4.1.Feit 1: Deelname aan een criminele organisatie (zaaksdossier Barca)
De verdachte wordt met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1]), [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2]), [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 4] (hierna: [naam medeverdachte 4]) en anderen, deelname verweten aan een criminele organisatie met het oogmerk van (gewoonte)witwassen en het plegen van Opiumwetdelicten, met name de invoer van cocaïne.
Op grond van het dossier (de zaaksdossiers Lamp en Barca) is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat gesproken kan worden van een criminele organisatie die zich in de periode van 29 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020 heeft bezig gehouden met de invoer van 1.200 kg cocaïne en voorbereidingen heeft getroffen voor de invoer van nog veel meer cocaïne.
Verder heeft die organisatie zich gericht op het witwassen van de opbrengsten van strafbare feiten. [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn bij vonnis van heden voor hun rol in die criminele organisatie, respectievelijk als leidinggevende en als deelnemer, veroordeeld.
In de zaak van de verdachte staat de vraag centraal of ook hij aan deze criminele organisatie heeft deelgenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dat het geval is.
De verdachte kent een aantal deelnemers aan de criminele organisatie goed. Hij kent [naam medeverdachte 1] al vanaf zijn jeugd in Rotterdam. Ook met [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] lijkt de verdachte vaak en intensief om te gaan. Zij sporten samen bij Anytime Fitness, een fitnessclub waar zij vaak op ongebruikelijke tijden, namelijk tijdens de nachtelijke uren, gebruik van maken. Ook worden verschillende vestigingen daarvan over de hele wereld door hen bezocht.
De verdachte heeft een verleden als profvoetballer en heeft toen een aanzienlijk salaris genoten. Door gebruik te maken van zijn status van ex-profvoetballer is hij in staat de aanzienlijke opbrengsten uit de internationale handel in verdovende middelen gemakkelijk uit te geven in de ‘bovenwereld’ zonder dat hem daarover snel vragen worden gesteld.
Mede door toedoen van het handelen van de verdachte heeft [naam medeverdachte 1] lang onder de radar van justitie kunnen blijven, omdat hij zo geen auto’s, huizen of boekingen op zijn naam had staan.
De verdachte heeft hieraan bijgedragen door voor een langere periode een woning aan de [adres 1] te huren en te betalen, een woning waarvan [naam medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt. Opvallend is dat de voor die woning verschuldigde betalingen voorafgegaan zijn door contante stortingen op de rekening van de verdachte.
Daarnaast heeft hij vliegtickets, hotelkamers en diners voor [naam medeverdachte 1] en andere deelnemers aan de organisatie betaald en koopt hij luxegoederen, zoals designerkleding en dure horloges, uitgaven die bij uitstek geschikt zijn om de deelnemers aan de criminele organisatie bij elkaar te brengen en te onderhouden.
Dit zijn essentiële bijdragen van de verdachte, die ervoor zorgen dat de criminele organisatie goed kan functioneren. De rol van de verdachte in de criminele organisatie van [naam medeverdachte 1] is daarmee volgens de officier van justitie van groot belang en hij is in die rol moeilijk vervangbaar.
Dat de verdachte die uitgaven daadwerkelijk ten behoeve van de organisatie heeft gedaan, leidt de officier van justitie ook af uit het ‘huishoudboekje’ van [naam 1] (hierna: [naam 1]), de voormalig boekhouder van de criminele organisatie. In die lijst, die de gezamenlijke (huishoud)kas van de criminele organisatie weergeeft, heeft [naam 1] nauwkeurig en gestructureerd de uitgaven van het samenwerkingsverband opgesomd.
Kostenposten zoals de huur van voertuigen, woningen, reizen, de aanschaf van telefoons, betaling voor de schoonmaakster en uitbetalingen aan derden zijn daarin bijgehouden.
Ook betalingen aan de verdachte komen in die lijst voor, te weten bij de posten 69
(“3 ticket thai later terug 06-09”), 71 (
“45 nieuw oss barca v [naam 4] 09-09”)en 131 (
“30.300 [naam 5]”).
Uit kostenpost 212 (
“1.050.700 uit betaals voetbal totaal”) leidt de officier van justitie af dat een bedrag van maar liefst € 1.050.700 aan de verdachte is uitbetaald.
De officier van justitie gelooft niet dat hij deze kosten uit eigen vrije wil voor zijn familie en vrienden voor zijn rekening zou hebben genomen. Hierbij wijst zij op een gesprek tussen de verdachte en [naam 1] op 15 oktober 2019. Hierin klaagt de verdachte erover dat die tweeling ([naam medeverdachte 4] en diens broer, [naam 2]) hem ziek maakt, omdat zij iedere keer bij hem komen als er wat betaald moet worden.
