ECLI:NL:RBROT:2022:2773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
9599219
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke beschikking inzake beneficiaire aanvaarding en vereffeningskosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2022, gaat het om de verzoeken van erfgenamen van een overleden persoon, hierna aangeduid als erflaatster, die op 24 maart 2015 is overleden. De erfgenamen, waaronder [persoon A], [voornaam persoon B], en [persoon C], hebben de nalatenschap van erflaatster deels zuiver en deels beneficiair aanvaard. De erfgenamen verzoeken de kantonrechter om hen alsnog de mogelijkheid te bieden de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, vanwege onverwachte vereffeningskosten die niet bekend waren ten tijde van de zuivere aanvaarding. De vereffeningskosten bedragen in totaal € 28.992,20, en de erfgenamen betwisten de hoogte hiervan.

De kantonrechter heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat de erfgenamen niet op de juiste wijze zijn opgeroepen bij de opheffing van de nalatenschap, wat een procedurele fout van de rechtbank is. Echter, de kantonrechter concludeert dat de vereffeningskosten niet als onverwachte schulden kunnen worden aangemerkt volgens artikel 4:194a BW, omdat erfgenamen rekening moeten houden met dergelijke kosten bij de aanvaarding van een nalatenschap. De verzoeken van de erfgenamen om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden en om ontheffing van de verplichting om de vereffeningskosten uit eigen vermogen te voldoen, worden afgewezen. De kantonrechter verklaart [persoon C] niet-ontvankelijk in zijn verzet tegen de uitdelingslijst en de rekening en verantwoording, en wijst alle overige verzoeken af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummers: 9599219 VZ VERZ 21-18108
9604590 VZ VERZ 21-18170
9604685 VZ VERZ 21-18173
uitspraak: 14 april 2022
beschikking van de kantonrechter
op de verzoeken van

1.[persoon A] ,

die woont in [woonplaats 1] (gemeente [gemeente 1] ),
2.
[persoon B],
die woont in [woonplaats 1] (gemeente [gemeente 1] ),
en

3..[persoon C] ,

die woont in [woonplaats 1] (gemeente [gemeente 1] ),
gemachtigde: mr. J.P. den Besten.
In deze zaken zijn belanghebbenden:

4..[persoon D] ,

die woont in [woonplaats 1] (gemeente [gemeente 1] ),
5.
[persoon E],
die woont in [woonplaats 2] (gemeente [gemeente 2] ),
6.
[persoon F],
die woont in [woonplaats 1] (gemeente [gemeente 1] ),
7.
[persoon G],
die woont in [woonplaats 3] (gemeente [gemeente 3] ),
gemachtigde: mr. O. Asscher,
8.
[persoon H],
die woont in [woonplaats 4] ,
9. de erfgenamen van
[persoon I],
10. de erfgenamen van
[persoon J],
en de vereffenaar:

11..mr. L.E.M. de Vries-Blom,

kantoorhoudend in Delft.
Partijen worden hierna bij hun eerste voornaam genoemd, behalve nummer 2 (zij wordt [voornaam persoon B] genoemd omdat dit haar roepnaam is) en nummer 11 (zij wordt ‘de vereffenaar’ genoemd).

1..De procedure

In het dossier zitten deze stukken:
• het verzoekschrift met bijlagen van [persoon A] en [voornaam persoon B] , ontvangen op 21 december 2021;
• het verzetschrift met bijlagen van [persoon C] , ontvangen op 23 december 2021;
• het verzoekschrift met bijlagen van [persoon C] , ontvangen op 28 december 2021;
• de reactie van de vereffenaar, ontvangen op 2 februari 2022, waarin zij een zelfstandig verzoek doet;
• het verweerschrift met bijlagen en met zelfstandige verzoeken van [persoon G] , ontvangen op 10 maart 2022;
• het aanvullende verzoek van [persoon C] van 15 maart 2022;
• de brief, met zelfstandige verzoeken, van de erfgenamen van [persoon J] van 16 maart 2022.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 17 maart 2022.

