ECLI:NL:RBROT:2022:2698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
C/10/632116 / JE RK 22-135
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in ouderproblematiek met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te Dordrecht vervallen te verklaren. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.C. van 't Hek, heeft het verzoek ingediend naar aanleiding van een schriftelijke aanwijzing die de GI op 5 januari 2022 had gegeven. Deze aanwijzing betrof de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de moeder als de vader, alsook een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een langdurige strijd gaande is tussen de ouders, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat zij niet kan werken aan communicatieherstel zolang de vader zijn agressieve communicatiestijl niet aanpast. De vader heeft op zijn beurt gesteld dat hij niet op de hoogte wordt gehouden van zaken rondom de kinderen en dat zijn communicatie neutraal is. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen al opgemerkt dat de situatie tussen de ouders zorgwekkend is en dat de kinderen de dupe zijn van de voortdurende strijd.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI de schriftelijke aanwijzing heeft gegeven omdat de moeder niet meewerkt aan het traject bij het Centrum voor Gezinsbehandeling (CGB). De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen afgewezen, met de overweging dat de ouders hun gedrag moeten veranderen en dat het CGB hen daarbij kan ondersteunen. De kinderrechter heeft benadrukt dat ook de vader zich moet inzetten voor het slagen van het traject en dat juridische procedures als drukmiddel in de communicatie tussen de ouders schadelijk zijn voor de kinderen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/632116 / JE RK 22-135
datum uitspraak: 22 februari 2022

beschikking conflictbehandeling schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. A.C. van ‘t Hek,
tegen

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2014 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2016 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 17 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 18 januari 2022,
- het gezinsplan van de GI van 17 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 9 februari 2022.
Op 22 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 10 september 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 11 september 2022.
De GI heeft op 5 januari 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. Hierin is voor zover van belang opgenomen dat de moeder zich aanmeldt bij het Centrum voor Gezinsbehandeling (CGB) en deelneemt aan alle afspraken die het CGB nodig acht. De moeder doet al hetgeen nodig is van haar kant om het traject te kunnen voltooien en tot een goed einde te brengen. De moeder volgt de vervolgadviezen van het CGB op. Tevens is de GI van mening dat de moeder de verantwoordelijkheid heeft om alles te ondernemen wat binnen haar invloedsfeer ligt om gesprekken met vader bij het CGB te kunnen voeren, waarbij wordt gedacht aan de inzet van individuele hulpverlening en, inzage in dossiers en/of leerdoelen.

Het verzoek

De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen te verklaren.
Door en namens de moeder is het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Namens de moeder zijn ter zitting drie recente voorbeelden gegeven van gebeurtenissen waarbij de vader lijkt aan te sturen op het creëren van conflicten door verschillende, haaks op elkaar staande standpunten in te nemen en daar vervolgens en beschuldiging aan het adres van de moeder uit te distilleren. De voorbeelden betreffen [naam kind 1]’s schoolkeuze, een afspraak over schaatsen op vrijdagavond en het voeren van een procedure over de beëindiging van de spaarrekeningen van de kinderen. De vader beschuldigt daarbij de moeder en indirect ook zijn kinderen van liegen. De moeder weet dat zij beschadigd is door het verleden en krijgt daarvoor hulp, de vader ziet dat voor zichzelf echter niet zo. Hij blijft agressief de strijd aangaan met de moeder en alle betrokken hulpverleningsinstanties. Zolang de vader op de deze manier blijft communiceren, kan van de moeder niet worden verwacht dat zij een hulpverleningstraject met hem aangaat. Wanneer het gedrag van de vader niet verandert, zal een hulpverleningstraject met hem, zoals vastgelegd in de schriftelijke aanwijzing, geen of weinig kans van slagen hebben.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting verweerd tegen het verzoek. De GI constateert dat er al een lange tijd een strijd gaande is tussen de ouders. Het belang van de kinderen raakt achtergesteld door de strijd en wordt niet meer gezien. De strijd blijft onder de huidige omstandigheden bestaan. De moeder verwacht van de vader dat hij stopt met de strijd, maar er kan niet worden verwacht dat de strijd stopt zolang er geen hulpverlening wordt ingezet. Het patroon moet worden doorbroken en wat de GI betreft is het traject bij het CGB daarvoor het juiste middel. Indien het traject geen kans van slagen heeft, zal het CGB dat als professionele organisatie zelf ook concluderen, maar het moet in elk geval worden geprobeerd.
De vader onderschrijft de noodzaak van het traject bij het CGB. De vader heeft ter zitting zijn zienswijze gegeven op de drie voorbeelden die namens de moeder naar voren zijn gebracht. Ten aanzien van de manier waarop hij communiceert heeft de vader ter zitting aangegeven dat het probleem blijft bestaan dat hij als vader niet op de hoogte wordt gehouden over de kinderen. De vader gebruikt uiteindelijk een dergelijke toon in de communicatie met de moeder omdat hij anders geen antwoord krijgt van de moeder, maar zijn eerdere berichten zijn altijd neutraal en niet boos of agressief. Er wordt richting de vader niet gecommuniceerd en hij wordt daardoor weggeduwd uit het leven van de kinderen.