Bouaouzan heeft hiermee een wezenlijke bedrage geleverd aan het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie dat gericht was op het plegen van Opiumwetdelicten en witwassen.
De betalingen voor voornoemde woning in Barcelona, waarvan de verdachte niet eens weet hoe vaak hij daar zelf is geweest, zijn steeds voorafgegaan door contante stortingen. Ook toen hij die woning naar zijn eigen zeggen al lang niet meer huurde, heeft hij toch in opdracht van [naam medeverdachte 2] nog een maand huur betaald. [naam medeverdachte 1] gebruikte die woning, terwijl de verdachte zegt niet te weten waar [naam medeverdachte 1] zijn financiële middelen vandaan haalde. Ook de andere betalingen ten behoeve van betrokkenen bij de criminele organisatie heeft de verdachte niet uit vrijgevigheid gedaan.
Immers, de verdachte is blijkens het ‘huishoudboekje’ van [naam 1] kennelijk vanuit de organisatie betaald voor zijn diensten (in totaal voor meer dan een miljoen euro). Nu hij niet op de hoogte was van legale inkomstenbronnen van [naam medeverdachte 1] en de zijnen, die dit soort vergoedingen zouden kunnen rechtvaardigen, brengt dit mee dat hij wetenschap heeft gehad of moet hebben gehad van het criminele oogmerk van die organisatie.
De officier van justitie acht dan ook bewezen dat de verdachte in de periode van 29 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020 heeft deelgenomen aan de tenlastegelegde criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen.
De verdachte ontkent aan enige criminele organisatie te hebben deelgenomen. Hij is profvoetballer geweest en heeft in die tijd een flink vermogen opgebouwd. Verder is hij voetbalmakelaar en belegt hij in cryptocurrencies, activiteiten waarmee hij ook nu nog veel inkomsten genereert.
De verdachte heeft veel financiële ruimte en is naar zijn zeggen een vrijgevig man. Hij heeft zijn neefjes, zoals hij [naam medeverdachte 4] en diens tweelingbroer met wie hij is opgegroeid aanduidt, altijd financieel geholpen. Dat hij zich soms ergert aan het feit dat ze hem steeds om geld vragen moge zo zijn, maar dat is niet strafbaar. Het betreffen voor de verdachte relatief geringe bedragen en geen enkele betaling aan [naam medeverdachte 4] is ten dienste geweest van enige criminele organisatie.
De verdachte heeft slechts een vriendschappelijke band met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. De andere personen die in de zaak Sartell betrokken zijn kent hij niet eens.
De verdachte heeft voor eigen rekening gedurende een jaar een woning in Barcelona gehuurd. Hiervan heeft hij ook meerdere malen gebruik gemaakt, zij het vanwege de lockdown in Marokko tijdens de coronapandemie minder dan hij had gewenst. Omdat voor het overboeken van de huurpenningen vanaf zijn Spaanse bankrekeningen een twee-factor-autorisatie noodzakelijk was en de aan zijn rekeningen gelinkte mobiele telefoon nog in Marokko lag, heeft hij hiervoor eigen contant geld gestort op zijn Nederlandse bankrekening. Na afloop van het contract heeft hij nog wat achterstallige lasten moeten voldoen en heeft hij eenmaal voor [naam medeverdachte 2], die het huis daarna had gehuurd, nog een maand huur betaald. Dit is allemaal keurig via de bank betaald.
Hij heeft zijn huis ook ter beschikking gesteld aan familie en vrienden, wanneer hij daar zelf niet kon zijn. Zij behoefden hem daarvoor niet te betalen. Ook [naam medeverdachte 1] is wel eens in die woning geweest. Hij had echter een eigen huis in Barcelona. De woning waarover [naam 3] (hierna: [naam 3]) in relatie tot [naam medeverdachte 1] verklaart betreft dan ook niet zijn woning, maar een andere woning in Barcelona.
In de tenlastegelegde periode heeft de verdachte [naam medeverdachte 1] hooguit een keer of tien gezien; tijdens het sporten en gedurende tripjes naar Milaan en een vakantie in Thailand. Hij is de [adres 2] nooit binnen geweest. In de periode van de live-hack van de EncroChat in april 2020 bevond de verdachte zich bovendien in volledige lockdown in Marokko.
Weliswaar heeft de verdachte soms de tickets naar Milaan en Thailand voor zijn neefjes betaald en de hotelkosten voor zijn familie en vrienden, maar dit beliep niet meer dan ongeveer € 14.000,--. Een dergelijk bedrag kan de verdachte missen en staat ook in geen verhouding tot de opbrengst van de door het openbaar ministerie genoemde duizenden kilo’s die door de organisatie zouden zijn ingevoerd.
