstandige locatie van [naam bedrijf 1] . Tevens is [verweerder] lid van het Management Team van [naam bedrijf 1] . [verweerder] heeft bij [verzoekster] een ‘stand-alone’ positie met veel autonomie, waarbinnen hij direct en indirect een team van ruim 100 medewerkers aanstuurt. [verweerder] is in het bijzonder verantwoordelijk voor de aansturing van het Warehouse gedeelte van de werkzaamheden en voor het uitbreiden en onderhouden van klantrelaties. Daarnaast is [verweerder] verantwoordelijk voor de naleving van de richtlijnen en gedragsregels van [naam bedrijf 1] . [verweerder] rapporteert aan [naam 1] .

3.In de tussen [verweerder] en [naam bedrijf 1] overeengekomen optieregeling is het volgende bepaald:8 Termination of employment/affiliation with the Company

8.1
Termination by the Option Holder
If the Option Holder terminates his or her employment contract with the Employer before the Option Holder has exercised the share options granted under this Option, all rights to purchase Shares under this Option cease without notice or compensation at the date of cessation of the employment, provided that such cessation is not contrary to statutory legislation.
However, this does not apply if
[…]
• the Option Holder resigns due to a material breach of contract by the Employer;
4. Bij brief van 18 december 2019 heeft [verweerder] een officiële waarschuwing ontvangen voor het laten werken van zijn twee kinderen in zijn vestiging, hetgeen in strijd is met de Code of Conduct van [naam bedrijf 1] .
5. Op 12 september 2021 heeft [verzoekster] van [naam 3] (hierna: [naam 3] ) een handgeschreven en op een later moment ook door haar ondertekende klachtbrief ontvangen, waarin zij melding maakt van autoritair handelen en seksueel grensoverschrijdend gedrag van de zijde van [verweerder] . Naar aanleiding hiervan heeft [verzoekster] een onderzoek ingesteld naar [verweerder] en met medewerkers gesproken.
6. Op 20 oktober 2021 heeft op de locatie [locatie] onaangekondigd een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] , [naam 1] en [naam 2] . Tijdens het gesprek heeft [naam 1] aan [verweerder] meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd als gevolg van grensoverschrijdend gedrag. [verweerder] is vervolgens direct op non-actief gesteld en hem is de toegang tot de werkvloer ontzegd.
7. Bij e-mailbericht van 21 oktober 2021 heeft [verweerder] aan [naam 1] en [naam 2] bericht dat hij een dag eerder geheel onverwachts te horen heeft gekregen dat er klachten zijn binnengekomen, als gevolg waarvan hij naar huis is gestuurd en onder protest zijn laptop en toegangspas heeft ingeleverd. Voorts stelt hij dat hem de reden van het besluit onduidelijk is en niet verder is toegelicht en dat hij beschikbaar is om zijn werkzaamheden te hervatten.
8. Bij brief van 22 oktober 2021 heeft [verzoekster] aan [verweerder] het volgende bericht:
Ondergetekende en HR Director [naam 2] hebben op woensdag 20 oktober in een gesprek aangegeven dat wij het dienstverband tussen [verzoekster] en jou zullen beëindigen.
De voornaamste reden hiervoor is dat wij recent hebben geconstateerd dat jij je met regelmaat schuldig hebt gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, zowel in woorden als in daden. In een korte periode heeft een aantal medewerkers zich gemeld, die hierover verklaringen hebben afgelegd. Dit grensoverschrijdende gedrag varieert van seksueel getinte opmerkingen richting vrouwelijke medewerkers, fysiek intimiderend gedrag richting medewerkers, het op een niet respectvolle manier benaderen van medewerkers tot het op een ongewenste wijze aanraken van medewerkers. Wij hebben moeten vaststellen dat er bij [verzoekster] een werksituatie is ontstaan die door medewerkers als onveilig wordt ervaren. Dit heeft, naast de klachten van jouw collega’s, onder meer geleid tot een hoog ziekteverzuim én een hoog verloop onder het middenkader. Dit is voor ons onacceptabel. Als [naam bedrijf 1] willen wij medewerkers een veilige en plezierige werkplek bieden en vervul jij hier als [functie] een voorbeeldrol in. Deze voorbeeldrol heb jij op geen enkele wijze ingevuld. Tenslotte zijn door het verloop van medewerkers ook de prestaties in het warehouse onder druk komen te staan. Als eindverantwoordelijke van [verzoekster] ben jij hier verantwoordelijk voor.
