ECLI:NL:RBROT:2022:2886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
22/1518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting na explosie

Op 15 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonende in Vlaardingen, een voorlopige voorziening vroegen tegen de sluiting van hun woning. De sluiting was opgelegd door de burgemeester van Vlaardingen na een explosie bij de woning op 5 maart 2022, waarbij aanzienlijke schade was ontstaan. De burgemeester baseerde de sluiting op artikel 174a en artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze artikelen niet van toepassing waren in deze situatie. De voorzieningenrechter stelde vast dat de openbare orde niet was verstoord door gedragingen in de woning zelf, maar door de explosie buiten de woning. Hierdoor was de burgemeester niet bevoegd om de woning te sluiten op grond van de genoemde artikelen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst vanaf 22 april 2022, zodat verzoekers de gelegenheid kregen om maatregelen te treffen voordat zij terugkeerden naar hun woning. Tevens werd de burgemeester opgedragen het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden en werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekers, die op € 1.518,- werden vastgesteld. De voorzieningenrechter benadrukte dat in bijzondere omstandigheden het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beperkt kan worden, maar dat dit moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1518

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 april 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , uit [woonplaats verzoekers] , verzoekers

(gemachtigde: mr. A.L. Kuit),
en

de burgemeester van de gemeente Vlaardingen, verweerder

(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

In het besluit van 15 maart 2022 heeft verweerder bepaald dat de woning van verzoekers vanaf 21 maart 2022 gesloten moet worden voor de duur van drie maanden vanwege een verstoring van de openbare orde.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 april 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig verzoeker [naam verzoeker 1] , de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van verweerder, [naam 2] en [naam 3] (beiden namens verweerder).

Overwegingen

Wat is er gebeurd?
1. Verzoekers wonen op het adres [adres] . Op 3 augustus 2021 is de woning van verzoekers met vijf kogels beschoten. Op 18 augustus 2021 heeft verzoeker [naam verzoeker 1] bij de politie aangifte gedaan van afpersing. De politie heeft in beide zaken personen aangehouden.
2. Op 5 maart 2022 is bij de woning van verzoekers een explosief tot ontploffing gebracht. De politie heeft in en voor de woning veel glas aangetroffen. Het raam naast de voordeur was kapot en onder dit raam zat een gat in het beton. Volgens de politie kan de schade alleen maar veroorzaakt zijn door een zeer krachtig explosief. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 8 maart 2022.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Naar aanleiding van de rapportage van de politie heeft verweerder besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van drie maanden. De woning is sinds 21 maart 2022 ook daadwerkelijk gesloten. Verzoekers zijn het niet eens met de sluiting van hun woning.
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel
4. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekers kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak.
Was verweerder bevoegd om de woning te sluiten?
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder de woningsluiting heeft gebaseerd op artikel 172, derde lid, en artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet. Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerder op grond van deze artikelen bevoegd was om de woning te sluiten.
6.1
Is er een bevoegdheid op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet?
6.2
In dit artikel staat dat verweerder een woning kan sluiten als (kort gezegd) de openbare orde rond de woning wordt verstoord door gedragingen
inde woning. In dit geval is de verstoring van de openbare orde het gevolg van een explosief dat
buitende woning tot ontploffing is gebracht. De openbare orde is dus niet verstoord door gedragingen in de woning [1] . Verweerder was daarom niet bevoegd om de woningsluiting te baseren op artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet.
7.1
Is er een bevoegdheid op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet?
7.2
In dit artikel staat (kort gezegd) dat bij ernstige vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde, verweerder bevoegd is om de bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde.
7.3
De voorzieningenrechter overweegt dat dit artikel is bedoeld als een ‘lichte’ bevelsbevoegdheid. Bij de toepassing van deze bevoegdheid mag verweerder geen grondwettelijke grondrechten beperken en mag hij ook niet afwijken van wetten in formele zin. Deze bevelsbevoegdheid is met name bedoeld voor het handhaven van orde en rust in het geval van samenscholingen, oploopjes of acties op openbare plaatsen [2] . In dit geval komt door de woningsluiting het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 van de Grondwet) in het geding. Verweerder was daarom niet bevoegd om de woning-sluiting te baseren op artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
8. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 15 maart 2022 vanaf 22 april 2022 is geschorst tot een week na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De schorsing gaat niet direct in maar pas op
22 april 2022 om partijen de gelegenheid te geven zo nodig maatregelen te treffen voordat verzoekers teruggaan naar de woning.
Griffierecht en proceskosten
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.
Ten overvloede
12. De voorzieningenrechter overweegt ter voorlichting aan verweerder dat het onder bijzondere omstandigheden wel aanvaardbaar zou kunnen zijn dat verweerder het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beperkt op grond van de noodbevelsbevoegdheid van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet, om in concrete en levensbedreigende situaties preventief op te treden. Dat zo’n situatie zich voordoet moet dan wel feitelijk worden onderbouwd en daarbij geldt in ieder geval als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit [3] moet voldoen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 15 maart 2022 vanaf 22 april 2022 tot een week na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie voor een soortgelijke zaak de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 april 20117, ECLI:NL:RVS:2017:923.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2912.
3.Het geven van een noodbevel is pas aan de orde wanneer gewone middelen niet voorhanden of toereikend zijn (subsidiariteit). Verder mogen de genomen maatregelen niet ingrijpender zijn dan nodig om het gevaar te beperken (proportionaliteit).