ECLI:NL:RBROT:2022:295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
C/10/629098 / JE RK 21-3057
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2022 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling van [naam kind] was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 18 januari 2018 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging liep tot 18 januari 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 19 november 2021 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen en om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader van [naam kind] voor zes maanden te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2022 waren de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel verblijft in een open groep van het Bergse Bos en dat er een positief traject loopt om te onderzoeken of [naam kind] bij de vader kan wonen. De vader is het eens met het verzoek en heeft samen met de moeder gezamenlijk gezag aangevraagd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 januari 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 18 juli 2022, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/629098 / JE RK 21-3057
Datum uitspraak: 11 januari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en (verlenging) machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder].
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
19 november 2021, ingekomen bij de griffie op 22 november 2021.
Op 11 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft op een open groep van het Bergse Bos.
Bij beschikking van 18 januari 2018 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 18 januari 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 december 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 18 januari 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen met een jaar.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat het verzoek om machtiging uithuisplaatsing moet worden opgevat als een trajectmachtiging, te weten verlenging van de plaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder gevolgd door een plaatsing bij de vader.
[naam kind] verblijft al lange tijd op het Bergse Bos. Het afgelopen jaar is het traject Gezin Totaal ingezet om te onderzoeken of [naam kind] bij de vader kan wonen. Dit traject verloopt positief. [naam kind] doet het goed op de huidige groep en ook bij de vader thuis gaat het goed. De GI heeft van het Bergse Bos gehoord dat het de bedoeling is om [naam kind] met ingang van maart of april 2022 volledig bij de vader te plaatsen. Momenteel heeft de moeder begeleid contact met [naam kind]. De komende periode zal ook gekeken moeten worden wat de rol van de moeder wordt.

Het standpunt van de vader

De vader is het eens met het verzoek. De vader heeft samen met de moeder gezamenlijk gezag aangevraagd. De ouders willen er samen voor [naam kind] zijn. Op dit moment is [naam kind] van dinsdag op woensdag en van vrijdag tot en met zondag bij de vader thuis. De vader is blij als [naam kind] bij hem kan komen wonen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter zitting is er geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ook is de (verlenging) van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
[naam kind] is al meerdere keren uit huis geplaatst en heeft in zijn jonge leven veel emotionele schade opgelopen. Sinds mei 2020 verblijft hij op een open groep op het Bergse Bos. Hij krijgt hier structuur, duidelijkheid en behandeling. Al langere tijd is gebleken dat de moeder niet in staat is de opvoedverantwoordelijkheid over [naam kind] te dragen vanwege haar persoonlijke problematiek in combinatie met de gedragsproblemen van [naam kind].
Het afgelopen jaar is door middel van de inzet van het traject Gezin Totaal onderzocht of [naam kind] bij de vader kan wonen. Dit traject verloopt positief en beide ouders staan hierachter. In de zomer heeft [naam kind] samen met de vader deelgenomen aan de gezinsverkenningsweek en vervolgens is ambulante hulpverlening in de thuissituatie ingezet. Momenteel verblijft [naam kind] vier dagen in de week bij de vader. Naar verwachting zal [naam kind] in maart of april 2022 volledig bij de vader gaan wonen. De komende periode is het belangrijk dat deze plaatsing zorgvuldig en gefaseerd plaatsvindt. Ook dient gekeken te worden welke rol voor de moeder is weggelegd en hoe de omgang met [naam kind] eruit moet komen te zien.
Een trajectmachtiging sluit het meeste aan bij de huidige situatie. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengen, welke machtiging gevolgd wordt door plaatsing bij de vader, tezamen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 18 januari 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, gevolgd door een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader tot
18 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 15 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.