In december 2019 heb je een officiële waarschuwing ontvangen waarin tevens is afgesproken dat jij deze voorbeeldrol in je gedrag leidend zou laten zijn en je respectvol zou opstellen. Het is duidelijk dat hier geen opvolging aan is gegeven.
Voorts heb ik aangegeven dat in strijd met onze Code of Conduct (waarvoor jij een training hebt gevolgd) er een medewerkster onder leiding van haar moeder aan het werk is gegaan. Jij bent hier actief van op de hoogte geweest en hebt hier geen maatregelen tegen genomen, terwijl je uit eigen ervaring door tewerkstelling van je eigen kinderen in 2019, wist, dat dit in strijd is met de Code of Conduct van [naam bedrijf 1] .
9. [naam 4] (hierna: [naam 4] ) heeft bij e-mailbericht van 29 oktober 2021 aan [naam 2] schriftelijk haar ervaringen met [verweerder] gedeeld.
10. Bij brief van 3 november 2021 heeft de gemachtigde van [verweerder] gereageerd en [naam 1] bericht dat [verweerder] zich op geen enkele manier kan herkennen in het door [verzoekster] gestelde grensoverschrijdende gedrag.
11. Bij brief van 9 november 2021 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan de gemachtigde van [verweerder] bericht dat [verzoekster] in korte tijd zoveel gebeurtenissen ter ore zijn gekomen dat van haar niet langer gevergd kan worden dat zij het dienstverband met [verweerder] voortzet. Als bijlage zijn de klacht van [naam 3] alsmede de gespreksverslagen met [naam 5] (hierna: [naam 5] ) d.d. 26 oktober 2021 en 13 september 2021, [naam 6] (hierna: [naam 6] ) d.d. 27 oktober 2021 en de eigen ervaringen van [naam 4] meegezonden.
11. Bij e-mailbericht van 24 november 2021 heeft [naam 7] (hierna: [naam 7] ) [naam 2] over zijn ervaringen met [verweerder] geïnformeerd.
13. Bij e-mailberichten van 11 december 2021 en 12 december 2021 hebben [naam 5] respectievelijk [naam 6] hun eerder met [naam 4] besproken eigen ervaringen met [verweerder] op papier gezet en aangevuld.

3.Het verzoek, de grondslag en het verweer

in het verzoek:

3.1
[verzoekster] heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder] op zo kort mogelijke termijn te ontbinden, indien zulks naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd is zonder enige opzegtermijn ex artikel 7:671b lid 9 sub b BW, doch uiterlijk op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur
van de onderhavige verzoekschriftprocedure in mindering wordt gebracht:
wegens verwijtbaar handelen, als bedoeld in artikel 7:671b jo. 7:669 lid 1 en lid 3 onder aanhef en sub e BW; althans
wegens een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:671b jo. 7:669 lid 1 en lid 3 onder aanhef en sub g BW; althans
wegens andere omstandigheden, die zodanig zijn dat van [verzoekster] niet in redelijkheid kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren, als bedoeld in artikel 7:671b jo. 7:669 lid 1 en lid 3 onder aanhef en sub h BW;
dan wel, indien het voorgaande niet tot ontbinding leidt:
subsidiair wegens een combinatie van de hierboven onder a tot en met c genoemde gronden (de combinatiegrond ex artikel 7:669 lid 3 sub i BW)
een en ander met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde, wettelijke rente en nakosten daaronder begrepen.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [verzoekster] aan haar verzoek het volgende ten grondslag gelegd. [verzoekster] is gebleken dat [verweerder] zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie en aanranding, autoritair leiderschap, mismanagement in verzuimbeheer en mismanagement in de afhandeling van klachten van klanten. Gelet hierop is sprake van verwijtbaar handelen van [verweerder] , dan wel een verstoorde arbeidsrelatie, dan wel andere omstandigheden, zodanig dat van [verzoekster] niet in redelijkheid kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.
