ECLI:NL:RBROT:2022:2968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
FT EA 22/50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die in financiële problemen verkeerde, had een verzoekschrift ingediend waarin hij vroeg om de schuldsaneringsregeling toe te passen. Tijdens de zitting op dezelfde dag is de verzoeker gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldeed aan de gestelde eisen en dat de verzoeker in een toestand verkeerde waarin hij had opgehouden te betalen of redelijkerwijs niet in staat was om zijn schulden te voldoen. Er was onvoldoende grond voor afwijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de goede trouw van de verzoeker met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden. De verzoeker had een doorlopend krediet bij ING Bank N.V. en had zijn onderneming overgedragen aan een medewerker zonder overleg met de bank. Dit leidde tot de conclusie dat de schuld aan ING Bank N.V. niet te goeder trouw was ontstaan. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verzoeker zijn situatie voldoende had gestabiliseerd door zijn onderneming te staken en hulp te ontvangen van de gemeente Rotterdam. Hij was bezig met zijn terugkeer op de arbeidsmarkt en had inzicht in zijn financiële situatie.

De rechtbank concludeerde dat, ondanks het ontbreken van goede trouw, het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kon worden toegewezen omdat de verzoeker de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle had gekregen. De rechtbank sprak de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit en benoemde mr. B.A. Cnossen tot rechter-commissaris. Tevens werden er beslissingen genomen over de vergoeding van de bewindvoerder en de opening van brieven gericht aan de schuldenaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 april 2022
[verzoeker],
[adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 7 april 2022.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schuld van verzoeker aan ING Bank N.V.. Verzoeker heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bij de ING Bank N.V. een doorlopend krediet had lopen sinds 2004, in het kader waarvan ten behoeve van ING Bank N.V. een pandrecht was gevestigd. Verzoeker heeft verklaard dat zijn bedrijf in financiële moeilijkheden kwam tijdens de covidpandemie. Verzoeker heeft verklaard daarop de gehele onderneming zonder tegenprestatie te hebben overgedragen aan een van zijn medewerkers, aan wie hij nog enkele maanden loon verschuldigd was. ING Bank N.V. heeft aangegeven dat verzoeker dit zonder overleg met de bank heeft gedaan. Verzoeker heeft dit bevestigd. Deze schuld is naar haar aard niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten en staat in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. De schuldenlast van verzoeker vloeit (grotendeels) voort uit zijn onderneming, welke onderneming verzoeker inmiddels is gestaakt. Hij heeft nu inzicht in zijn financiële situatie en maakt geen nieuwe schulden. Daarnaast krijgt verzoeker hulp van de gemeente Rotterdam: hij is bezig om met hulp van een werkcoach van de gemeente Rotterdam zijn terugkeer te maken op de arbeidsmarkt. Ook is hij in behandeling voor zijn psychische en fysieke klachten. Verzoeker erkent zijn verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de schulden en laat zien dat zijn situatie voldoende is gestabiliseerd. Door bovenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3..De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen
en tot bewindvoerder B. van Huessen,
gevestigd te Postbus 187,
3330 AD Zwijndrecht;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
M. Melissant, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.