ECLI:NL:RBROT:2022:2889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
22/1568
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bijstandsuitkering voor dakloze

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een dakloze die staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), had een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend. De gemeente Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen op 22 februari 2022, omdat verzoeker onvoldoende informatie had verstrekt over zijn woonsituatie. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 12 april 2022 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een overzicht van zijn slaapplaatsen had ingeleverd, maar dat dit overzicht niet volledig was. Er ontbraken telefoonnummers en handtekeningen van de hoofdbewoners. Bovendien heeft de (ex-)partner van verzoeker verklaard dat hij in België verblijft, wat niet overeenkomt met de informatie die verzoeker had verstrekt.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt waar hij feitelijk verblijft en dat de gemeente Rotterdam niet kan worden verplicht om een bijstandsuitkering te verstrekken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het besluit van de gemeente naar verwachting in stand kan blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1568

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 april 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. C.C. Sneper),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

In het besluit van 22 februari 2022 heeft verweerder verzoekers aanvraag om een bijstandsuitkering afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 april 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Achtergrondinformatie
1. Verzoeker staat in de Basisregistratie Personen (BRP) met een briefadres ingeschreven op het adres [adres]. Dit is het adres van Stichting Ontmoeting; een stichting die zich bezighoudt met ambulante woonbegeleiding. Verzoeker heeft op 8 december 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd bij verweerder en heeft daarbij aangegeven dat hij op een ander adres woont dan waar hij staat ingeschreven. Volgens verzoeker mag hij zich van de eigenaar echter niet inschrijven op dat adres.
2. Verweerder heeft verzoeker onder meer gevraagd om zijn verblijfadressen in te vullen over de periode van 1 december 2021 tot en met 4 februari 2022. Verzoeker heeft over deze periode een overzicht bij verweerder ingeleverd. Hieruit komt naar voren dat hij bij verschillende mensen zou verblijven en soms op straat zou slapen.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Verweerder heeft verzoekers aanvraag om een bijstandsuitkering afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat verzoeker recht heeft op deze uitkering. Volgens verweerder heeft verzoeker namelijk onvoldoende informatie gegeven over zijn woonsituatie. Verzoeker is het hier niet mee eens.
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel
4. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoeker kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
5. Daklozen die zijn ingeschreven in de BRP komen in aanmerking voor een reguliere bijstandsuitkering. Deze uitkering dient te worden verstrekt door de gemeente waarin de dakloze feitelijk verblijft. De dakloze is verplicht om zijn feitelijke verblijfplaats bekend te maken.
6.1
Verweerder heeft aan verzoeker gevraagd om zijn slaapadressen in te vullen over de periode van 1 december 2021 tot en met 4 februari 2022. Verzoeker heeft een overzicht ingeleverd waaruit blijkt dat hij voornamelijk heeft overnacht bij zijn (ex-)partner, zijn dochter en zijn twee zussen, die allen in [plaatsnaam 1] woonachtig zijn. Volgens verweerder is dit overzicht niet volledig, omdat niet bij alle adressen een telefoonnummer staat vermeld en bij alle adressen een handtekening van de hoofdbewoner ontbreekt.
6.2
Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen met de (ex-)partner van verzoeker. Zij heeft op 21 februari 2022 aangegeven dat verzoeker doorgaans op een adres verblijft in [plaatsnaam 2] (B), dat hij daarom nooit slaapt op de adressen die hij heeft doorgegeven en dat hij alleen bij zijn dochter blijft slapen als hij een afspraak heeft bij verweerder en dat hij anders een hotel neemt. Verzoeker heeft hierover gezegd dat zijn (ex-)partner deze verklaring heeft afgelegd op een moment dat het niet goed ging met de relatie en dat deze verklaring niet klopt.
6.3
Verzoeker heeft ook bankafschriften bij verweerder ingeleverd. Hierop is te zien dat hij begin februari 2022 twee betalingen in België heeft gedaan, waaronder één in [plaatsnaam 2]. Daarnaast heeft hij op 2 februari 2022 een betaling gedaan bij een hotel in [plaatsnaam 1].
7. De voorzieningenrechter heeft tijdens de zitting vragen gesteld aan verzoeker over deze pinbetalingen. Volgens verzoeker gaat hij soms naar België om zijn zoon te bezoeken. De pinbetaling bij het hotel in [plaatsnaam 1] hield verband met een verblijf van twee nachten in het hotel. Zijn zoon had dit als verrassing voor hem geregeld en zij hebben samen de kosten gedeeld. Verweerder heeft er ter zitting op gewezen dat de hotelovernachtingen niet staan vermeld in het door verzoeker ingeleverde overzicht met slaapplaatsen. Volgens die gegevens zou hij namelijk hebben verbleven bij een vriend in [plaatsnaam 3]. Verweerder stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is gebleven waar verzoeker feitelijk heeft verbleven en sluit niet uit dat verzoeker ook buiten [plaatsnaam 1] heeft verbleven, gelet op de verklaring van de (ex-)partner en de pinbetalingen in België.
8. De voorzieningenrechter vindt dat de verklaring van de (ex-)partner vragen oproept en stelt verder vast dat ook het door verzoeker ingeleverde overzicht volgens zijn eigen verklaring niet klopt. De twee hotelovernachtingen zijn daarop in ieder geval niet terug te vinden. Het is op dit moment dus nog onduidelijk waar verzoeker feitelijk verblijf had in de periode van 1 december 2021 tot en met 4 februari 2022. Het is aan verzoeker om dit aannemelijk te maken en hij is daar op dit moment nog niet in geslaagd. Daarbij wordt van verzoeker niet het onmogelijke verwacht: hij moet namen, adressen en telefoonnummers invullen van de personen bij wie hij verblijft en de betreffende personen het formulier laten ondertekenen. Op dit moment kan niet worden vastgesteld dat verweerder de gemeente is die aan verzoeker een bijstandsuitkering dient te verstrekken.
9. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het besluit van 22 februari 2022 naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Conclusie en proceskosten
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.