3.3
[verweerder] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Op hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
in het (voorwaardelijk) tegenverzoek:
3.4
[verweerder] heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het verzoek, zoals dat is ingediend door [verzoekster] af te wijzen;
voor recht te verklaren dat er sprake is van een “material breach of contract by the Employer”, oftewel een contractbreuk, veroorzaakt door [verzoekster], in de zin van artikel 8.1 vierde bullet van de optieregeling;
indien en voor zover de verklaring voor recht als bedoeld onder ii. wordt toegewezen, de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op de langst mogelijke termijn wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen;
aan [verweerder] een transitievergoeding van € 99.236,60 bruto toe te kennen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
aan [verweerder] een billijke vergoeding van € 1.000.000,- bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, toe te kennen als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoekster];
te bepalen dat [verweerder] zijn optierechten in een afzonderlijke procedure aan de orde kan stellen en dat zijn schade dienaangaande niet in de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding, of in enige andere vergoeding die aan [verweerder] wordt toegekend, is betrokken;
te bepalen dat [verzoekster] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst alsmede dat [verweerder] hieraan niet langer is gebonden, althans dat deze bedingen worden vernietigd;
alvorens de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt uitgesproken, [verweerder] een termijn te stellen waarbinnen hij de mogelijkheid heeft zijn verzoek in te trekken;
met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van dit geding, het salaris van de gemachtigde, wettelijke rente en nakosten daaronder begrepen.
3.5
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [verweerder] aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Door hem direct op non-actief te stellen, aan het personeel en relaties mede te delen dat er sprake zou zijn van ongewenst gedrag, alsmede door de hetze die tegen hem is opgezet door [naam 4] , is de reputatie van [verweerder] zodanig geschaad dat hij niet meer binnen [verzoekster] kan functioneren. De arbeidsovereenkomst dient dan ook te worden beëindigd op grond van artikel 7:671c lid 1 BW, met inachtneming van de opzegtermijn en toekenning van de transitievergoeding. De beëindiging is daarmee het gevolg van contractbreuk door [verzoekster] als bedoeld in artikel 8.1 van het optiereglement. [verzoekster] heeft ernstig verwijtbaar jegens hem gehandeld, aangezien zij [verweerder] ernstig nadeel en reputatieschade heeft toegebracht, bestaande uit inkomstenderving, pensioenderving, immateriële schade en reputatieschade, zodat [verweerder] aanspraak maakt op een billijke vergoeding. Gezien de ernst van het verwijtbaar handelen van [verzoekster] jegens hem kan niet van hem gevergd worden dat [verweerder] wordt gehouden aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatie- en non-concurrentiebeding.
3.6
[verzoekster] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in het verzoek

4.1
[verzoekster] verzoek primair ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e BW. Allereerst dient dus beoordeeld te worden of de gedragingen van [verweerder] kunnen worden gekwalificeerd als verwijtbaar handelen of nalaten als bedoeld in dit artikel. Daarbij is van belang of [verzoekster] voldoende aannemelijk kan maken dat het gedrag van [verweerder] zodanig en aan hem toe te rekenen is dat van [verzoekster] als werkgever niet kan worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] laat voortduren.
4.2
Het grootste verwijt dat [verzoekster] [verweerder] maakt is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie en aanranding. Ter onderbouwing heeft [verzoekster] onder meer de volgende verklaringen van [naam 3] , [naam 6] , [naam 5] , [naam 4] en [naam 7] overgelegd.
[naam 3] heeft onder meer verklaard:
  • dat [verweerder] een keer tegen haar wil steeds dichter bij haar is komen staan, nadat hij had opgemerkt "ik ben benieuwd hoe je reageert als ik dit doe";
  • dat [verweerder] heeft gevraagd wat voor soort onderbroeken ze draagt;
  • dat [verweerder] met een bikini in zijn handen heeft gevraagd naar haar cupmaat;
  • dat [verweerder] op haar verjaardag op 10 mei 2019 zonder haar toestemming haar bibs heeft betast.
[naam 6] heeft onder meer verklaard:
- dat [verweerder] op enig moment wat desinfecterende handgel op zijn hand heeft gepompt, deze tussen zijn vingers bewoog, haar aankeek en vroeg “waar lijkt dit op”, waarna hij, toen zij aangaf niet te weten wat hij bedoelde, met zijn andere hand zijn gulp naar beneden ritste en zei “zullen we het even vergelijken”;
  • dat [verweerder] haar in het bijzijn van twee klanten met zijn arm om haar middel heeft vastgepakt en met een knipoog naar haar tegen de klanten zei “dit is mijn sterspeler” en daarna, toen zij zich had los weten te maken, opmerkte dat ze “vast haar periode had”;
  • dat [verweerder] een keer plotseling zeer dicht achter haar was komen staan terwijl ze gebukt stond met een pallet in haar hand en heeft gezegd “dat hij geen mooier uitzicht kon wensen”. Op de opmerking van [naam 6] dat hij in haar ruimte stond en dat zij dit niet fijn vond, was zijn antwoord dat ze beter op haar woorden kon letten aangezien ze geen hoge ogen bij hem scoorde;
  • dat [verweerder] haar eens gevraagd heeft: “ben je iemand die in bed op je rug ligt of zit je bovenop”;
  • dat [verweerder] bij haar en ook meerdere andere collega’s een BH- en/of bikinibovenstukje voor heeft gehouden met de opmerking dat ze wel een grotere maat nodig hebben;
  • dat [verweerder] regelmatig de weg versperde bij de kluisjes en niet opzij ging als ze dat vroeg, maar zei dat er voldoende plaats was om te passeren, waardoor ze gedwongen werd om zich langs hem heen te wurmen waarbij lichaamscontact niet vermeden kon worden en waarbij [verweerder] haar aan bleef kijken;
  • dat [verweerder] bij het vanuit het warehouse naar boven de trap oplopen heeft opgemerkt: “loop jij maar voorop want dan heb ik een mooi uitzicht.”