2..De feiten

Van deze feiten wordt uitgegaan:
2.1
In Rotterdam overleed op 24 maart 2015 [erflaatster] , geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] , hierna: ‘erflaatster’.
2.2
De erfgenamen van erflaatster zijn haar zus [persoon A] (nr. 1), haar zus [voornaam persoon B] (nr. 2), haar broer [persoon C] (nr. 3), haar zus [persoon D] (nr. 4), haar zus [persoon E] (nr. 5), haar zus [persoon F] (nr. 6), de kinderen van haar voor haar overleden broer [persoon K] , te weten [persoon G] (nr. 7) en [persoon H] (nr. 8), haar moeder en haar broer [persoon J] . De moeder van erflaatster en haar broer [persoon J] zijn inmiddels ook overleden.
2.3
[persoon A] , [voornaam persoon B] , [persoon C] , [persoon J] en moeder hebben de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaard. [persoon D] , [persoon E] , [persoon F] en [persoon G] hebben deze beneficiair aanvaard. [persoon H] heeft zich niet uitgelaten over het aanvaarden van de nalatenschap.
2.4
De kantonrechter heeft de vereffenaar op 17 december 2017 tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster benoemd. Bij beschikking van 7 juli 2021 is de vereffening opgeheven.
2.5
De vereffenaar schrijft in een brief aan de erfgenamen van erflaatster van 15 december 2021:
Dit gezegd hebbende zal ik de vereffeningskosten ten bedrage van € 23.313.70, zijnde
€ 28.992,20 minus de reeds verrekende teruggave van de Belastingdienst van € 5.678,50, ten laste van de nalatenschap brengen en hetgeen niet uit de nalatenschap kan worden uitgekeerd, zal ten laste van de zuiver aanvaard hebbende erfgenamen worden gebracht. Voor u heb ik tevens bijgevoegd de twee beschikkingen waarin het loon tussentijds is vastgesteld. Over de laatste periode (vanaf maart 2021) heb ik geen loon meer in rekening gebracht. Dit bedrag tezamen met de 7 juli 2021 vastgestelde vereffeningskosten van
€ 1450,- brengen de totale kosten op bovengenoemd bedrag.

3..De verzoeken

3.1
[persoon A] en [voornaam persoon B] vragen de kantonrechter op grond van de redelijkheid en billijkheid de nalatenschap van erflaatster alsnog beneficiair te mogen aanvaarden in verband met een onverwachte schuld, te weten de vereffeningskosten, die niet bekend was toen erflaatster overleed. [persoon A] en [voornaam persoon B] maken ook bezwaar tegen de hoogte van de vereffeningkosten.
3.2
[persoon C] vraagt primair hem te ontheffen van de verplichting de vereffeningskosten uit zijn eigen vermogen te voldoen en subsidiair hem te machtigen de nalatenschap van erflaatster alsnog beneficiair te aanvaarden. [persoon C] vraagt in een aanvullend verzoekschrift hetzelfde namens de nalatenschap van zijn moeder.
3.3
[persoon C] vraagt ook de door de vereffenaar afgelegde rekening en verantwoording en de door haar opgestelde uitdelingslijst te vernietigen.
3.4
De vereffenaar heeft op de verzoeken gereageerd. Zij verzoekt de kantonrechter de erfgenamen, althans de erfgenamen die zuiver hebben aanvaard, te veroordelen de kosten van de vereffening die niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden, uit eigen vermogen te betalen.
3.5
[persoon G] voert verweer en doet tevens het zelfstandige verzoek haar te machtigen de nalatenschap van erflaatster voor zover deze valt in de nalatenschap van haar moeder (dus van de na erflaatster overleden moeder van erflaatster, de grootmoeder van [persoon G] ), alsnog beneficiair te mogen aanvaarden dan wel haar, en bedoeld zal zijn: de nalatenschap van de moeder van erflaatster, te ontheffen van de verplichting het loon van de vereffenaar uit het eigen vermogen te voldoen.
3.6
De erfgenamen van [persoon J] , zijn kinderen, vragen de zuivere aanvaarding door hun vader van de nalatenschap van erflaatster om te zetten in een beneficiaire aanvaarding. De erfgenamen van [persoon J] betwisten daarnaast de hoogte van de vereffeningskosten.

