ECLI:NL:RBROT:2022:294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
C/10/629851 / JE RK 21-3185
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van complexe relatieproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [naam kind] in het licht van de complexe relatieproblemen tussen de ouders. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [naam kind], die bij de moeder woont. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.

De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad heeft toegelicht dat er meerdere meldingen zijn binnengekomen over conflicten tussen de ouders en dat, hoewel er enige verbetering is in de communicatie, het nog te vroeg is om zonder ondertoezichtstelling verder te gaan. De GI heeft zich bij dit verzoek aangesloten, maar de vader heeft zorgen geuit over de inhoud van het rapport van de Raad. De moeder heeft aangegeven dat zij het moeilijk vindt om een ondertoezichtstelling te accepteren, maar staat open voor een herbeoordeling na zes maanden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [naam kind] door de aanhoudende conflicten tussen de ouders en de instabiliteit die dit met zich meebrengt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en de belangen van [naam kind] te waarborgen. Daarom is besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden, met afwijzing van het overige verzoek. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/629851 / JE RK 21-3185
Datum uitspraak: 11 januari 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2018 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
3 december 2021, ingekomen bij de griffie op 7 december 2021.
Op 11 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 2].
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Franse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3], tolk in de Franse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] heeft al veel meegemaakt in haar jonge leven. Tot en met begin 2021 zijn er meerdere meldingen bij Veilig Thuis binnengekomen over conflicten tussen de ouders. Vanaf februari 2021 is het drangkader gestart en is een stijgende lijn te zien in de communicatie tussen de ouders en de manier hoe ze met elkaar omgaan. Het is op dit moment nog te vroeg om verder te gaan in het vrijwillig kader. Er bestaat dan het risico dat de hulpverlening niet wordt voortgezet en de ouders zullen terugvallen in hun problematiek. De komende periode wil de GI de methodiek Parallel Ouderschap inzetten. Desgevraagd kan de Raad instemmen met een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden gelet op de positieve ontwikkelingen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. In de relatie tussen de ouders zijn er momenten dat het goed gaat, maar ook momenten dat er veel spanning is. In het drangkader is veel gewerkt aan het contact tussen de ouders en de omgangsregeling tussen [naam kind] en de vader. Ondanks de stijgende lijn is de GI van mening dat het nog te vroeg is om zonder ondertoezichtstelling verder te gaan. Het is belangrijk dat een jeugdbeschermer met de ouders meekijkt en hen kan ondersteunen. Desgevraagd kan de GI zich vinden in een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden.
De vader is het eens met het verzoek, maar is van mening dat er onwaarheden in het rapport van de Raad staan vermeld. Er worden vooral negatieve dingen over het verleden gezegd. De vader heeft zelf zorgen gemeld bij instanties en altijd meegewerkt met de hulpverlening. Ook op vrijwillige basis is er hulpverlening ingezet. De vader is wel van mening dat aanvullende hulpverlening noodzakelijk is.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij het lastig vindt als er een ondertoezichtstelling komt. De hulpverleningsinstanties lopen achter de feiten aan. Een jaar geleden had het gezin meer baat gehad bij een ondertoezichtstelling. Sinds het drangkader is de communicatie in positieve zin veranderd. [naam kind] is drie weekenden per maand en één dag in de week bij de vader. De moeder verzet zich niet tegen een ondertoezichtstelling, maar verzoekt om de ondertoezichtstelling over zes maanden opnieuw te beoordelen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Op dit moment wordt [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Er is al lange tijd sprake van complexe relatieproblemen tussen de ouders. De ouders voeren voortdurend strijd met elkaar en kunnen niet op een constructieve manier met elkaar communiceren. De interactie tussen de ouders is zeer verstoord. Ook is [naam kind] meermalen getuige geweest van fysiek en verbaal geweld tussen de ouders. De ouders hebben [naam kind] onvoldoende stabiliteit en voorspelbaarheid geboden. Daarnaast heeft de moeder psychische problemen, waardoor zij soms impulsief heeft gehandeld. De hulpverlening in het vrijwillig kader is ontoereikend gebleken.
In februari 2021 is de GI gestart met het drangtraject. Sindsdien is sprake van een positieve ontwikkeling. De ouders hebben de onderlinge communicatie verbeterd en hebben afspraken gemaakt over de omgang met [naam kind]. Ook ontwikkelt [naam kind] zich leeftijdsadequaat. Deze ontwikkelingen zijn nog pril, waardoor de kans op terugval aanwezig is. Er bestaat een groot risico dat het de ouders zonder begeleiding van de GI niet lukt om de positieve ontwikkeling voort te zetten. De inzet van een jeugdbeschermer, middels een ondertoezichtstelling, is daarom noodzakelijk om de ouders te ondersteunen, de benodigde hulpverlening in te zetten en de belangen van [naam kind] te behartigen. Gelet op de prille positieve ontwikkeling, zal de kinderrechter [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden en het overig verzochte afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 11 januari 2022 tot 11 oktober 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 15 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.