[naam 5] heeft onder meer verklaard:
  • dat [verweerder] tegen haar heeft gezegd dat “hij geen seks met haar zou durven te hebben omdat hij bang was dat ze zou breken”;
  • dat [verweerder] dagelijks bewust de weg blokkeerde van buitenlandse werkneemsters.
[naam 4] heeft onder meer verklaard:
  • dat [verweerder] in februari 2019 meerdere opmerkingen heeft gemaakt over haar uiterlijk, die verpakt waren als compliment maar totaal ongepast waren, en die zij als zeer ongemakkelijk heeft ervaren;
  • dat [verweerder] tijdens persoonlijke meetings (bila’s) telkens expres en langdurig naar haar boezem heeft gekeken in plaats van haar in haar ogen aan te kijken en dat dit pas is gestopt nadat zij – nadat negeren en er iets van zeggen niet hielp – dit aan [naam 2] en [naam 1] heeft gemeld. [verweerder] heeft daarna boos richting haar gereageerd, aangegeven dat hij het maar aanstellerij vond en gezegd dat hij haar dus niet kon vertrouwen.
[naam 7] heeft onder meer verklaard dat hij heeft waargenomen:
  • dat [verweerder] vrouwen bewust klem zette bij een tafel om een reactie uit te lokken;
  • dat [verweerder] opmerkingen heeft gemaakt over handgel;
  • dat [verweerder] handtastelijk is geweest bij een collega.
4.3
[verweerder] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij over alles grappen maakt, ook seksueel getinte grappen, maar hij zegt zich totaal niet te herkennen in de door [verzoekster] overgelegde verklaringen en hij betwist dat de incidenten hebben plaatsgevonden. Volgens [verweerder] is sprake van een door [naam 4] opgezette hetze tegen hem, waarbij – zo begrijpt de kantonrechter het verweer van [verweerder] – een grote groep werknemers is aangezet, althans uit eigen beweging is overgegaan tot het afleggen van valse verklaringen over hem. Dienaangaande geldt dat, ook indien sprake zou zijn van de door [verweerder] gestelde hetze tegen hem, de kantonrechter het op basis van de ter beoordeling voorliggende feiten en omstandigheden niet aannemelijk acht dat een zo grote groep personen uit verschillende lagen van de organisatie dergelijke zeer belastende verklaringen zou afleggen dan wel zonder protest door [naam 4] dan wel [verzoekster] zou laten opstellen. De omstandigheid dat veel incidenten, zoals [verweerder] heeft gesteld, dateren van langere tijd geleden en pas veel later bij [verzoekster] zijn gemeld maakt de verklaringen op zichzelf niet minder geloofwaardig. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag zich niet altijd direct en soms pas op een (veel) later moment uitspreken. Gelet op het grote aantal ernstige klachten tegen [verweerder] , de verschillende incidenten die zijn beschreven en het feit dat de klagers op verzoek van [verzoekster] op een later moment per e-mailbericht in hun verklaring hebben volhard, worden deze verklaringen geacht correct en naar eer en geweten te zijn afgelegd. Daarmee heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat de hem verweten gedragingen hebben plaatsgevonden.
4.4
[verweerder] heeft aangevoerd dat [verzoekster] hem, met de manier waarop zij haar onderzoek heeft uitgevoerd en de wijze waarop zij hem op non-actief heeft gesteld, de mogelijkheid heeft ontnomen om zich te verweren. In de onderhavige procedure is [verweerder] echter in elk geval voldoende in de gelegenheid geweest om te reageren op de verwijten die [verzoekster] hem maakt. De stelling van [verweerder] dat onvoldoende hoor- en wederhoor is toegepast, kan hem dan ook niet baten.