4..De beoordeling

vereffeningskosten
4.1
Als de geringe waarde van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft, kan de vereffenaar de kantonrechter om opheffing van de nalatenschap verzoeken (artikel 4:209 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)). De kantonrechter stelt bij toewijzing van een dergelijk verzoek de hoogte van de vereffeningskosten vast en brengt die kosten ten laste van de boedel. Als er te weinig geld in de boedel zit om deze kosten te betalen, komen de vereffeningskosten ten laste van het eigen vermogen van de erfgenamen die de nalatenschap zuiver hebben aanvaard (artikel 4:209 lid 2 BW).
4.2
De nalatenschap van erflaatster is opgeheven op 7 juli 2021. De vereffeningskosten zijn in totaal € 28.992,20 (zie 2.5). Als er onvoldoende geld in de boedel zit om deze kosten te betalen, en daar lijkt het op, moeten de erfgenamen die de nalatenschap zuiver aanvaard hebben ( [persoon A] , [voornaam persoon B] , [persoon C] , [persoon J] en moeder), dit bedrag uit eigen vermogen betalen. De wet biedt de kantonrechter geen mogelijkheid om nu nog iets te doen aan de hoogte van de vereffeningskosten. Dat had bij de opheffing van de nalatenschap op 7 juli 2021 moeten gebeuren en is nu dus een gepasseerd station. De verzoeken die zien op aanpassing (naar beneden) van de vereffeningskosten, zijn daarom niet toewijsbaar.
4.3
Een punt is echter wel dat artikel 4:209 lid 1 BW bepaalt dat de erfgenamen gehoord, of in ieder geval opgeroepen, moeten worden op een verzoek om de nalatenschap op te heffen. De erfgenamen kunnen dan op dat moment iets naar voren brengen over de hoogte van de vereffeningskosten. In dit geval zijn de erfgenamen door de rechtbank echter per abuis niet opgeroepen en zij hebben dus toen niets over de hoogte van de kosten kunnen zeggen. Dit is een fout van de rechtbank geweest. Deze fout kan in deze procedure echter niet hersteld worden. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken dat het loon van de vereffenaar op een te hoog bedrag is vastgesteld. Het behoort tot de taak van een vereffenaar om die werkzaamheden te verrichten die noodzakelijk zijn om tot een behoorlijke afwikkeling van de nalatenschap te komen. Gelet op de discussies die tussen de erfgenamen speelden, het feit dat de erfgenamen van [persoon J] niet in Nederland wonen en het gegeven dat tot de nalatenschap behoort een aandeel in een onroerend goed in Suriname, is het begrijpelijk dat de vereffenaar veel werk heeft moeten verrichten. In haar verslagen heeft de vereffenaar de erfgenamen telkens op de hoogte gehouden van haar werkzaamheden. De vereffeningskosten zijn hoog, dat is waar, maar staan in verhouding tot het werk dat is verricht. De vereffenaar voegt daar overigens nog aan toe dat zij sinds maart 2021 geen loon meer in rekening heeft gebracht.
verzet uitdelingslijst en rekening en verantwoording
4.4
Als een vereffenaar een uitdelingslijst en een rekening en verantwoording indient, kan een belanghebbende tegen wat er in die stukken staat in verzet komen (artikel 4:218 lid 3 BW). De vereffenaar heeft in de nalatenschap waar het in deze zaak om gaat deze stukken echter niet ingediend. De nalatenschap is immers bij gebrek aan baten opgeheven. Omdat er geen uitdelingslijst en rekening en verantwoording is, kan [persoon C] daar dus ook niet tegen in verzet komen. [persoon C] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek.
artikel 4:194a Burgerlijk Wetboek
4.5
