ECLI:NL:RBROT:2022:2797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
10/222967-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organiseerde handel in heroïne met gebruik van verborgen ruimtes in voertuigen

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een jaar betrokken was bij de georganiseerde handel in heroïne. De verdachte fungeerde als koerier en vervoerde de heroïne in een Mini Cooper met verborgen ruimte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank matigde de straf vanwege de ondergeschikte rol van de verdachte in de organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact van de handel in harddrugs op de volksgezondheid. De verdachte is eerder veroordeeld voor een Opiumwetdelict, wat meegewogen is in de strafmaat. De uitspraak benadrukt de noodzaak van streng optreden tegen de handel in verdovende middelen, gezien de schadelijke gevolgen voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/222967-21
Datum uitspraak: 7 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Duivendrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Bewezenverklaring

De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zullen zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 8 maart 2021 te Hoogvliet
Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
2
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 8 maart 2021 te Hoogvliet Rotterdam,
gemeente Rotterdam, heeft deelgenomen aan een
organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten ( voor zover bekend), verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]
, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van
hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer een jaar in georganiseerd verband bijgedragen aan de handel in grote partijen heroïne. De verdachte fungeerde in de organisatie als koerier die de heroïne in een Mini Cooper met verborgen ruimte vervoerde en afleverde.
Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat dergelijke verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een grote groep veelal kwetsbare afnemers. Verder leidt de handel in en het gebruik van harddrugs, direct en indirect, tot vele andere vormen van (zware) criminaliteit. Om deze redenen moet streng worden opgetreden tegen de handel in verdovende middelen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf te laten eindigen op 11 april 2022, omdat de verdachte met ingang van die datum in een begeleid woonvoorziening van Stichting Exodus kan worden geplaatst. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding, omdat dit geen recht zou doen aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Het oriëntatiepunt voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) voor het met enige regelmaat verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs gedurende 6 tot 12 maanden door een alleen opererende dader, is een gevangenisstraf van twaalf maanden.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in zeer grote partijen heroïne.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de ondergeschikte rol van de verdachte. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om de eis van de officier van justitie te matigen en een aanmerkelijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 8 maart 2021 te Hoogvliet
Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, althans een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/ sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
2
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 8 maart 2021 te Hoogvliet Rotterdam,
gemeente Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]
, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het bereiden en
bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans enige middelen
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ ond B Opiumwet)