ECLI:NL:RBROT:2022:2676

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
C/10/633929 / JE RK 22-425
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 maart 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 februari 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren, werd het verzoek gehandhaafd. De vader was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de opvoedersonmacht van de ouders en haar eigen problematiek, waaronder PDD-NOS en ADHD. De ouders zijn niet in staat om [naam kind] een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden, wat leidt tot escalaties in de thuissituatie. De kinderrechter oordeelt dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om [naam kind] de benodigde hulp en behandeling te bieden, en om de ouders de ruimte te geven om aan hun eigen problemen te werken.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend en de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden vastgesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/633929 / JE RK 22-425
Datum uitspraak: 24 maart 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
21 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2022.
Op 24 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, hierna te noemen: de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de ouders.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden.
Tevens wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] stagneert zowel thuis als op school in haar ontwikkeling. In de thuissituatie laat [naam kind] agressief gedrag zien, met name richting de moeder. De vader heeft zich volledig van [naam kind] teruggetrokken. [naam kind] voelt zich hierdoor afgewezen door de vader. De problematiek overstijgt op dit moment de draagkracht van beide ouders. Een uithuisplaatsing is noodzakelijk zodat de achterliggende problematiek van [naam kind] kan worden onderzocht en er passende hulpverlening kan worden ingezet. Daarnaast is het noodzakelijk dat de ouders de ruimte krijgen om aan hun eigen problematiek en relatie te werken. Het is nog onduidelijk waar [naam kind] geplaatst zal worden. Het gezinshuis Hoenderloo Plus lijkt de meest passende plek voor [naam kind], maar vanwege financiële problemen lijkt dit niet mogelijk.

De standpunten

De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI onderschrijft het standpunt van de Raad dat het gezinshuis Plus Hoenderloo de beste plek voor [naam kind] is. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de plaatsing wordt belemmerd vanwege de financiering.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de Raad. Ondanks dat de moeder het liefste wil dat [naam kind] thuis woont en het haar veel verdriet doet, begrijpt zij dat een uithuisplaatsing in het belang van [naam kind] is. In september 2021 is de diagnose PDD-NOS en ADHD nogmaals bevestigd en daarnaast is duidelijk geworden dat de problematiek van [naam kind] is verergerd. De moeder betreurt het feit dat door financiële problemen [naam kind] niet geplaatst kan worden bij Hoenderloo. Dit zou het beste voor [naam kind] zijn. De andere plaatsingsmogelijkheid die nu wordt onderzocht, te weten bij Prokino, is geen goede optie voor [naam kind]. De instelling ligt op 200 meter van de school waar [naam kind] erg werd en nog wordt gepest. Dat zal veel negatieve emoties oproepen bij [naam kind] en het is beter dat zij uit haar oude omgeving wordt gehaald.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
Gebleken is dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de opvoedersonmacht van de ouders en de kind-eigen problematiek van [naam kind]. [naam kind] kampt met een stoornis in het autismespectrum (PDD-NOS) en ADHD in combinatie met een laag zelfbeeld en hechtingsproblematiek. De diagnose uit 2017 is in september 2021 herbevestigd en daarnaast is duidelijk geworden dat de problematiek is verergerd. Zowel op school als in de thuissituatie laat zij internaliserende en externaliserende gedragsproblemen zien. [naam kind] voelt zich in de thuissituatie onvoldoende gehoord en gezien door de vader. De vader heeft zich volledig emotioneel teruggetrokken uit het contact met [naam kind] en de hulpverleningsinstanties. [naam kind] lijkt zich hierdoor onveilig te voelen in het uiten van haar emoties richting de vader. Door de onderliggende problematiek escaleert het thuis regelmatig, waarbij [naam kind] zich met name agressief uit richting de moeder. [naam kind] loopt regelmatig weg van huis, waarbij zij zichzelf in gevaarlijke situaties brengt. De problematiek overstijgt op dit moment de draagkracht van de ouders. De ouders voelen zich onmachtig en zijn onvoldoende in staat om [naam kind] een emotioneel veilige opvoedsituatie te bieden, waarin tegemoet wordt gekomen aan de specifieke opvoedbehoeftes van [naam kind]. De langdurige spanningen in de thuissituatie heeft zijn weerslag op het hele gezin, waardoor er tussen de ouders relatieproblematiek is ontstaan. Ook dat heeft een negatief effect op de draagkracht en mogelijkheden van de ouders richting [naam kind].
In de komende periode is het van groot belang dat [naam kind] wordt behandeld voor haar kind-eigen problematiek en onderliggende trauma’s. Vanwege het overbelaste gezinssysteem en de relatieproblematiek van de ouders is het van belang dat [naam kind] uit haar omgeving wordt gehaald. [naam kind] heeft behoefte aan een stabiele opvoedingsomgeving, wil zij toe kan komen aan behandeling. Daarom is een uithuisplaatsing noodzakelijk, zodat de ouders kunnen werken aan hun eigen relationele problematiek. Als dat niet gebeurt is de verwachting dat zij onmachtig blijven om voor [naam kind] te kunnen zorgen.
Alle betrokken hulpverleners zijn het er over eens dat, gelet op de complexiteit van de problematiek, het gezinshuis Plus in Hoenderloo op dit moment bij uitstek geschikt is voor [naam kind], zowel qua hulpverleningsmogelijkheden, omvang en sfeer. Daarbij is er onmiddellijk een plek voor [naam kind] in het gezinshuis. Toch lijkt de plaatsing niet door te gaan, wat uitsluitend belemmerd wordt door problemen rondom de financiering (woonplaatsbeginsel). De kinderrechter vindt het onbegrijpelijk dat alleen de financiering aan een plaatsing van [naam kind] bij Hoenderloo in de weg staat. Te meer daar er geen goed alternatief voor handen is. Er is een alternatief gevonden in de regio (Prokino), maar deze plek wordt niet in haar belang geacht. De instelling ligt dicht bij de school van [naam kind] waar zij traumatische herinneringen aan heeft overgehouden. De kinderrechter acht het dan ook van groot belang dat [naam kind] wordt geplaatst in het gezinshuis Plus Hoenderloo.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 24 maart 2022 tot 24 maart 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 24 maart 2022 tot 24 september 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven en S.H. Harders, als griffiers.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 29 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.