4.5
De gedragingen variëren van seksuele intimidatie tot aanranding, maar zijn allemaal aan te merken als grensoverschrijdend gedrag dat kwalificeert als verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder e BW, hetgeen in zoverre ook niet door [verweerder] is weersproken. Er is dan ook sprake van een voldragen grond voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Tevens is het handelen van [verweerder] als ernstig verwijtbaar aan te merken. Daarbij is meegewogen de ernst van de gedragingen, die op geen enkele wijze te rechtvaardigen zijn, maar ook het feit dat ten aanzien van een groot aantal medewerkers sprake was van een afhankelijkheidsrelatie.
4.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder] op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 9 onder b BW worden ontbonden zonder rekening te houden met de opzegtermijn.
4.7
Aangezien reeds op basis van seksueel grensoverschrijdend gedrag is vastgesteld dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wordt aan de vraag of tevens sprake is geweest van autoritair leiderschap, mismanagement in verzuimbeheer en mismanagement in de afhandeling van klachten van klanten niet meer toegekomen.
4.8
[verweerder] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De onweersproken gebleven rente over de proceskosten zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen op de wijze als in het dictum weergegeven.
4.9
De apart verzochte nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
In het (voorwaardelijk) tegenverzoek
4.1
Aangezien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar gedrag aan de zijde van [verweerder] , is van een beëindiging door [verweerder] als gevolg van contractbreuk als genoemd in artikel 8.1 vierde bullet van de optieregeling geen sprake. De gevraagde verklaring voor recht dat sprake is van een “material breach of contract by the Employer” zal reeds daarom worden afgewezen.
Gelet op de ontbinding en het feit dat de onder ii. gestelde voorwaarde niet is ingetreden wordt aan het ontbindingsverzoek van [verweerder] niet toegekomen. Het verzoek van [verweerder] om hem een termijn te gunnen dit verzoek in te trekken is dan ook niet aan de orde en zal eveneens worden afgewezen.
4.11
Aangezien de ontbinding wordt toegewezen wegens ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder] is [verzoekster] op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 onder c BW geen transitievergoeding verschuldigd. Deze zal dan ook worden afgewezen.
4.12
Voorts heeft [verweerder] verzocht om toekenning van een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster]. Nog daargelaten dat de reden van het ontslag ligt in ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder] , waarvan de gevolgen in beginsel voor zijn rekening komen, is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoekster] niet gebleken. Hoewel de kantonrechter van oordeel is dat het ‘niet handig’ is geweest dat [verzoekster] het interne onderzoek naar [verweerder] grotendeels heeft laten verrichten door [naam 4] die ook zelf tot de groep slachtoffers behoort en dat [verweerder] voorafgaand aan de procedure niet in de gelegenheid is gesteld om uitgebreid verweer te voeren en zijn kant van het verhaal te vertellen, kan in de gegeven omstandigheden niet worden gezegd dat [verzoekster] daarmee verwijtbaar – laat staan ernstig verwijtbaar – jegens [verweerder] heeft gehandeld. De gevraagde billijke vergoeding zal dan ook worden afgewezen.
4.13
Nu geen billijke vergoeding wordt toegekend, heeft [verweerder] geen belang bij zijn verzoek te bepalen dat hij zijn optierechten in een afzonderlijke procedure aan de orde kan stellen en dat zijn schade dienaangaande niet in de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding, of in enige andere vergoeding die aan [verweerder] wordt toegekend, is betrokken. Dit verzoek zal daarom eveneens worden afgewezen.
4.14
Nu [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard [verweerder] niet te zullen houden aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatie- en non-concurrentiebeding, zal de vordering van [verweerder] te bepalen dat hij hieraan niet langer is gebonden worden toegewezen.
4.15
[verweerder] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Gelet op de samenhang met het initiële verzoek worden deze kosten aan de zijde van [verzoekster] begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek:ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder] per 31 maart 2022,
wegens verwijtbaar handelen, als bedoeld in artikel 7:671b jo. 7:669 lid 1 en lid 3 onder aanhef en sub e BW;
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op:
  • € 126,- aan verschotten;
  • € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
  • voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening;
en, indien [verweerder] niet binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking vrijwillig aan
deze beschikking heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
in het (voorwaardelijk) tegenverzoek:
bepaalt dat [verweerder] niet langer is gebonden aan het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst en dat [verzoekster] hieraan geen rechten kan ontlenen;
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op nihil;
wijst af het méér of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590