Daar stond bovendien tegenover dat de overige vakantiegangers ter plaatse weer betaalden voor andere zaken zoals taxi’s, eten en vertier. Dat de verdachte zelf in Milaan ook veel geld aan luxegoederen heeft uitgegeven klopt, maar dit betrof een voor de verdachte niet ongebruikelijke
“shopping spree”.
Dit alles is onvoldoende voor het aannemen van betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie. Dit kan ook niet uit andere omstandigheden worden afgeleid. Er heeft nooit iemand, die betrokken zou zijn bij de organisatie, geld gestort op de rekening van de verdachte. De verdachte heeft nooit een PGP-telefoon gehad en kan dit type telefoon ook niet herkennen. De verdachte heeft dus ook niet kunnen weten of bijvoorbeeld [naam medeverdachte 1] een beveiligde telefoon had en al helemaal niet dat hij deze zou hebben gebruikt om de Opiumwet te overtreden.
Er is verder geen enkel bericht in het dossier te vinden dat door de verdachte is gevoerd of waarin [naam medeverdachte 1] direct of indirect aan de verdachte de opdracht geeft om iets voor hem te boeken of hem op andere wijze te faciliteren. De verdachte is ook niet de
“[naam 4]”of
“[naam 5]” die in het huishoudboekje van [naam 1] wordt genoemd. Er komen meer personen voor in telefoons van de in het dossier genoemde personen die [naam 6] genoemd worden. Ook worden er in de gesprekken over meerdere [naam 5] gesproken, zodat ook hierin geen link met de verdachte gelegd mag worden.
Evenmin bestaat er enig PGP/Encro- of sms/whatsappbericht waaruit zou kunnen blijken dat iemand op enig moment aan de verdachte geld heeft moeten overhandigen of heeft overhandigd. Ook tijdens de vele observaties, waarbij ook de verdachte een aantal malen in beeld is gekomen, zijn geen betalingen aan de verdachte waargenomen. Zou de verdachte geld uit de organisatie hebben witgewassen moet hij dat contante geld toch ook een keer overhandigd hebben gekregen.
Volgens de verdachte is [naam medeverdachte 1] een professionele gokker, die eenvoudig gekleed gaat en zonder dure merk- of sportkleding, horloges, sieraden en auto door het leven gaat. De verdachte heeft niet kunnen afleiden of behoeven af te leiden dat [naam medeverdachte 1] er een criminele handel of wandel op na hield.
De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts dan sprake kan zijn, wanneer de verdachte behoort tot dat samenwerkingsverband, en ook een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het doel van de organisatie. Daarvoor is benodigd dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De officier van justitie laat de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie in de kern rusten op twee pijlers:
het op eigen naam huren van een woning aan de [adres 1] ten behoeve van [naam medeverdachte 1],
het financieren van reis- en verblijfskosten en de aankoop van luxegoederen ten behoeve van [naam medeverdachte 1] en leden van diens criminele organisatie.
Daarbij leidt de officier van justitie uit de omstandigheden af dat de verdachte moet hebben geweten van het oogmerk van de organisatie.
De woning
[naam medeverdachte 1] heeft in de tenlastegelegde periode veelvuldig verbleven in Barcelona. Echter, niet is komen vast te staan dat [naam medeverdachte 1] toen zodanig gebruik heeft gemaakt van die door de verdachte gehuurde woning dat daaruit de conclusie getrokken mag worden dat dit de woning is geweest waar [naam medeverdachte 1] in Barcelona steeds heeft verbleven, noch dat die woning door de verdachte ten behoeve van [naam medeverdachte 1] was gehuurd.
Dit volgt ook niet, zoals de officier van justitie stelt, uit hetgeen door de Spaanse politie daarover uit de mond van [naam medeverdachte 1] is opgetekend. Toen zij [naam medeverdachte 1] in die woning aantroffen heeft hij namelijk enkel verklaard dat de woning door een vriend van hem (de verdachte) was gehuurd en niet dat dat ten behoeve van hemzelf was gedaan.
[naam medeverdachte 1] is wel een aantal maal in die woning geweest, maar uit de verklaringen van de verdachte en [naam medeverdachte 2], en uit de beschrijving door [naam 3] van de woning waarin [naam medeverdachte 1] volgens haar in Barcelona feitelijk verbleef, kan worden afgeleiden dat [naam medeverdachte 1] over een andere woning in Barcelona de beschikking had (het witte huis met uitzicht op zee).
Het dossier biedt daarmee onvoldoende grond voor de vaststelling dat de verdachte de woning op eigen naam voor [naam medeverdachte 1] heeft gehuurd om zijn verblijf in Barcelona aldus onder de radar van politie en justitie te houden of de leden van de criminele organisatie rondom [naam medeverdachte 1] hierin te faciliteren.
Een dergelijke connectie valt evenmin af te leiden uit de contante stortingen die voorafgaand aan het overboeken van de borg en de huur van de woning aan de makelaar op de rekening van de verdachte zijn gedaan. De verdachte heeft hiervoor een verklaring gegeven die niet zonder meer door de bevindingen in het dossier wordt weerlegd.
Evenmin mag worden geconcludeerd dat die contante bedragen afkomstig zouden zijn geweest van (de organisatie van) [naam medeverdachte 1]. De enkele vermelding van
“45 nieuw oss barca [naam 4] 09-09”is hiervoor onvoldoende. Ervan uitgaande namelijk dat het kasboek van [naam 1] in enigszins chronologische volgorde is opgesteld lijkt de vermelding
“09-09”betrekking te hebben op een veel later tijdstip dan dat de betreffende contante stortingen zijn gedaan en ook komt het genoemde bedrag niet overeen met de hoogte van die specifieke stortingen.
Nu uit het dossier ook geen feitelijke waarnemingen zijn gedaan van enige geldoverdracht aan de verdachte of dat hiervan uit enig ander contact met of over de verdachte blijkt biedt het dossier onvoldoende houvast voor de aanname dat de verdachte voor zijn uitgaven ten behoeve van de woning aan de [adres 1] door (de criminele organisatie van) [naam medeverdachte 1] is gecompenseerd.
De reis-en verblijfskosten en aanschaf luxe goederen
De verdachte heeft voor zijn ‘neven’ [naam medeverdachte 4] tickets naar Milaan en Thailand betaald en dit in ieder geval ook voor [naam medeverdachte 1] gedaan voor de reis ter gelegenheid van diens huwelijksjubileum. Verder droeg hij ook steeds de hotelkosten. Het dossier biedt echter geen bewijs voor de veronderstelling dat die reizen hebben plaatsgevonden in het kader van het organiseren van de drugstransporten.
Ook de veronderstelling dat op deze wijze de opbrengsten van de invoer van cocaïne door de verdachte zijn witgewassen kan uit het dossier niet voldoende blijken.
Het door de verdachte gegeven alternatieve scenario voor die uitgaven, te weten dat hij als ex-profvoetballer nu eenmaal over veel geld kan beschikken, voor zijn familie en vrienden een vrijgevig man is en graag luxegoederen aanschaft, wordt onvoldoende door feiten of omstandigheden weerlegd. Hiertoe zijn ook de vermeldingen in het kasboek van [naam 1] 69 (“
3 ticket thai later terug 06-09”),131: (
“30.300 [naam 5]”)en 212 (
“1.050.700 uit betaals voetbal totaal”) niet voldoende redengevend.
Zoals hiervoor al overwogen is immers niet van enige concrete betaling aan de verdachte met crimineel geld gebleken, corresponderen de data en de bedragen niet met de door de verdachte uitgegeven bedragen en kan niet worden uitgesloten dat de (leden van de) criminele organisatie van [naam medeverdachte 1] contact hadden met andere personen met een achtergrond in het voetbal.
Tijdens de reisjes, of gedurende het gezamenlijke sporten of daaromheen is verder niet van gesprekken of ander contact met de verdachte gebleken waaruit kan worden afgeleid dat hij wist of heeft moeten weten van criminele activiteiten van (de organisatie van) [naam medeverdachte 1] of dat hij bij de activiteiten van de organisatie betrokken is geweest. Uit de feiten en omstandigheden kan – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – ook niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte moet hebben geweten van het criminele oogmerk van de organisatie. Het kennelijk ontbreken van een legale bron van inkomsten van de zijde van [naam medeverdachte 1] is daarvoor onvoldoende.
Nog daargelaten de vraag of de verdachte door zijn vrijgevigheid daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de saamhorigheid tussen de aan de criminele organisatie van [naam medeverdachte 1] gelieerde personen, is dit niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat hij daarmee een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het verwezenlijken van het tenlastegelegde oogmerk van de organisatie van [naam medeverdachte 1].
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte heeft behoord tot een op het tenlastegelegde plegen van Opiumwetdelicten en witwassen gericht samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad in dan wel gedragingen heeft ondersteund die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met het binnen de organisatie bestaande oogmerk.
Het voorgaande betekent dat niet is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.