De beoordeling

De kinderrechter heeft bij beschikking van 10 september 2021 onder meer het volgende overwogen:
“Het gevolg bij beide ouders is een impasse waarbij de ouders naar elkaar wijzen om tot
verbetering van de situatie te komen. De moeder is dusdanig angstig voor de vader dat het
haar niet lukt om te werken aan communicatieherstel, sterker nog, de angsten van de moeder
maken dat zij niet eens open staat voor hulpverlening hiertoe, te weten systemische
behandeling vanuit het CGB. De angsten van de moeder worden gevoed door de agressieve
en dreigende wijze waarop de vader communiceert en zijn felle toonzetting daarbij.
Kortgezegd wil de moeder niet werken aan communicatieherstel, zolang de vader zijn toon
niet verandert.
De vader blijft volhouden dat de moeder niet communiceert en de afspraken niet nakomt en
dat zij (tezamen met de GI) de omgang met de vader blokkeert. De vader vindt hierin een
rechtvaardiging voor zijn felle toonzetting. Kortgezegd is de vader niet bereid zijn toon te
matigen, zolang de moeder niet communiceert en afspraken nakomt.”
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de situatie tussen de ouders nog altijd onveranderd is. De kinderrechter heeft daar in diezelfde beschikking onder meer de volgende conclusie aan verbonden:
“Zolang beide ouders in hun standpunten blijven volharden, zal er geen verbetering in deze
zeer zorgelijke situatie plaatsvinden. De kinderen zijn hier de dupe van en raken alsmaar
verder verstrikt in hun loyaliteitsconflict. Het is onbegrijpelijk dat de ouders niet in staat zijn
de belangen van de kinderen op de eerste plaats te zetten.
Voor beide ouders geldt dat het hoog tijd is om kritisch hun eigen gedrag onder de loep te
nemen en hier verandering in aan te brengen. Behandeling vanuit het CGB kan de ouders
hierbij ondersteunen en is dan ook noodzakelijk in het belang van de kinderen. Niet
meewerken is geen optie.”
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI een schriftelijke aanwijzing geven ter uitvoering van haar taak betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan voor de ondertoezichtstelling, of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van artikel 1:264, eerste lid, van het BW kan de met het gezag belaste ouder de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.
De GI heeft de moeder de schriftelijke aanwijzing gegeven omdat de moeder herhaaldelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij niet deel wil nemen aan het traject bij het CGB. De kinderrechter heeft al eerder geoordeeld dat de kinderen steeds verder verstrikt raken in het loyaliteitsconflict zolang de strijd tussen de ouders blijft voortduren. De behandeling vanuit het CGB kan de ouders ondersteunen om hun eigen gedrag kritisch onder de loep te nemen en daar verandering in aan te brengen. Op grond van het voorgaande concludeert de kinderrechter dat de GI de moeder de schriftelijke aanwijzing heeft gegeven omdat zij haar medewerking aan het plan om de concrete bedreiging van de minderjarigen weg te nemen niet verleent. Wat de moeder feitelijk nu van de kinderrechter vraagt is om de vader op te dragen zijn gedrag aan te passen zonder dat daar hulpverlening voor wordt ingezet. De moeder zal het traject ten minste een kans moeten geven. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren en wijst het verzoek van de moeder af.
De kinderrechter benadrukt daarbij dat ook de vader zich zal moeten inzetten om het traject te laten slagen.
De kinderrechter verzoekt de GI in de komende periode duidelijk te maken hoe de communicatie tussen de ouders er concreet uit ziet, welk effect de gezinsbehandeling heeft en of er nog mogelijkheden zijn om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Iedere keer is op zitting de discussie hierover hetzelfde en leveren de ouders voorbeelden en fragmenten van gesprekken aan die hun eigen standpunten staven. De GI moet hierin strakker de regie nemen en de rechtbank te zijner tijd goed kunnen voorlichten. Als het traject bij het CGB niets weet te veranderen aan de steeds maar weer hoog oplopende discussies over de wijze waarop de ouders communiceren, kan dat aanleiding geven om te kijken naar opties zoals parallel ouderschap. Hoewel dit voor de kinderen een onwenselijke situatie is, moet wellicht geconcludeerd worden dat het niet lukt de situatie tussen de ouders te verbeteren. Het moet in ieder geval worden voorkomen dat tegen het einde van de lopende ondertoezichtstelling moet worden geconstateerd dat de situatie nog altijd onveranderd is.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat de ouders – met name de vader – moeten ophouden met het inzetten van juridische procedures, onder meer over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, als dreigement en drukmiddel in de communicatie tussen ouders en de GI. Het schaadt de belang van de kinderen, want het kan niet voor hen verborgen blijven dat de ouders zo met elkaar omgaan.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 maart 2022.