Het Burgerlijk Wetboek biedt een erfgenaam die een nalatenschap zuiver heeft aanvaard en bekend wordt met een schuld van de nalatenschap die hij niet kent en ook niet hoefde te kennen, in artikel 194a lid 1 van Boek 4 de mogelijkheid de kantonrechter te verzoeken de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden. Als de nalatenschap al is afgewikkeld kan de erfgenaam de kantonrechter verzoeken hem te ontheffen van de verplichting die schuld uit zijn eigen vermogen te voldoen (artikel 4:194a lid 2 BW).
4.6
De onverwachte schuld waar het verzoekers om gaat zijn de vereffeningkosten van in totaal € 28.992,20. De vraag is of vereffeningskosten een onverwachte schuld als bedoeld in artikel 4:194a BW zijn. In de Memorie van Toelichting bij dit wetsartikel staat hierover:
De kosten van vereffening, executele en afwikkeling kunnen evenmin worden aangemerkt als onverwachte schulden. De verkrijging van een erfenis gaat gepaard met de verplichting om deze op goede wijze af te wikkelen. Een erfgenaam moet derhalve rekening houden met afwikkelingskosten.
Voor de kosten van een executeur geldt bovendien dat een erfgenaam bekend zal zijn met de benoeming van een executeur, zodat hij met deze kosten rekening moet houden.
Hetzelfde geldt voor de kosten die voortvloeien uit de benoeming van een vereffenaar. Een erfgenaam is bekend met dergelijke kosten of behoort deze te kennen. Als sprake is van zuivere aanvaarding, benoemt een rechter alleen op verzoek van derden een vereffenaar als de erfgenamen in ernstige mate tekort schieten in hun verplichting om de nalatenschap te vereffenen of als de belangen van schuldeisers op andere wijze worden geschaad door de erfgenamen, bijvoorbeeld er wordt verdeeld zonder eerst de schulden te voldoen (artikel 4:203 en 4:204 BW). Als de kosten voor vereffening oplopen, omdat er een vereffenaar benoemd moet worden komt dit voor rekening en risico van de erfgenamen. Is sprake van een negatieve nalatenschap of een nalatenschap met geringe baten, dan zal de vereffenaar evenwel de kantonrechter in het kader van een goede uitoefening van zijn taak verzoeken om opheffing of kosteloze vereffening van de nalatenschap in de zin van artikel 4:209 BW.
4.7
De kantonrechter concludeert uit deze toelichting dat de kosten van de vereffening van een nalatenschap niet als een onverwachte schuld als bedoeld in artikel 4:194a BW gezien kunnen worden. De verschillende verzoeken (van [persoon A] , [voornaam persoon B] , [persoon C] , [persoon G] en van de erfgenamen van [persoon J] ) die tot doel hebben de nalatenschap alsnog beneficiair te mogen aanvaarden in verband met deze vereffeningskosten dan wel de verzoeken die op ontheffing van de verplichting deze schuld uit eigen vermogen te betalen zien, worden daarom afgewezen. [persoon A] en [voornaam persoon B] beroepen zich nog op de redelijkheid en de billijkheid maar als daarmee bij de vraag of vereffeningskosten onder het genoemde wetsartikel vallen al rekening gehouden kan worden, voeren zij onvoldoende feiten en omstandigheden aan ter onderbouwing van dit beroep.
4.8
De vereffenaar verzoekt de zuiver aanvaard hebbende erfgenamen te veroordelen de kosten van vereffening die niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan uit hun eigen vermogen te voldoen. Dit volgt echter al uit de wet, zodat dit verzoek bij gebrek aan belang wordt afgewezen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart [persoon C] niet-ontvankelijk in zijn verzet tegen de uitdelingslijst en de rekening en verantwoording;
  • wijst alle overige verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
686