ECLI:NL:RBROT:2022:2883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
22/1119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake terugkeer naar oorspronkelijke staanplaats marktondernemer na coronamaatregelen

In deze zaak verzoekt een marktondernemer om een voorlopige voorziening om zijn oorspronkelijke staanplaats terug te krijgen, die hij had vóór de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de handhaving van de nieuwe opstelling van staanplaatsen door de gemeente Rotterdam een besluit is. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de verzoeker, die afhankelijk is van zijn staanplaats voor zijn inkomen, tegen de belangen van de gemeente, die de tijdelijke corona-opstelling wil handhaven. De voorzieningenrechter concludeert dat de e-mail van 16 februari 2022, waarin de gemeente aangeeft dat de huidige corona-opstelling blijft, wel degelijk een rechtsgevolg heeft voor de verzoeker. Dit besluit heeft de verzoeker in zijn rechten benadeeld, omdat hij niet terug kan naar zijn oude staanplaats, ondanks het vervallen van de anderhalvemeter-maatregel. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat de verzoeker binnen een week na de uitspraak zijn oorspronkelijke staanplaats mag innemen. Tevens wordt de gemeente opgedragen het griffierecht van € 184,- aan de verzoeker te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1119

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.W. de Jong).

Procesverloop

Verweerder heeft op 16 februari 2022 een e-mail gestuurd naar Rotterdamse marktondernemers, waarin staat dat hun staanplaatsen voorlopig in de huidige corona-opstelling blijven.
Verzoeker heeft tegen deze e-mail bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 maart 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig verzoeker, vijf collega-marktondernemers (namens verzoeker), de gemachtigde van verweerder, [naam 1], en [naam 2] (ook namens verweerder).
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen het besluit over te leggen waarin is besloten over te gaan tot een corona-opstelling. Verweerder heeft op 4 april 2022 twee e-mails overgelegd. Verzoeker heeft op 7 april 2022 hierop gereageerd en nog een toelichting gegeven op het spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat het in deze zaak om?
1. Op dit moment geldt op de Rotterdamse markten nog steeds een corona-opstelling. Verzoeker wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij weer terug kan naar zijn oorspronkelijke staanplaats.
Is de e-mail van 16 februari 2022 een besluit?
2. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld dat bezwaar kan worden gemaakt tegen een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, waarbij er sprake moet zijn van een rechtsgevolg. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, dan is er sprake van een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
3. In geschil is of de e-mail van 16 februari 2022 een besluit is. Verweerder meent van niet, nu deze niet gericht is op rechtsgevolg. Dit houdt kort gezegd in dat er sprake moet zijn van een verandering in de rechten of plichten van verzoeker. Volgens verweerder is daarvan geen sprake, omdat de staanplaats van verzoeker na die mail niet verschilt van de staanplaats van verzoeker van voor die mail.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de e-mail van 16 februari 2022 wel tot een rechtsgevolg voor verzoeker heeft geleid. Hiertoe is het volgende van belang. Verweerder heeft op 24 november 2021 een e-mail gestuurd naar marktondernemers waarin staat dat alle Rotterdamse markten vanaf 25 november 2021 tijdelijk een corona-opstelling moeten hanteren vanwege de verplichte anderhalvemeter-maatregel. Hieruit volgt dat er van rechtswege een einde zou komen aan (het besluit tot) de tijdelijke opstelling zodra de anderhalvemeter-maatregel zou komen te vervallen. Op 15 februari 2022 zijn er versoepelingen van de corona-maatregelen aangekondigd, waaronder het vervallen van de anderhalvemeter-maatregel. Dit betekent dat de tijdelijke corona-opstelling op de Rotterdamse markten niet langer nodig was en men terug kon naar de oude opstelling. Met de e-mail van 16 februari 2022 heeft verweerder echter bepaald dat niet wordt teruggekeerd naar de oude opstelling. Deze e-mail moet daarom worden gezien als een besluit tot verlenging van de tijdelijke corona-opstelling. Hiermee is voor verzoeker een rechtsgevolg ingetreden: hij heeft immers nog niet mogen terugkeren naar zijn oude staanplaats, ondanks het vervallen van de anderhalvemeter-maatregel. Dit heeft tot gevolg dat verzoeker bezwaar kan maken tegen deze e-mail en dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening ook inhoudelijk kan beoordelen.
Is er sprake van spoedeisend belang of onevenredig nadeel?
5. Volgens verzoeker is hij voor een deel van zijn inkomen afhankelijk van de markt en is zijn staanplaats van grote invloed op zijn omzet.
6. Verweerder heeft verklaard dat verscheidene marktondernemers blij zijn met de tijdelijke corona-opstelling. Er wordt daarom onderzocht of deze opstelling permanent kan worden. Om onnodige verplaatsingen en daarmee mogelijk gepaard gaande onrust te voorkomen heeft verweerder ervoor gekozen om gedurende dat onderzoek de markten niet terug te laten keren naar de oude opstellingen.
7. De voorzieningenrechter vindt dat het belang van verzoeker om terug te gaan naar zijn oude staanplaats zwaarder weegt dan het belang van verweerder om voorlopig vast te houden aan de corona-opstelling. Zo is het aannemelijk dat verzoeker door de huidige staanplaats financieel wordt benadeeld. Daarnaast is de grondslag en motivering van het bestreden besluit onduidelijk. Als verweerder de marktopstelling wil wijzigen, dan dient verweerder daartoe een deugdelijk gemotiveerd besluit te nemen met een kenbare juridische grondslag. Verzoeker heeft dan de mogelijkheid om daartegen op te komen en die mogelijkheid wordt hem nu inhoudelijk gezien ontnomen. Ook hierin is een zwaarwegend belang voor verzoeker gelegen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoeker binnen een week na deze uitspraak de staanplaats mag innemen die hem was toegewezen vóór de corona-opstelling.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verzoeker een week na deze uitspraak de staanplaats mag innemen die hem was toegewezen vóór de corona-opstelling;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.