Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
1..Het verloop van de procedure
2. De verdere beoordeling
In genoemd tussenvonnis van 23 april 2021 is [eiser] toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde 1] de valse naam [naam] heeft gebruikt en dat hij het bedrag van € 10.000,-, dat [eiser] aan [persoon A] (hierna: [persoon A] ) heeft betaald in ontvangst heeft genomen, alsmede dat [gedaagde 2] actief heeft deelgenomen en dat er dus sprake is van groepsaansprakelijkheid.
[persoon B] en [naam] genoemd. De naam van [gedaagde 1] ontbreekt, terwijl uit de verklaringen van [persoon A] blijkt dat hij wel betrokken was bij het aankoopproces en noch een van partijen, noch de getuige spreekt over een vierde persoon die daarbij betrokken zou zijn geweest. Tot slot heeft [persoon A] verklaard dat [gedaagde 1] een van de personen was die de betalingen van [eiser] in ontvangst heeft genomen. Dit is in lijn met de stellingen van [eiser] .
3..De beslissing
: