ECLI:NL:RBROT:2022:2810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
10/960096-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie en witwassen; onvoldoende bewijs voor betrokkenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de deelname aan de criminele organisatie niet wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte had geen aandeel in de gedragingen die verband hielden met het oogmerk van de organisatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een concrete, verifieerbare verklaring had gegeven over de legale herkomst van contante gelden, waar het openbaar ministerie geen nader onderzoek naar had verricht. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het contante geld uit enig misdrijf afkomstig was.

De rechtbank heeft ook de tenlastelegging van witwassen beoordeeld. De verdachte had in de periode van 15 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020 contante stortingen op zijn bankrekening gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende had aangetoond dat deze gelden afkomstig waren van legale bronnen, zoals leningen aan vrienden en familie. Het openbaar ministerie had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldtelmachine. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, nu hij integraal werd vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960096-20
Datum uitspraak: 11 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16 augustus 2021 (pro-forma), 20 september 2021 (regie), 15 november 2021 (regie), 1 december 2021, 8 december 2021, 20 december 2021, 19 januari 2022 en 28 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. B.S. van Unnik en S. Kubicz hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest en tot een geldboete ten hoogte van € 50.000,--, subsidiair 285 dagen vervangende hechtenis;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak.

4..Vrijspraak

4.1.
Feit 1: Deelname aan een criminele organisatie (zaaksdossier Barca)
De verdachte wordt met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1]), [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2]), [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 4] (hierna: [naam medeverdachte 4]) en anderen, deelname verweten aan een criminele organisatie met het oogmerk van (gewoonte)witwassen en het plegen van Opiumwetdelicten, met name de invoer van cocaïne.
Op grond van het dossier (de zaaksdossiers Lamp en Barca) is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat gesproken kan worden van een criminele organisatie die zich in de periode van 29 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020 heeft bezig gehouden met de invoer van 1.200 kg cocaïne en voorbereidingen heeft getroffen voor de invoer van nog veel meer cocaïne.
Verder heeft die organisatie zich gericht op het witwassen van de opbrengsten van strafbare feiten. [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn bij vonnis van heden voor hun rol in die criminele organisatie, respectievelijk als leidinggevende en als deelnemer, veroordeeld.
In de zaak van de verdachte staat de vraag centraal of ook hij aan deze criminele organisatie heeft deelgenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dat het geval is.
De verdachte kent een aantal deelnemers aan de criminele organisatie goed. Hij kent [naam medeverdachte 1] al vanaf zijn jeugd in Rotterdam. Ook met [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] lijkt de verdachte vaak en intensief om te gaan. Zij sporten samen bij Anytime Fitness, een fitnessclub waar zij vaak op ongebruikelijke tijden, namelijk tijdens de nachtelijke uren, gebruik van maken. Ook worden verschillende vestigingen daarvan over de hele wereld door hen bezocht.
De verdachte heeft een verleden als profvoetballer en heeft toen een aanzienlijk salaris genoten. Door gebruik te maken van zijn status van ex-profvoetballer is hij in staat de aanzienlijke opbrengsten uit de internationale handel in verdovende middelen gemakkelijk uit te geven in de ‘bovenwereld’ zonder dat hem daarover snel vragen worden gesteld.
Mede door toedoen van het handelen van de verdachte heeft [naam medeverdachte 1] lang onder de radar van justitie kunnen blijven, omdat hij zo geen auto’s, huizen of boekingen op zijn naam had staan.
De verdachte heeft hieraan bijgedragen door voor een langere periode een woning aan de [adres 1] te huren en te betalen, een woning waarvan [naam medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt. Opvallend is dat de voor die woning verschuldigde betalingen voorafgegaan zijn door contante stortingen op de rekening van de verdachte.
Daarnaast heeft hij vliegtickets, hotelkamers en diners voor [naam medeverdachte 1] en andere deelnemers aan de organisatie betaald en koopt hij luxegoederen, zoals designerkleding en dure horloges, uitgaven die bij uitstek geschikt zijn om de deelnemers aan de criminele organisatie bij elkaar te brengen en te onderhouden.
Dit zijn essentiële bijdragen van de verdachte, die ervoor zorgen dat de criminele organisatie goed kan functioneren. De rol van de verdachte in de criminele organisatie van [naam medeverdachte 1] is daarmee volgens de officier van justitie van groot belang en hij is in die rol moeilijk vervangbaar.
Dat de verdachte die uitgaven daadwerkelijk ten behoeve van de organisatie heeft gedaan, leidt de officier van justitie ook af uit het ‘huishoudboekje’ van [naam 1] (hierna: [naam 1]), de voormalig boekhouder van de criminele organisatie [1] . In die lijst, die de gezamenlijke (huishoud)kas van de criminele organisatie weergeeft, heeft [naam 1] nauwkeurig en gestructureerd de uitgaven van het samenwerkingsverband opgesomd.
Kostenposten zoals de huur van voertuigen, woningen, reizen, de aanschaf van telefoons, betaling voor de schoonmaakster en uitbetalingen aan derden zijn daarin bijgehouden.
Ook betalingen aan de verdachte komen in die lijst voor, te weten bij de posten 69
(“3 ticket thai later terug 06-09”), 71 (
“45 nieuw oss barca v [naam 4] 09-09”)en 131 (
“30.300 [naam 5]”).
Uit kostenpost 212 (
“1.050.700 uit betaals voetbal totaal”) leidt de officier van justitie af dat een bedrag van maar liefst € 1.050.700 aan de verdachte is uitbetaald.
De officier van justitie gelooft niet dat hij deze kosten uit eigen vrije wil voor zijn familie en vrienden voor zijn rekening zou hebben genomen. Hierbij wijst zij op een gesprek tussen de verdachte en [naam 1] op 15 oktober 2019. Hierin klaagt de verdachte erover dat die tweeling ([naam medeverdachte 4] en diens broer, [naam 2]) hem ziek maakt, omdat zij iedere keer bij hem komen als er wat betaald moet worden.
Bouaouzan heeft hiermee een wezenlijke bedrage geleverd aan het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie dat gericht was op het plegen van Opiumwetdelicten en witwassen.
De betalingen voor voornoemde woning in Barcelona, waarvan de verdachte niet eens weet hoe vaak hij daar zelf is geweest, zijn steeds voorafgegaan door contante stortingen. Ook toen hij die woning naar zijn eigen zeggen al lang niet meer huurde, heeft hij toch in opdracht van [naam medeverdachte 2] nog een maand huur betaald. [naam medeverdachte 1] gebruikte die woning, terwijl de verdachte zegt niet te weten waar [naam medeverdachte 1] zijn financiële middelen vandaan haalde. Ook de andere betalingen ten behoeve van betrokkenen bij de criminele organisatie heeft de verdachte niet uit vrijgevigheid gedaan.
Immers, de verdachte is blijkens het ‘huishoudboekje’ van [naam 1] kennelijk vanuit de organisatie betaald voor zijn diensten (in totaal voor meer dan een miljoen euro). Nu hij niet op de hoogte was van legale inkomstenbronnen van [naam medeverdachte 1] en de zijnen, die dit soort vergoedingen zouden kunnen rechtvaardigen, brengt dit mee dat hij wetenschap heeft gehad of moet hebben gehad van het criminele oogmerk van die organisatie.
De officier van justitie acht dan ook bewezen dat de verdachte in de periode van 29 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020 heeft deelgenomen aan de tenlastegelegde criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen.
De verdachte ontkent aan enige criminele organisatie te hebben deelgenomen. Hij is profvoetballer geweest en heeft in die tijd een flink vermogen opgebouwd. Verder is hij voetbalmakelaar en belegt hij in cryptocurrencies, activiteiten waarmee hij ook nu nog veel inkomsten genereert.
De verdachte heeft veel financiële ruimte en is naar zijn zeggen een vrijgevig man. Hij heeft zijn neefjes, zoals hij [naam medeverdachte 4] en diens tweelingbroer met wie hij is opgegroeid aanduidt, altijd financieel geholpen. Dat hij zich soms ergert aan het feit dat ze hem steeds om geld vragen moge zo zijn, maar dat is niet strafbaar. Het betreffen voor de verdachte relatief geringe bedragen en geen enkele betaling aan [naam medeverdachte 4] is ten dienste geweest van enige criminele organisatie.
De verdachte heeft slechts een vriendschappelijke band met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. De andere personen die in de zaak Sartell betrokken zijn kent hij niet eens.
De verdachte heeft voor eigen rekening gedurende een jaar een woning in Barcelona gehuurd. Hiervan heeft hij ook meerdere malen gebruik gemaakt, zij het vanwege de lockdown in Marokko tijdens de coronapandemie minder dan hij had gewenst. Omdat voor het overboeken van de huurpenningen vanaf zijn Spaanse bankrekeningen een twee-factor-autorisatie noodzakelijk was en de aan zijn rekeningen gelinkte mobiele telefoon nog in Marokko lag, heeft hij hiervoor eigen contant geld gestort op zijn Nederlandse bankrekening. Na afloop van het contract heeft hij nog wat achterstallige lasten moeten voldoen en heeft hij eenmaal voor [naam medeverdachte 2], die het huis daarna had gehuurd, nog een maand huur betaald. Dit is allemaal keurig via de bank betaald.
Hij heeft zijn huis ook ter beschikking gesteld aan familie en vrienden, wanneer hij daar zelf niet kon zijn. Zij behoefden hem daarvoor niet te betalen. Ook [naam medeverdachte 1] is wel eens in die woning geweest. Hij had echter een eigen huis in Barcelona. De woning waarover [naam 3] (hierna: [naam 3]) in relatie tot [naam medeverdachte 1] verklaart betreft dan ook niet zijn woning, maar een andere woning in Barcelona.
In de tenlastegelegde periode heeft de verdachte [naam medeverdachte 1] hooguit een keer of tien gezien; tijdens het sporten en gedurende tripjes naar Milaan en een vakantie in Thailand. Hij is de [adres 2] nooit binnen geweest. In de periode van de live-hack van de EncroChat in april 2020 bevond de verdachte zich bovendien in volledige lockdown in Marokko.
Weliswaar heeft de verdachte soms de tickets naar Milaan en Thailand voor zijn neefjes betaald en de hotelkosten voor zijn familie en vrienden, maar dit beliep niet meer dan ongeveer € 14.000,--. Een dergelijk bedrag kan de verdachte missen en staat ook in geen verhouding tot de opbrengst van de door het openbaar ministerie genoemde duizenden kilo’s die door de organisatie zouden zijn ingevoerd.
Daar stond bovendien tegenover dat de overige vakantiegangers ter plaatse weer betaalden voor andere zaken zoals taxi’s, eten en vertier. Dat de verdachte zelf in Milaan ook veel geld aan luxegoederen heeft uitgegeven klopt, maar dit betrof een voor de verdachte niet ongebruikelijke
“shopping spree”.
Dit alles is onvoldoende voor het aannemen van betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie. Dit kan ook niet uit andere omstandigheden worden afgeleid. Er heeft nooit iemand, die betrokken zou zijn bij de organisatie, geld gestort op de rekening van de verdachte. De verdachte heeft nooit een PGP-telefoon gehad en kan dit type telefoon ook niet herkennen. De verdachte heeft dus ook niet kunnen weten of bijvoorbeeld [naam medeverdachte 1] een beveiligde telefoon had en al helemaal niet dat hij deze zou hebben gebruikt om de Opiumwet te overtreden.
Er is verder geen enkel bericht in het dossier te vinden dat door de verdachte is gevoerd of waarin [naam medeverdachte 1] direct of indirect aan de verdachte de opdracht geeft om iets voor hem te boeken of hem op andere wijze te faciliteren. De verdachte is ook niet de
“[naam 4]”of
“[naam 5]” die in het huishoudboekje van [naam 1] wordt genoemd. Er komen meer personen voor in telefoons van de in het dossier genoemde personen die [naam 6] genoemd worden. Ook worden er in de gesprekken over meerdere [naam 5] gesproken, zodat ook hierin geen link met de verdachte gelegd mag worden.
Evenmin bestaat er enig PGP/Encro- of sms/whatsappbericht waaruit zou kunnen blijken dat iemand op enig moment aan de verdachte geld heeft moeten overhandigen of heeft overhandigd. Ook tijdens de vele observaties, waarbij ook de verdachte een aantal malen in beeld is gekomen, zijn geen betalingen aan de verdachte waargenomen. Zou de verdachte geld uit de organisatie hebben witgewassen moet hij dat contante geld toch ook een keer overhandigd hebben gekregen.
Volgens de verdachte is [naam medeverdachte 1] een professionele gokker, die eenvoudig gekleed gaat en zonder dure merk- of sportkleding, horloges, sieraden en auto door het leven gaat. De verdachte heeft niet kunnen afleiden of behoeven af te leiden dat [naam medeverdachte 1] er een criminele handel of wandel op na hield.
De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts dan sprake kan zijn, wanneer de verdachte behoort tot dat samenwerkingsverband, en ook een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het doel van de organisatie. Daarvoor is benodigd dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De officier van justitie laat de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie in de kern rusten op twee pijlers:
het op eigen naam huren van een woning aan de [adres 1] ten behoeve van [naam medeverdachte 1],
het financieren van reis- en verblijfskosten en de aankoop van luxegoederen ten behoeve van [naam medeverdachte 1] en leden van diens criminele organisatie.
Daarbij leidt de officier van justitie uit de omstandigheden af dat de verdachte moet hebben geweten van het oogmerk van de organisatie.
De woning
[naam medeverdachte 1] heeft in de tenlastegelegde periode veelvuldig verbleven in Barcelona. Echter, niet is komen vast te staan dat [naam medeverdachte 1] toen zodanig gebruik heeft gemaakt van die door de verdachte gehuurde woning dat daaruit de conclusie getrokken mag worden dat dit de woning is geweest waar [naam medeverdachte 1] in Barcelona steeds heeft verbleven, noch dat die woning door de verdachte ten behoeve van [naam medeverdachte 1] was gehuurd.
Dit volgt ook niet, zoals de officier van justitie stelt, uit hetgeen door de Spaanse politie daarover uit de mond van [naam medeverdachte 1] is opgetekend. Toen zij [naam medeverdachte 1] in die woning aantroffen heeft hij namelijk enkel verklaard dat de woning door een vriend van hem (de verdachte) was gehuurd en niet dat dat ten behoeve van hemzelf was gedaan.
[naam medeverdachte 1] is wel een aantal maal in die woning geweest, maar uit de verklaringen van de verdachte en [naam medeverdachte 2], en uit de beschrijving door [naam 3] van de woning waarin [naam medeverdachte 1] volgens haar in Barcelona feitelijk verbleef, kan worden afgeleiden dat [naam medeverdachte 1] over een andere woning in Barcelona de beschikking had (het witte huis met uitzicht op zee).
Het dossier biedt daarmee onvoldoende grond voor de vaststelling dat de verdachte de woning op eigen naam voor [naam medeverdachte 1] heeft gehuurd om zijn verblijf in Barcelona aldus onder de radar van politie en justitie te houden of de leden van de criminele organisatie rondom [naam medeverdachte 1] hierin te faciliteren.
Een dergelijke connectie valt evenmin af te leiden uit de contante stortingen die voorafgaand aan het overboeken van de borg en de huur van de woning aan de makelaar op de rekening van de verdachte zijn gedaan. De verdachte heeft hiervoor een verklaring gegeven die niet zonder meer door de bevindingen in het dossier wordt weerlegd.
Evenmin mag worden geconcludeerd dat die contante bedragen afkomstig zouden zijn geweest van (de organisatie van) [naam medeverdachte 1]. De enkele vermelding van
“45 nieuw oss barca [naam 4] 09-09”is hiervoor onvoldoende. Ervan uitgaande namelijk dat het kasboek van [naam 1] in enigszins chronologische volgorde is opgesteld lijkt de vermelding
“09-09”betrekking te hebben op een veel later tijdstip dan dat de betreffende contante stortingen zijn gedaan en ook komt het genoemde bedrag niet overeen met de hoogte van die specifieke stortingen.
Nu uit het dossier ook geen feitelijke waarnemingen zijn gedaan van enige geldoverdracht aan de verdachte of dat hiervan uit enig ander contact met of over de verdachte blijkt biedt het dossier onvoldoende houvast voor de aanname dat de verdachte voor zijn uitgaven ten behoeve van de woning aan de [adres 1] door (de criminele organisatie van) [naam medeverdachte 1] is gecompenseerd.
De reis-en verblijfskosten en aanschaf luxe goederen
De verdachte heeft voor zijn ‘neven’ [naam medeverdachte 4] tickets naar Milaan en Thailand betaald en dit in ieder geval ook voor [naam medeverdachte 1] gedaan voor de reis ter gelegenheid van diens huwelijksjubileum. Verder droeg hij ook steeds de hotelkosten. Het dossier biedt echter geen bewijs voor de veronderstelling dat die reizen hebben plaatsgevonden in het kader van het organiseren van de drugstransporten.
Ook de veronderstelling dat op deze wijze de opbrengsten van de invoer van cocaïne door de verdachte zijn witgewassen kan uit het dossier niet voldoende blijken.
Het door de verdachte gegeven alternatieve scenario voor die uitgaven, te weten dat hij als ex-profvoetballer nu eenmaal over veel geld kan beschikken, voor zijn familie en vrienden een vrijgevig man is en graag luxegoederen aanschaft, wordt onvoldoende door feiten of omstandigheden weerlegd. Hiertoe zijn ook de vermeldingen in het kasboek van [naam 1] 69 (“
3 ticket thai later terug 06-09”),131: (
“30.300 [naam 5]”)en 212 (
“1.050.700 uit betaals voetbal totaal”) niet voldoende redengevend.
Zoals hiervoor al overwogen is immers niet van enige concrete betaling aan de verdachte met crimineel geld gebleken, corresponderen de data en de bedragen niet met de door de verdachte uitgegeven bedragen en kan niet worden uitgesloten dat de (leden van de) criminele organisatie van [naam medeverdachte 1] contact hadden met andere personen met een achtergrond in het voetbal.
Tijdens de reisjes, of gedurende het gezamenlijke sporten of daaromheen is verder niet van gesprekken of ander contact met de verdachte gebleken waaruit kan worden afgeleid dat hij wist of heeft moeten weten van criminele activiteiten van (de organisatie van) [naam medeverdachte 1] of dat hij bij de activiteiten van de organisatie betrokken is geweest. Uit de feiten en omstandigheden kan – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – ook niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte moet hebben geweten van het criminele oogmerk van de organisatie. Het kennelijk ontbreken van een legale bron van inkomsten van de zijde van [naam medeverdachte 1] is daarvoor onvoldoende.
Nog daargelaten de vraag of de verdachte door zijn vrijgevigheid daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de saamhorigheid tussen de aan de criminele organisatie van [naam medeverdachte 1] gelieerde personen, is dit niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat hij daarmee een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het verwezenlijken van het tenlastegelegde oogmerk van de organisatie van [naam medeverdachte 1].
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte heeft behoord tot een op het tenlastegelegde plegen van Opiumwetdelicten en witwassen gericht samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad in dan wel gedragingen heeft ondersteund die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met het binnen de organisatie bestaande oogmerk.
Het voorgaande betekent dat niet is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 2: Witwassen (zaaksdossier Barcelona)
Onder feit 2 wordt de verdachte het medeplegen van (gewoonte)witwassen, dan wel (schuld)witwassen, verweten door onder meer geld uit te geven aan de huur en het woongenot van een woning aan de [adres 1].
Voor zover de officier van justitie zich hierbij op het standpunt heeft gesteld dat dat geld afkomstig zou zijn geweest van de criminele organisatie van [naam medeverdachte 1] acht de rechtbank dit op de gronden als hiervoor overwogen niet aannemelijk geworden.
De vraag of de verdachte zich in de periode van 15 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020 schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde door het storten van in totaal € 75.460,00 op zijn bankrekening bij de ABN met nummer [bankrekeningnummer] (hierna “de rekening bij de ABNAmro”) en het aanwenden van een bedrag van € 78.800,83 ten behoeve van de huur en daarmee het genot van die bewuste woning dient nog wel te worden beantwoord.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de tekst van de tenlastelegging met zich meebrengt dat deze specifieke stortingen/betalingen aan de beoordeling van de rechtbank zijn voorgelegd, zodat de rechtbank zich bij de beantwoording van voornoemde vraag ook hiertoe zal beperken, omdat zij anders de scope van het tenlastegelegde te buiten zal gaan.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Gebleken is dat in de tenlastegelegde periode de verdachte een bedrag van in totaal € 75.460,00 aan contanten op zijn rekening bij de ABNAmro heeft gestort.
Dit volgt onder meer uit een melding van de ABNAmro Bank N.V. (hierna: ABNAmro) met begindatum 11 april 2019 met betrekking tot de verdachte [2] en ook de verdachte heeft beaamd deze contante stortingen te hebben verricht.
Van die rekening is vervolgens nog € 53.572,82 doorgestort onder vermelding van de [adres 1] (de door de verdachte gehuurde woning in Barcelona). Voor zover de verdachte nog meer betalingen heeft verricht met betrekking tot die woning is daarvan verder geen relatie gevonden met de contante stortingen op de rekening bij de ABNAmro van de verdachte.
Uit die melding van de ABNAmro blijkt voorts dat onder de stortingen coupures van 500 euro (67x), 200 euro (2x) en 100 euro (31x) zijn aangetroffen. Dit zijn coupures die nauwelijks in het reguliere betaalverkeer gebruikt worden maar eens te meer in het criminele circuit.
Met het doen van dergelijke grote contante stortingen op een bankrekening, waarvan een groot deel in ongebruikelijke coupures is gestort, acht de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen aanwezig.
De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en/of ter zitting over de herkomst van die contante stortingen verklaard dat hij
  • van zijn voormalig werkgever Sparta een periode € 3.000,-- per maand contant uitbetaald heeft gekregen (in 2006-2007)
  • vanaf 2013 tot 2020 leningen heeft verstrekt aan vrienden en familie, zowel giraal als contant, die hem later deels in contanten zijn terugbetaald.
Hierbij heeft hij een overzicht overgelegd van de personen aan wie hij in de periode van 2013 tot 2020 geld heeft geleend en wanneer die hem (deels) contant zou hebben terugbetaald.
Hierbij heeft hij de namen van de leningnemers opgesomd ([naam 7], [naam 8], [naam 9], [naam 10], [naam 11], zijn broer [naam 12], zijn nichtje [naam 13], en zijn neefjes [naam medeverdachte 4] en [naam 2]). Verder zijn schriftelijke leningsovereenkomsten tussen de verdachte en [naam 7] ten bedrage van € 200.000,-- (22 juli 2016) en € 400.000,-- (22 juli 2019) aangetroffen en heeft de verdachte bankafschriften overgelegd, waarin hij onder meer de kasstortingen, kasopnames, en de leningen c.q. betalingen heeft gearceerd.
Tot slot heeft de verdachte nog een schriftelijke bevestiging van [naam 7], gedateerd 21 december 2021, overgelegd, waarin deze bevestigt dat de verdachte hem inderdaad geld had geleend.
Volgens de berekening van de verdachte heeft hij uiteindelijk vanaf 2013 een bedrag van in totaal € 202.398,-- contant ontvangen.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van die verklaring op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende door de verdachte is onderbouwd. De toenmalig directeur van Sparta heeft tegengesproken dat de verdachte een deel van zijn salaris in 2006-2007 contant heeft ontvangen en de terugbetaling op de leningen in contanten blijkt verder niet, zodat deze verklaring in de visie van de officier van justitie niet als deugdelijke verklaring heeft gelden en niet verder onderzocht behoeft te worden.
Deze visie van het openbaar ministerie deelt de rechtbank evenwel niet. De verdachte heeft, gezien zijn verleden als profvoetballer over aanzienlijke geldsommen kunnen beschikken, zodat niet onaannemelijk is dat hij de genoemde leningen heeft kunnen verstrekken aan de door hem genoemde personen en dat hij door hen kan zijn terugbetaald. De personen die door hem zijn genoemd zijn concreet en traceerbaar. Hiermee is de verklaring van de verdachte, waarin hij stelt dat deze personen hem deels contant hebben terugbetaald ook voldoende verifieerbaar.
Omdat de verdachte ten aanzien van de legale herkomst van de contante gelden een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk verklaring heeft gegeven had het openbaar ministerie nader onderzoek naar die verklaring kunnen verrichten.
Nu een nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte door het openbaar ministerie achterwege is gebleven, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat dit contante geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde gelden (in welke variant dan ook) heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

5..In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldmachine verbeurd te verklaren.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit het beslag op te heffen en de in beslag genomen geldmachine terug te geven aan de verdachte.
5.3.
Beoordeling
De rechtbank zal, gelet op de vrijspraak van de verdachte van het ten laste gelegde, de teruggave gelasten van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldtelmachine.

6..Voorlopige hechtenis

De rechtbank zal overgaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis, die bij eerdere beslissing is geschorst, nu de verdachte van het ten laste gelegde integraal zal worden vrijgesproken.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1
STK Telmachine
604406 geldtelmachine;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en D. van der Sluis, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.A. Koreneef en V.E. Scholtens, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaaksdossier Barca, art 140 Sr)
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020,
-te Rotterdam en/of althans (elders) in Nederland; en/of
-te Barcelona en/of op Mallorca en/of althans (elders) in Spanje; en/of
-te Milaan althans (elders) in Italië;
heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit verdachte
en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of
een of meer andere personen
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- ( gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Sr); en/of
- misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a
eerste lid Opiumwet;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(zaaksdossier Barcelona, witwassen)
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2018 tot en met 22 juni 2020, te
Rotterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Barcelona, althans in Spanje,
tezamen en in vereniging met (een ) ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig
heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen
hierin bestaande dat hij, verdachte en/ of zijn mededader(s), van een of
meerdere voorwerp(en), te weten:
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal EUR 75.460,00, gestort op de
bankrekening met het nummer [bankrekeningnummer]; en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal EUR 78.800,83, geheel of ten dele
aangewend ten behoeve van de ((aan)betaling van de) huur van een woning met
adres [adres 1]; en/of
- het woon/huurgenot met betrekking tot de woning met adres [adres 1]
;
althans van enig(e) voorwerp(en)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en//of verplaatsing heeft verborgen en/o[ verhuld, en/of verborgen en/of
verhuld heeft wie de rechthebbenden(n) op bovenomschreven voorwerp (en) is/was
en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben (gehad ),
en/of
dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en)
gebruik heeft gemaakt.
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat de/het hiervoor genoemde voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.zoals weergegeven in proces-verbaal [procesverbaalnummer 1]
2.PV ontvangst FIU ([procesverbaalnummer 2]), ZD Barcelona, p. 25 ev.